• No results found

In deze paragraaf worden de verwachte resultaten van het diagnostisch traject op de doorlooptijden gepresenteerd. Als eerste zal de doorlooptijd voor de diagnostisch patiënt behandeld worden in subparagraaf 7.3.1. Vervolgens zal het effect hiervan op de overige patiënten en de totale doorlooptijd van de SEH uitgewerkt worden in subparagraaf 7.3.2.

7.3.1 Verwachte doorlooptijden diagnostisch traject

De bovenste tijdlijn in figuur 7.3 stelt de gemiddelde patiënt voor, die voor het diagnostisch traject in aanmerking komt in de huidige situatie. Het cijfer 0 staat voor 0 minuten en moet de aankomst van de patiënt voorstellen. De 6 staat voor 6 minuten, dit is het gemiddelde tijdstip waarop de triage begint. Na in totaal 12 minuten wordt de patiënt door de verpleegkundige in behandeling genomen. Op minuut 50 heeft de gemiddelde diagnostische patiënt voor het eerst contact met een arts-assistent. Na 12 of 50 minuten worden ook de onderzoeken van het laboratorium of de radiologie begonnen. Het duurt gemiddeld een kwartier voordat de patiënt vertrekt nadat de patiënt klaar voor vertrek is.

Figuur 7.3: oude en nieuwe doorlooptijd diagnostische patiënt Bron: eigen onderzoek De onderste lijn in figuur 7.3 laat de geplande doorlooptijd van een gemiddelde diagnostische patiënt na invoering van het diagnostisch traject zien. Als deze tijd wordt gehaald dan betekent dit een reductie van 42 procent in de doorlooptijden voor de diagnostische patiënten. Deze reductie kan gerealiseerd worden doordat de stappen wachten voor triage, wachten voor in behandeling name, het eerste contact met de arts-assistent en het wachten op vertrek geëlimineerd worden. De stappen die voor de diagnostische patiënt overblijven zijn de triage en anamnese (ineen), het onderzoek en het stellen van de diagnose en afhandeling door de specialist. Wil men de norm van 96 minuten halen, dan moet er aan een aantal voorwaarden voldaan worden:

¾ de triage / anamnese begint op het geplande tijdstip;

¾ de diagnostische onderzoeken worden gemiddeld binnen 59 minuten (lab. tijd) afgerond; ¾ de afhandeling van de specialist gebeurt binnen 20 minuten;

¾ het ophalen door de afdeling gebeurt rechtstreeks na de afhandeling van de patiënt.

Tijdens de meting is een gemiddelde tijd voor het laboratorium van 121 minuten naar voren gekomen voor de diagnosecodes die voor het diagnostisch traject in aanmerking komen, dit is echter de langste laboratoriumtijd. Als deze laboratoriumtijd blijft zoals deze is, dan levert het invoeren van het diagnostisch traject slechts maximaal 11 minuten voordeel op. Kijkt men echter naar de gemiddelde tijd klaar voor vertrek van alle patiënten en hun laatste laboratoriumuitslag voor dit moment, dan wordt er een gemiddelde tijd van 59 minuten voor het laboratorium gehaald. Men kan dus zeggen dat er voor het laboratorium onderzoek een uur noodzakelijk is. Wil men de diagnostische onderzoeken binnen 59 minuten afronden, dan is het laboratorium onderzoek de bottleneck. De overige onderzoeken zijn volgens de data binnen een uur af te ronden. De som van de verschillende onderzoeken per diagnosecodes zijn opgesteld in bijlage 8, hieruit komt naar voren dat 2 diagnoses (tia en stabiele longembolie verdachten) niet binnen de 59 minuten kunnen worden afgerond doordat de som van de benodigde onderzoeken, het uur laboratoriumonderzoek overschrijdt. Dit meegenomen neemt de gemiddelde doorlooptijd van de diagnostische patiënt toe tot 96 minuten.

0 6 12 50 146 162

De snelheid van afhandeling van de specialist hangt af van het tijdstip dat aan de specialist gemeld wordt waneer hij op de SEH verwacht wordt, de consequentie en de werkzaamheden waarmee de specialist zich op dat specifiek moment mee bezig houdt. Goede communicatie is hier een vereiste. Het ophalen door een klinische afdeling bij opname kan soms op zich laten wachten. Ook hier is goede communicatie wederom van belang. Wil men dat de patiënt gelijk na de afhandeling vertrekt, dan moet de verpleegafdeling van te voren ingelicht worden dat zij op tijdstip X, patiënt X kunnen verwachten. Dit kan al gebeuren bij de aanmelding van de patiënt, de verpleegafdeling weet dan ruim van te voren waneer zij waarschijnlijk een opname kunnen verwachten.

