• No results found

3 METHODOLOGIE

3.3.3 Verwerking van de data

Aan het onderzoek namen in totaal 47 kinderen deel (24 basisschool, 23 residentiële instelling) die dus elk antwoordden op 14 vragen. In theorie zou dit 658 relevante antwoorden opleveren inclusief de antwoorden op de 8 filler-vragen en 282 relevante antwoorden zonder de filler-vragen. In de praktijk waren er 130 relevante antwoorden (46%), waarvan 72 uit de basisschool (55%) en 58 uit de residentiële instelling (45%). De kinderen in de basisschool (55%) hebben dus iets vaker relevantere antwoorden gegeven dan de kinderen in de residentiële instellingen (45%). 3 kinderen uit de residentiële instellingen gaven geen enkel relevant antwoord. Het is belangrijk om te vermelden dat de kinderen in het algemeen altijd relevant antwoordden. Hun antwoord bevatte enkel niet altijd een rode of groene werkwoordvolgorde, wat het niet relevant maakt voor dit onderzoek. Verder maakten de kinderen in de residentiële instellingen ook meer grammaticale fouten (24%) ten opzichte van de kinderen uit de basisschool (11%). Ten slotte waren er ook 12 filler-vragen die een rode of groene volgorde uitlokten. Figuur 9 en tabel 8 tonen de verdeling van de relevante antwoorden van de respondenten uit de basisschool en de residentiële instelling.

Basisschool Residentiële instelling

71 (54,6%) 59 (45,4%)

Figuur 9: Algemene verdeling van de respondenten in relatie met het aantal relevante antwoorden voor dit onderzoek

Tabel 8: Algemene verdeling van de respondenten in relatie met het aantal relevante antwoorden voor dit onderzoek.

Figuur 10: Verdeling van de leeftijd van de respondenten in relatie met het aantal relevante antwoorden voor dit onderzoek

Derde kleuterklas Eerste leerjaar Tweede leerjaar 43 (33,1%) 42 (32,3%) 45 (34,6%)

Tabel 9: Verdeling van de leeftijd van de respondenten in relatie met het aantal relevante antwoorden voor dit onderzoek

Figuur 10 en tabel 9 geven een overzicht van de verdeling van het totaal aantal relevante antwoorden per leeftijd van de respondenten. De verdeling is vrij gelijk. In totaal werd 33,1% (43) van de antwoorden gegeven door kinderen uit de derde kleuterklas, 32,3% (42) door kinderen uit het eerste leerjaar en 34,6% (45) door kinderen van het tweede leerjaar. Alle leeftijdsgroepen gaven ongeveer evenveel relevante antwoorden.

Man Vrouw

Figuur 11: Verdeling van het geslacht van de respondenten in relatie met het aantal relevante antwoorden voor dit onderzoek

Man Vrouw

62 (47,7%) 68 (52,3%)

Tabel 10: Verdeling van het geslacht van de respondenten in relatie met het aantal relevante antwoorden voor dit onderzoek

Figuur 11 en tabel 10 geven het totaal aantal antwoorden per geslacht weer. De vrouwelijke respondenten hebben in totaal 52,3% (68) relevante antwoorden gegeven en de mannelijke respondenten 47,7% (62). De vrouwelijke respondenten gaven dus iets meer relevante antwoorden dan de mannelijke respondenten.

De relevante antwoorden werden ingegeven in een Excelbestand. Het bestand bevat de afhankelijke variabele: de woordvolgorde in de tweeledige werkwoordelijke eindgroep en de onafhankelijke variabelen: basisschool/instelling, leeftijd (leerjaar) en geslacht. De resultaten werden verwerkt met SPSS-25 en getest op hun significantie met de chikwadraattoets.

54% van de antwoorden werd als irrelevant beschouwd. Deze antwoorden bevatten ofwel geen omdat-constructie en bijgevolg ook geen groene of rode werkwoordvolgorde (voorbeeldzin 12), een onvoltooid tegenwoordige tijd (voorbeeldzin 13), een onvoltooid verleden tijd (voorbeeldzin 14) of geen antwoord. In tegenstelling tot het vorige onderzoek (van Eetvelde, 2019) werden beide volgordes niet gemengd (doubling error: Meyer & Weerman, 2016, p. 194) (voorbeeldzin 15) en was er geen antwoord met een middenstuk tussen het voltooid deelwoord en het hulpwerkwoord (voorbeeldzin 16).

