• No results found

7. De omgeving

7.3 Resultaten interviews

7.3.6 Verwerking interview decaan

Leerlingbegeleiding

De decaan verstaat onder leerlingbegeleiding alle activiteiten, zowel groeps- als één op één activiteiten, die een leerling helpt zichzelf te zijn, te doen wat hij kan en wat hij wil.

De leerlingbegeleiders zijn in de eerste plaats de mentoren, zij zijn eerstelijns begeleiders. Daarnaast is de RT-er, zorgcoördinator, vertrouwenspersoon, schoolmaatschappelijk werker en de decaan de begeleiders op speciale terreinen. Alle experts zijn naast vakdocent mentor, hiervoor krijgen ze extra (overleg)tijd en de manier waarop we beoordelen: het proces en product wordt beoordeeld.

Daarnaast kan via het portfolio de leerling veel mogelijkheden bieden zichzelf te ontwikkelen en kan de mentor dit volgen en begeleiden.

Leerlingbegeleiding en LOB45

Binnen LOB is het belangrijk dat binnen de leerlingbegeleiding de nadruk wordt gelegd op: ‘Wie ben jij en wat wil jij? Is het jouw keus? Vertrouwen speelt hierbij een grote rol.

De rol die de decaan hier in heeft, is initiatieven aanreiken om verder te kijken dan de familie groot is. De mentor dient de kwaliteiten van de leerling te benoemen, feedback geven op wie het kind is en wat het doet, steeds weer helpen te reflecteren op de vragen: ‘Wat betekent dit nu voor jou? Wat heb je nodig?’ waarbij de grenzen worden aangeven met behoud van de relatie. De betrokkenheid van ouders bij school helpt. En de leerling dient bewust te worden van zijn eigen

verantwoordelijkheid en de keuzes en de gevolgen daarvan. LOB en de Marokkaanse leerling

In de begeleiding van leerlingen van Marokkaanse afkomst is het belangrijk dat begeleiders weet hebben van de Marokkaanse cultuur en de verschillen met de Nederlandse cultuur, waardoor je weet dat bepaalde aspecten (bv. christelijke feestdagen, Suikerfeest, wijze van respect tonen, lichaamstaal) voor leerlingen van Marokkaanse afkomst anders zijn dan voor autochtone leerlingen. Linda: ‘Begrip hebben voor de verschillen zonder de eisen op onderwijsgebied aan te passen.’

Wat sterk is binnen de LOB van Marokkaanse leerlingen is dat zij heel erg kijken naar ‘wie ben ik, wat kan ik en wat wil ik?’ Gevoel van eigenwaarde groeit en de mentor begeleidt dit proces waardoor de vertrouwensband wordt versterkt. LOB vindt niet alleen op school plaats, maar juist ook buiten de deur, bedrijven, thuis, opleidingen e.d. LOB hoeft niet alleen in woorden te worden geëvalueerd. Beeldtaal via kunst en cultuur wordt aangemoedigd. Hierin kan de Marokkaanse leerlingen ook zijn of haar eigen ‘roots’ verwerken.

Wat beter kan in de LOB van Marokkaanse leerlingen is dat er nader bekeken moet worden wat we voor deze doelgroep extra cq. anders kunnen doen. Linda denkt aan identificatiepersonen de school binnen halen en de Marokkaanse cultuur specifiek een plaats geven in de opdrachten.

Invloed Marokkaanse cultuur

Als het gaat om keuzes die leerlingen van Marokkaanse afkomst voornamelijk maken, wordt er vaker een opleiding gekozen die past in de familie, wat bekend is. Sommige beroepen hebben in de

Marokkaanse cultuur een ander aanzien dan in de Nederlandse cultuur. Veel geld verdienen is een belangrijke drijfveer voor jongens. Meisjes kiezen vaak een verzorgend beroep wat ze binnenshuis

44Linda Kruijthoff is decaan en coördinator ‘Brede School’. Zij werkt sinds 1,5 jaar op het Amadeus Lyceum. 45 Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding

kunnen uit oefenen, bijvoorbeeld kapper of schoonheidsspecialiste. Bekendheid met het beroep of studie in de familie speelt een belangrijke rol, zowel in TL als in de Tweede Fase.

Veel Marokkaanse leerlingen laten hun keuze beïnvloeden door de Marokkaanse cultuur en enigszins door hun religieuze overtuiging, kijkend naar de rol van de jongens en meisjes. Of er sprake is dat de Islam een rol speelt binnen LOB, dat ervaart Linda niet.

Betrokkenheid ouders, school en LOB

Linda ervaart de betrokkenheid van de Marokkaanse ouders pas wanneer het met hun kind op school niet goed gaat. Ze heeft dan maar heel weinig contact met Marokkaanse ouders gehad. Wat ze lastig vindt in de relatie met Marokkaanse ouders zijn de beschuldigingen die je onzeker kunnen maken in je handelen. Ze geeft als voorbeeld: ‘Een keer zei een vader beschuldigend na afloop van het gesprek dat ‘zij als Marokkanen altijd beter hun best moeten doen dan de Nederlanders.’ Dit vind ik

vervelend en maakt mij onzeker omdat je het zo goed mogelijk wil doen en juist niet anders wil handelen.’

Om de betrokkenheid van de ouders te stimuleren, kan de school hen inzetten op een manier dat zij hun cultuur meer laten zien, bijvoorbeeld een workshop over koken, reizen of geloof. Of dat

‘Identificatieouders’ een workshop geven over hun beroep.

Om meer betrokken te zijn bij binnen LOB van hun kind, kunnen ouders meer praten met hun kind over de mogelijke keuzes, het respecteren van de eigen keuze en mee gaan op ontdekkingsreis van hun kind.

Knelpunten

Jongens komen niet uit zichzelf naar haar toe, de meisjes wel. Jongens zeggen vaker ‘ja’ en doen dan ‘nee’.

Meisjes kiezen voor beroepen binnenshuis en ontwikkelen daardoor hun talenten te weinig of zetten deze te weinig in.

Daarnaast denkt de decaan dat Marokkaanse leerlingen meer tegen hun identiteitsontwikkeling aanlopen: ‘Wie ben ik zelf, wat kan ik zelf en wat wil ik zelf? Enerzijds vanwege de eisen en de normen en waarden van de school, anderzijds die van thuis. Ze leven in twee verschillende werelden.’