De verwachte doorlooptijd voor de diagnostische patiënt is hiermee op 96 minuten vastgesteld (zie bijlage 8), een meting na invoering zal de werkelijke waarde moeten conformeren. Voor de pilot fase wordt echter 2 uur ingepland om de planning veilig te stellen. Op basis van de meting kunnen ruim 2500 patiënten op jaarbasis verwacht worden. De capaciteit van het diagnostisch traject is bij een doorlooptijd van 96 minuten vastgesteld op bijna 3800 patiënten. Hiermee zou een bezetting van 66 procent gerealiseerd kunnen worden. De patiëntaantallen kunnen echter toenemen doordat specialisten ook patiënten met andere diagnosecodes gaan insturen of dat het traject een aanzuigende werking heeft en een deel van de polikliniekpatiënten overneemt. Ook kan de werkelijke doorlooptijd langer dan 96 minuten zijn, hier wordt de beschikbare capaciteit kleiner door. Hiermee zou de vraag boven de beschikbare capaciteit uit kunnen komen.

7.3.2 Verwachte doorlooptijden SEH na invoering van het diagnostisch traject

De gemiddelde doorlooptijd van alle SEH patiënten is de som van het aantal reguliere patiënten maal hun gemiddelde doorlooptijd en het aantal diagnostisch patiënten maal hun gemiddelde doorlooptijd, deze waarde dient gedeeld te worden door het totaal aantal patiënten.

In deze paragraaf wordt ervan uitgegaan dat het diagnostisch traject een opzichzelfstaand traject is met eigen verpleegkundige en behandelruimte. Hierdoor zal er op de reguliere SEH meer capaciteit vrijkomen. De reguliere SEH patiënten (zonder diagnostische patiënten) hebben een gemiddelde doorlooptijd van 107 minuten in de oude situatie. Door het diagnostisch traject worden geen veranderingen in dit werkproces aangebracht, wel komt er meer capaciteit voor deze patiëntencategorie beschikbaar. Deze capaciteit uit zich in verpleegkundigen, arts-assistenten en beschikbare onderzoeksruimte. Deze veranderingen zullen invloed op de doorlooptijden hebben. Doordat er meer capaciteit beschikbaar is, zal het minder vaak voor komen dat alle behandelplekken bezet zijn. Hierdoor kunnen patiënten gemiddeld eerder in behandeling worden genomen en neemt de gemiddelde wachttijd voor triage en in behandeling name dus af. De arts-assistenten hoeven minder patiënten te behandelen en kunnen dus ook eerder bij de patiënt zijn, dit capaciteitsvoordeel zal dus tevens tot doorlooptijdverkorting kunnen leiden.

Het mag echter niet vergeten worden dat de vrij komende capaciteit ook gebruikt zou kunnen worden om patiënten wat langer op te vangen, die tijd is nu immers beschikbaar. Mocht dit gebeuren dan wordt de doorlooptijd juist langer. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat de betreffende afdeling die de patiënt moet opnemen

het erg druk heeft en dat de SEH dan tijdelijk als een soort buffer wordt gebruikt. Een meting na invoering van het diagnostisch traject zal dit moeten uitwijzen.

Figuur 7.4 laat het gemiddeld aantal aankomsten van patiënten per uur tijdens de meetperiode zien. Hierin zijn alle patiënten afgezet tegen alle patiënten verminderd met het aantal diagnostische patiënten. Uit het figuur valt af te leiden dat er tijdens de dag minder patiënten per uur op de SEH zullen verschijnen.

Gemidddelde aankomst patiënten per uur

0 1 2 3 4 5 6 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23

uren van de dag

aa nt al p at iën te n alle patiënten zonder diagnostisch

Het verschil is niet groot, maar het haalt een deel van de piek af. Kijkt men echter naar de bestede patiënturen dan blijkt dat er in de 2 meetweken 262 patiënturen aan diagnostische patiënten is besteed. In totaal zijn er in deze periode 1550 patiënturen geweest. Dit betekent dat de diagnostische patiënten reeds 17 procent van de gebruikte capaciteit voor hun rekening hebben genomen.

In figuur 7.5 worden de aanwezige patiënten (rode lijn) getoond op 13 maart 2006 (inclusief wachtkamer). Dit was een van de drukste dagen van de meting. Ter vergelijking, de paarse lijn laat de aanwezige patiënten op deze dag zonder de diagnostische patiënten zien. Dit zou de situatie na invoering van het diagnostisch traject kunnen zijn. Uit de figuur valt af te leiden dat de piek die rond 12 uur ‘s middags begint van 14 tot 11 patiënten gereduceerd wordt. Ook de piek rond 14.30 uur wordt een stuk lager. Hierdoor is de druk op de piek momenten een stuk lager.