(12) “door een overstroming” (Vraag: waarom is de straat nat?) (13) “omdat ze weent” (Vraag: waarom heeft dat kindje rode ogen?) (14) “omdat het sneeuwde” (Vraag: waarom is het buiten zo wit?)

(15) “omdat het heeft gesneeuwd heeft” (Vraag: waarom is het buiten zo wit?) (16) “omdat ie heeft te veel gegeten” (Vraag: waarom heeft deze jongen genoeg?)

Antwoorden die een grammaticale fout bevatten hetzij in de keuze van het hulpwerkwoord of in de vervoeging werden wel als relevant beschouwd, maar met de vermelding van (fout) (voorbeeldzin 17 en 18). Ze geven namelijk wel de voorkeur van het kind voor een bepaalde volgorde weer. De 12 filler-vragen die ook een rode of groene werkwoordvolgorde uitlokten, werden om dezelfde reden als relevant beschouwd (voorbeeldzin 19).

(17) “omdat hij te veel gegeet heeft” (Vraag: waarom heeft het kindje genoeg?) (18) “omdat hij aan haar haar getrokken heb” (Vraag: waarom heeft dit meisje

pijn?)

(19) “omdat hij haar geduwd heeft” (Filler-vraag 10: waarom is dit meisje droevig?)

Onderstaande tabel geeft een beknopt overzicht van het aantal antwoorden.

Basisschool Residentiële Instelling

Relevante antwoorden in de praktijk 130

72 (55%) 58 (45%)

Waarvan fillers 8 4

Aantal fouten 8 (11%) 14 (24%)

Aantal onbruikbare participanten 0 3

4

RESULTATEN

Dit hoofdstuk bevat de resultaten van het onderzoek naar de rode en de groene volgorde in de tweeledige werkwoordelijke eindroep bij geplaatste en niet-geplaatste kinderen. In de onderstaande paragrafen worden de resultaten per onderzoeksvraag weergegeven. Zowel de afhankelijke variabele: de woordvolgorde in de tweeledige werkwoordelijke eindgroep als de onafhankelijke variabelen: basisschool/instelling, leeftijd (leerjaar) en geslacht worden besproken. In het volgende hoofdstuk worden mogelijke verklaringen voor de resultaten gegeven.

4.1 De voorkeur voor de rode of groene werkwoordvolgorde bij geplaatste en niet- geplaatste kinderen

Figuur 12 en tabel 12 geven een antwoord op de hoofdonderzoeksvraag of de voorkeur voor de rode of groene werkwoordvolgorde bij geplaatste en niet-geplaatste kinderen varieert. In totaal bevraagden we 47 kinderen, waarvan 24 uit de basisschool en 23 uit de residentiële instellingen uit de derde kleuterklas, het eerste en het tweede leerjaar via de afbeeldingenmethode. Elk kind moest 14 vragen met bijhorende afbeeldingen beantwoorden. Idealiter leverde het experiment 282 relevante antwoorden op. In de praktijk waren dit er maar 130 (46%).

Basisschool Residentiële instelling Groen 57 (80,3%) 52 (88,1%) Rood 14 (19,7%) 7 (11,9%)

Figuur 12 en tabel 12 illustreren dat zowel de kinderen uit de basisschool als de kinderen uit de residentiële instellingen een voorkeur hebben voor de groene volgorde. 80,3% van de kinderen in de basisschool gaf de voorkeur aan de groene volgorde ten opzichte van 88,1% in de residentiële instellingen. Bij de kinderen in de basisschool is er wel een iets grotere voorkeur voor de rode volgorde (19,7%) te zien in vergelijking met de kinderen in de residentiële instellingen (11,9%).

Er was nog geen eerder wetenschappelijk onderzoek verricht naar de rode en de groene werkwoordvolgorde bij kinderen in een residentiële instelling dus kunnen we ze ook niet vergelijken.

Uit de chikwadraattoets blijkt echter dat het verschil tussen geplaatste en niet-geplaatste kinderen en hun voorkeur voor de rode of de groene volgorde niet significant is (p > 0,05). We kunnen dus concluderen dat kinderen in een residentiële instelling en kinderen die niet in een residentiële instelling verblijven evenveel rode en groene volgordes gebruiken.

4.2 Algemene verdeling van de rode en groene volgorde bij kinderen uit de derde kleuterklas tot het tweede leerjaar

Vorige paragraaf gaf het verschil weer in keuze voor de rode en groene volgorde bij kinderen in een residentiële instelling en in een basisschool. Onderstaande paragraaf neemt de resultaten samen en geeft de algemene voorkeur weer voor een van beide volgordes. Deze paragraaf geeft dus een antwoord op de tweede onderzoeksvraag: wat in het algemeen de meest gekozen volgorde is.

Tabel 12: Verdeling van de rode en de groene werkwoordvolgorde bij de variabele instelling/basisschool

Figuur 13: Algemene verdeling van de rode en de groene werkwoordvolgorde

Groene volgorde Rode volgorde

109 (83,3%) 21 (16,2%)

Tabel 13: Algemene verdeling van de rode en de groene werkwoordvolgorde

Figuur 13 en tabel 13 tonen de algemene verdeling tussen de rode en groene werkwoordvolgorde. De participanten hadden een voorkeur voor de groene volgorde. 83,3% (109) van de gegeven antwoorden bevatte een groene volgorde tegenover 16,2% (21) rode volgordes.

In vergelijking met de voorgaande onderzoeken in dezelfde setting (Desmet, 2018; van Eetvelde, 2019) observeren we gelijkaardige resultaten. De groene werkwoordvolgorde genoot ook de voorkeur bij de respondenten in Tielt (2018) en in Gent (2019). De respondenten in dit onderzoek kozen wel vaker voor de groene volgorde dan in de vorige onderzoeken. 83,3% van onze respondenten gebruikte een groene volgorde ten opzichte van 53% van de respondenten in 2019 en 46,7% in 2018. Zuckerman (2001) vond ook een sterke voorkeur voor de groene volgorde bij de jongste groep kinderen in zijn onderzoek. Zoals al eerder vermeld in de literatuur, schrijft hij dit toe aan het idee dat de groene volgorde de

basisvolgorde is of de meest economische volgorde (Zuckerman, 2001, p. 90). Meyer en Weerman (2016) zagen net de rode volgorde als basisvolgorde.

4.3 Invloed van de leeftijd op de gekozen volgorde

De derde onderzoeksvraag of de invloed van de leeftijd op de gekozen volgorde, wordt besproken in de volgende paragraaf.

Figuur 14: Verdeling van de rode en de groene volgorde bij de variabele leeftijd

Derde kleuterklas Eerste leerjaar Tweede leerjaar Groen 40 (93%) 29 (69%) 40 (88,9%) Rood 3 (7%) 13 (31%) 5 (11,1%)

Tabel 14: Verdeling van de rode en de groene volgorde bij de variabele leeftijd

Uit figuur 14 en tabel 14 is er een kleine trend op te merken. Zowel kinderen uit de derde kleuterklas (93%), het eerste leerjaar (69%) als het tweede leerjaar (88,9%) verkiezen de groene volgorde, maar er is onderling een wisselende voorkeur voor de rode volgorde. Kinderen uit de derde kleuterklas gebruikten in 7% (3) van de gevallen de rode volgorde, kinderen uit het eerste leerjaar in 31% (13) van de antwoorden en kinderen uit het tweede leerjaar in 11,1% (5) van het totaal. In het eerste leerjaar gebruikten ze dus vaker de rode volgorde dan in de derde kleuterklas en het tweede leerjaar.

Uit de chikwadraattoets blijkt dat het verband tussen de werkwoordvolgorde en de leeftijd (leerjaar) significant is (χ² = 10,310, df = 2, p = 0,006). De gammatest geeft een positief verband aan tussen de twee variabelen (ɣ = 0,087).

Desmet (2018), van Eetvelde (2019), Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016) merkten ook al een evolutie op in het taalverwervingsproces van de rode en de groene volgorde. Het grote verschil is dat in de vorige onderzoeken er altijd een overgang was van een hoofdvoorkeur van de groene volgorde naar de rode volgorde variërend in leeftijd. Bij Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016) start de overgang van de groene naar de rode volgorde bij 5 à 6-jarigen. In de Vlaamse onderzoeken kiezen de kinderen pas vaker voor de rode volgorde op de leeftijd van 7 à 8 - 9 à 10 jaar (Desmet, 2018) en 11 à 12 jaar (van Eetvelde, 2019). Na een rode periode kozen de participanten op 15 à 16-jarige leeftijd (Desmet, 2018) of op volwassen leeftijd (van Eetvelde, 2019) terug voor de groene volgorde, in tegenstelling tot Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016). Hier is er enkel sprake van een stijging van het aantal rode volgordes terwijl de groene volgorde nog steeds de meest geprefereerde is. Enkel de kleine piek van rode volgordes in het eerste leerjaar verschilt. Tabel 15 vergelijkt de resultaten uit de vorige masterproeven van Desmet (2018) en van Eetvelde (2019) met de resultaten uit dit onderzoek. Tabel 15 toont de voorkeur van de respondenten voor de werkwoordvolgordes per leeftijdsgroep en in percentages. De hoofdvoorkeur voor de groene volgorde bij deze leeftijdsgroepen komt overeen met de resultaten van Desmet (2018) en van Eetvelde (2019), alhoewel de voorkeur voor de groene volgorde veel uitgesprokener is in dit onderzoek. De jongste leeftijdsgroepen bij Desmet en van Eetvelde hadden respectievelijk in 73,3% en 61,1% van de gevallen een voorkeur voor de groene volgorde, terwijl dit in ons onderzoek 93% was. De kinderen uit het tweede leerjaar kozen bij Desmet en van Eetvelde in ongeveer 60% van de antwoorden voor de groene volgorde. In ons onderzoek was dit bijna 30% meer, namelijk 88,9%.