Echter, in deze figuur zijn voor de patiënten de doorlooptijden gebruikt zoals zij op de dag van de meting waren, dus inclusief de nodige wachttijden. Het moet ook in acht worden genomen dat door het weghalen van de diagnostische patiënten er op deze dag bijna geen wachttijd meer zou ontstaan, er zou op bijna alle momenten voldoende capaciteit moeten zijn. Hierdoor zouden de reguliere patiënten minder tijd in de wachtkamer hoeven door te brengen, voor en na de triage, ook zouden zij minder lang op het eerste contact met een arts-assistenten hoeven te wachten. Neemt men deze redenering mee, dan zal de doorlooptijd van de reguliere patiënten afnemen.

Op 13 maart is er door de overige patiënten (alle patiënten minus diagnostische patiënten) in totaal 1115 minuten gewacht op de triage (448 minuten) of in behandeling name (667 minuten) door de verpleegkundige. Dit is 16 procent van de bestede 7088 minuten op deze dag. 80 Procent (892 minuten) van deze wachttijden vindt plaats tussen 11.00 uur ‘s ochtends en 16.00 uur ‘s avonds, deze worden dus veroorzaakt door de drukte. Als de diagnostische patiënten buiten het reguliere proces worden gehouden, dan kan hier een flinke besparing op gehaald worden.

Op deze dag werd in totaal 8460 minuten aan patiëntenzorg besteed, 1372 minuten hiervan was voor diagnostische patiënten. Dit is ruim 16 procent die op de werkdruk van de verpleegkundigen en arts-assistenten wordt bespaard, ook wordt dit zelfde percentage in mindering gebracht op de gebruikte behandelkamercapaciteit. Hierdoor zullen de wacht- en doorlooptijden van de overige patiënten gereduceerd kunnen worden.

Een indicatie is dat de wachttijd voor de triage kan terugvallen tot 5 minuten (de norm) of de gerealiseerde wachttijd als deze kleiner dan 5 minuten was. Rekent men dit door dan kan er hier reeds 312 van de 448 minuten bespaard worden. De wachttijd op het in behandeling nemen hangt af van de beschikbaarheid van verpleegkundigen en behandelkamers, deze worden beiden verbeterd door het invoeren van het diagnostisch traject. Idealistisch zou deze wachttijd overbodig en gelijk aan 0 minuten moeten zijn, dit kan als er altijd behandelcapaciteit en ruimte beschikbaar is.

Deze redenatie volgend kan er op de reguliere patiënten 312 + 667 = 979 minuten bespaard worden. Dit is reeds 14 procent van de totale patiëntminuten op deze dag. Er kan tevens tijd worden bespaard op de bestede tijd door de arts-assistenten, doordat ook zij een lagere werkdruk hebben. Zij hoeven

Aanwezige patiënten 13 maart 2006

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24

uren van de dag

A anta l p ati ën te n

Aanwezige diagnostische patiënten Aanwezige patiënten zonder diagnostisch Totaal aanwezige patiënten

namelijk zo’n 14 procent minder patiënten per dag te behandelen. Dit zal waarschijnlijk ook een verkorting in de doorlooptijden opleveren. De besparing die het oplevert, zal echter door een meting na de invoering bepaald moeten worden.

Haalt men de 14 procent bespaarde wachttijd van de 107 minuten doorlooptijd af, dan houdt men een verwachte doorlooptijd van 92 minuten over voor de reguliere SEH patiënt. Vertaalt men deze doorlooptijden naar 13 maart 2006 dan hadden de aanwezige patiëntaantallen (zonder diagnostisch) er zo uitgezien als in figuur 7.6. Ter vergelijking zijn de patiëntaantallen zoals deze werkelijk waren, opgenomen.

Uit de figuur valt af te leiden dat de pieken op deze drukke dag een stuk lager kunnen zijn, de maximale behandelcapaciteit (14 kamers) is zelfs niet meer gehaald.

De doorlooptijden van de patiënten die voor het diagnostisch traject in aanmerking komen is naar verwachting 96 minuten. Voor de reguliere patiënten ligt de verwachting op 92 minuten.

2.500 diagnostische patiënten / 20.223 patiënten = 12.4 procent diagnostische patiënten, hiermee is 87.6 procent van de patiënten als regulier te benoemen.

De gemiddeld verwachte doorlooptijd na invoering van het diagnostisch traject wordt: 16.8% * 96 minuten + 83.2% * 92minuten = 93 minuten.

Dit is een reductie van 24 minuten of 21 procent ten opzichte van de gemeten waarde van 117 minuten. Hierbij moet vermeld worden dat dit een verwachte waarde is, een meting na het pilot project moet de werkelijke doorlooptijden uitwijzen. Het is hierbij van belang dat de patiëntaantallen van het diagnostisch traject grotendeels gehaald worden. Worden er te weinig patiënten als diagnostische patiënt behandeld, dan zal het traject op de doorlooptijden praktisch niets opleveren.