Desmet (2018) van Eetvelde (2019) De Waele (2020)

Groen Rood Groen Rood Groen Rood

Derde kleuterklas 73,3% 26,7% 61,1% 38,9% 93% 7%

Eerste leerjaar / / 69% 31%

Tweede leerjaar 65,9% 34,1% 61,1% 38,8% 88,9% 11,1%

Tabel 15: Vergelijking van de voorkeur voor de rode en de groene werkwoordvolgorde per leeftijdsgroep met de afbeeldingenmethode uit Desmet (2018), van Eetvelde (2019)

4.4 Invloed van het geslacht op de gekozen volgorde

Met de vierde en laatste onderzoeksvraag willen we het effect van het geslacht op de volgorde in de werkwoordelijke eindgroep nagaan. Onderstaande paragraaf gaat dieper in op die resultaten.

Figuur 15: Verdeling van de rode en de groene volgorde bij de variabele geslacht

Man Vrouw

Groen 52 (83,9%) 57 (83,8%) Rood 10 (16,1%) 11 (16,2%)

Tabel 16: Verdeling van de rode en de groene volgorde bij de variabele geslacht

Figuur 15 en tabel 16 tonen de invloed van het geslacht op de gekozen werkwoordvolgorde. Zowel uit de figuur als uit de tabel blijkt dat het verschil verwaarloosbaar is. De vrouwelijke respondenten kozen in 83,8% (52) van de gevallen voor een groene volgorde en in 16,2% (11) van de gevallen voor een rode volgorde tegenover respectievelijk 83,9% (52) en 16,1% (10) bij de mannelijke respondenten.

Net zoals bij Desmet (2018) en van Eetvelde (2019) is het verband tussen het geslacht en de voorkeur voor de groene of de rode werkwoordvolgorde niet significant met een p-waarde > 0,05.

5

DISCUSSIE EN CONCLUSIE

In dit hoofdstuk blikken we terug op ons experimenteel onderzoek naar variatie in de tweeledige werkwoordelijke eindgroep bij geplaatste en niet-geplaatste kinderen. Hieronder worden de resultaten uit hoofdstuk 4 per onderzoeksvraag samengevat met de bijhorende verklaringen. In 5.1 komt de hoofdonderzoeksvraag aan bod en in 5.2, 5.3 en 5.4 de respectievelijke deelvragen. Tot slot volgt in 5.5 een algemene conclusie waarin we onder meer kritisch reflecteren over dit onderzoek en suggesties geven voor vervolgonderzoek.

Het doel van deze masterproef was om de voorkeur voor de rode (AUX-PART) en de groene werkwoordvolgorde (PART-AUX) te vergelijken bij kinderen die in een residentiële instelling verblijven met kinderen die niet in een residentiële instelling verblijven. Residentiële opvang van kinderen heeft een impact en soms zelfs negatieve impact op het kind, zijn ontwikkeling (Bilson, 2009) en taalgebruik (Windsor et al., 2007). Kinderen in residentiële instellingen zouden daarom vaker de groene volgorde gebruiken omdat die economischer is (Zuckerman, 2011). Daarnaast onderzoeken we welke volgorde in het algemeen het vaakst gebruikt wordt en of de variabelen leeftijd en geslacht de voorkeur voor een van de twee werkwoordvolgordes beïnvloedt.

In totaal namen 47 kinderen deel aan het experiment, waarvan 24 kinderen uit basisschool De Kei uit Lierde en 23 kinderen uit 2 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning: CKG Den Boomgaard te Lierde en CKG Zonneheuvel te Zottegem. De kinderen konden ingedeeld worden in 3 verschillende leeftijdsgroepen: de derde kleuterklas (5 à 6 jaar), het eerste leerjaar (6 à 7 jaar) en het tweede leerjaar (7 à 8 jaar). Er namen ongeveer evenveel jongens (25) als meisjes (22) deel. Zoals in gelijkaardig onderzoek (Desmet, 2018; van Eetvelde, 2019; Zuckerman, 2001) werd er gebruik gemaakt van de afbeeldingenmethode of de picture naming task. Met als doel zo veel mogelijke rode en groene werkwoordvolgordes uit te lokken, stelden we de kinderen 14 vragen met 14 bijhorende afbeeldingen.

5.1 Is er een verschil in de voorkeur voor de rode of groene werkvoordvolgorde bij kinderen die in een residentiële instelling verblijven in vergelijking met kinderen die niet in een residentiële instelling verblijven?

In de eerste hypothese voorspelden we dat de kinderen uit de residentiële instellingen vaker de groene volgorde zouden gebruiken, aangezien residentiële opvang een negatieve impact kan hebben op de ontwikkeling van het kind (Bilson, 2009) en zijn taalgebruik (Windsor et al., 2007). Volgens Zuckerman (2001) is de groene volgorde namelijk de basisvolgorde en is ze economischer dan de rode volgorde.

Uit de resultaten blijkt dat de kinderen in de residentiële instellingen inderdaad een iets grotere voorkeur hadden voor de groene volgorde (88,1% ten opzichte van 80,3%) en dat de kinderen uit de basisschool ook een iets grotere voorkeur hadden voor de rode volgorde (19,7% in vergelijking met 11,9%). Uit de chikwadraattoets blijkt echter dat de resultaten onvoldoende significant zijn (p > 0,05). We hebben dus besloten dat er geen verschil is in voorkeur tussen geplaatste en niet-geplaatste kinderen. Ze gebruiken beiden evenveel rode als groene volgordes. De kinderen uit de residentiële instellingen maakten wel meer grammaticale fouten (24%) ten opzichte van de kinderen uit de basisschool (11%).

Ondanks de verscheidene wetenschappelijke bronnen die duiden op enige achterstand bij kinderen in residentiële instellingen (Bilson, 2009; Browne et al., 2005; Castle et al., 1999; van IJzendoorn et al., 2011; Windsor et al., 2007; Zhukova et al., 2019) moeten we concluderen dat geplaatste kinderen dezelfde voorkeur hebben als niet-geplaatste kinderen. Er zijn mogelijk drie verklarende factoren. Ten eerste blijkt uit Castle et al. (1999) dat de duur van de institutionalisering samenhangt met de achterstand. Aangezien CKG’s gericht zijn op een tijdelijk residentieel verblijf, is de impact op het kind waarschijnlijk ook miniem. Ten tweede gaan de 14 kinderen uit het CKG Den Boomgaard (Lierde) ook naar dezelfde basisschool als de kinderen uit de controlegroep (Basisschool De Kei). De leerkrachten en de inhoud van de lessen kon dit resultaat ook beïnvloed hebben. Ten slotte kan het hogere aantal fouten bij de kinderen uit de residentiële instellingen ook te wijten zijn aan een andere problematiek. 10 van de 23 kinderen hebben al eens een jaar moeten overdoen, 3 van de 23 kinderen zitten in het Buitengewoon Lager Onderwijs, 4 van de 23 kinderen volgen logopedie en 5 van de 23

revalidatie. Daarnaast hebben sommigen ook ADHD en specifieke schrijf-, lees- of gedragsproblemen.

Dat er geen verschil is tussen de kinderen uit de residentiële instellingen en de kinderen in de residentiële instellingen moet genuanceerd worden. Het aantal residentiële instellingen en bijgevolg het aantal participanten was beperkt en vervolgonderzoek op grotere schaal is nodig om verdere besluiten te trekken.

5.2 Wat is in het algemeen de meest gekozen volgorde?

Voor de eerste deelvraag werden alle relevante antwoorden samengenomen, om de globale voorkeur voor een bepaalde werkwoordvolgorde te achterhalen. Gelijkaardig met vorig onderzoek (Desmet, 2018; van Eetvelde, 2019) hadden de participanten een voorkeur voor de groene volgorde (83,3%) tegenover de rode werkwoordvolgorde (16,2%). Het is wel opvallend dat de voorkeur bij onze participanten uitgesprokener is dan in de vorige Vlaamse onderzoeken (53% koos in 2019 (van Eetvelde) voor de groene volgorde en 46,7% in 2018 (Desmet)).

De resultaten bevestigen de tweede hypothese dat de Oost-Vlaamse kinderen vaker de groene werkwoordvolgorde gebruiken en er zijn verschillende redenen voor. Het experiment vond plaats in Lierde en Zottegem, in Zuid-Oost-Vlaanderen. Uit De Sutter et al. (2005) en De Sutter (2005) blijkt dat in (Oost-)Vlaanderen vaker de groene volgorde wordt gebruikt. De kinderen krijgen op deze manier ook veel groene volgordes te horen in het dagelijkse leven, dus zijn ze vaker geneigd om die ook te gebruiken. Vervolgens werd het experiment mondeling afgenomen in de vorm van een dialoog. De modus en de mate van interactie hebben volgens De Sutter et al., 2005; De Sutter, 2005 ook een invloed op de werkwoordvolgorde. In gesproken taal en bij een hoge mate van interactie (bv. bij dialogen) is er een hogere kans op de groene werkwoordvolgorde. Daarnaast was er ook een hoge productiedruk en een lage redactionele controle. De kinderen kregen tijdens het experiment weinig tijd om na te denken en konden hun antwoord ook niet eenvoudig aanpassen. Deze omstandigheden zijn ook factoren die een groene volgorde kunnen uitlokken (De Sutter et al., 2005; De Sutter, 2005). Bovendien lokte ons onderzoek net zoals in van Eetvelde meer voltooid deelwoorden uit met een klemtoon op het einde, aangezien de relevante vragen gelijk waren aan de vragen uit haar onderzoek. Arfs (2007) toont aan dat de keuze voor de groene volgorde toeneemt bij voltooid deelwoorden met een klemtoon op het einde. Ten

slotte blijkt uit het onderzoek van Desmet (2018, p. 54) dat de afbeeldingenmethode of de picture naming task in het algemeen vaker gepaard gaat met de groene volgorde. Bij de afbeeldingenmethode is er, zoals eerder al vermeld, een hogere mate van interactie die leidt tot een hogere productiedruk.

De uitgesproken voorkeur voor de groene volgorde zou verklaard kunnen worden door de leeftijd van de participanten (cf. 5.3). In ons onderzoek hadden de oudste kinderen een leeftijd van 7 à 8 jaar (tweede leerjaar), terwijl in de vorige Vlaamse onderzoeken de oudste leeftijdsgroep respectievelijk 11 à 12 jarigen (zesde leerjaar) waren bij van Eetvelde (2019) en 15 à 16 jarigen (vierde middelbaar) bij Desmet (2018). In deze onderzoeken werd er dan ook een onderscheid gemaakt tussen een jonge en een oudere leeftijdsgroep. Dit was hier niet het geval. Dat de groene werkwoordvolgorde de voorkeur geniet is niet verrassend en bevestigt vorig wetenschappelijk onderzoek.

5.3 Wat is het effect van de leeftijd op de gekozen volgorde?

In hypothese 3 verwachtten we dat de voorkeur voor de rode of de groene werkwoordvolgorde samenhangt met de leeftijd. Jongere kinderen verkiezen de groene volgorde. Vanaf de leeftijd van 6 à 8 jaar tot 10 à 12 jaar verkiezen ze de rode volgorde om als ze ouder zijn terug de groene volgorde te gebruiken (Desmet, 2018; van Eetvelde, 2019).

Aangezien ons onderzoek maar werd uitgevoerd bij kinderen tot het tweede leerjaar (7 à 8 jaar) kunnen we de hypothese niet volledig bevestigen. De kinderen uit ons onderzoek hadden een grote voorkeur voor de groene volgorde met respectievelijk 93% (derde kleuterklas), 69% (eerste leerjaar) en 88,9% (tweede leerjaar). Hoewel de groene volgorde de hoofdvoorkeur genoot, gebruikten de kinderen uit het eerste leerjaar dus 20% vaker de rode volgorde dan in de derde kleuterklas en het tweede leerjaar. Uit de chikwadraatanalyse blijkt dat het verband tussen de werkwoordvolgorde en de leeftijd (leerjaar) significant is (p = 0,006). De gammatest geeft een positief verband aan tussen de twee variabelen (ɣ = 0,087).