• No results found

Vervolg van de Tracéwetprocedure

In document Bijlage-3-1.pdf PDF, 15.66 mb (pagina 95-99)

2.3.1 Ontwerp-tracébesluit en zienswijzen

Het ontwerp-tracébesluit wordt samen met het MER gepubliceerd. In tabel 3 staan de procedure-stappen weergegeven.

Tabel 3 Overzicht procedurestappen met toelichting

Procedurestap Toelichting

Aanvangsbeslissing in combinatie met bekendmaking voornemen tot het opstellen van een MER

De minister van Infrastructuur en Milieu neemt het besluit dat de verkorte tracéwetprocedure van toepassing is voor het project Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden en dat voor dit tracébe-sluit een MER wordt opgesteld.

Ontwerp-tracébesluit (OTB) en milieu-effectrapportage (MER)

Het OTB en MER Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden worden opgesteld.

Bij de voorbereiding van het tracébesluit betrekt de minister van Infrastructuur en Milieu de betrokken bestuursorganen van gemeenten, provincies en waterschappen.

Terinzagelegging OTB / MER Publicatie en ter inzage legging van OTB en MER Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden gedurende 6 weken.

Mogelijkheid om zienswijzen naar voren te brengen (voor eenieder). Tracébesluit Mede op basis van de zienswijzen op OTB en MER stelt de

minis-ter van Infrastructuur en Milieu het tracébesluit vast. Beroep bij Afdeling

Bestuursrecht-spraak van de Raad van State

Uitspraak op beroepen tegen het tracébesluit vindt, conform de Crisis- en herstelwet, in beginsel plaats binnen 6 maanden na afloop van de beroepstermijn.

Uitvoering Uitvoering kan starten nadat het tracébesluit en/of de uitvoerings-vergunningen in werking zijn getreden.

Het Ontwerp-Tracébesluit Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan iedereen zienswijzen naar voren brengen met betrekking tot het voorgenomen besluit en het bijbehorend MER. De periode waarin het ontwerp-tracébesluit ter inzage wordt gelegd, wordt aangekondigd in de Staatscourant en in de lokale media. Zienswijzen kunnen gedurende de periode van terinzagelegging van het MER en OTB worden ingediend. De periode waarin het ontwerp-tracébesluit ter inzage wordt gelegd, wordt aangekondigd in de Staatscourant en in de lokale media.

2.3.2 Tracébesluit en beroep

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu stelt het Tracébesluit Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden vast. Hierbij wordt gemotiveerd ingegaan op de inspraakreacties. Het tracébesluit wordt toegezonden aan de betrokken bestuursorganen. Vervolgens wordt het tracébesluit opnieuw gedurende de beroepstermijn ter inzage gelegd. De terinzagelegging van het tracébesluit wordt aangekondigd in de Staatscourant en de lokale media. Naar verwachting vindt dit eind 2017 plaats. Gedurende een termijn van 6 weken is er de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State door diegenen die eerder een zienswijze hebben ingediend, of door een ieder als een situatie uit het ontwerp-tracébesluit in het definitieve tracébesluit is gewijzigd. Een beroepschrift moet worden ingediend bij:

Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State Postbus 20019

Het beroepschrift dient te worden toegezonden, te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten:

• Naam en adres van de indiener. • De dagtekening.

• Vermelding van de datum en het nummer of het kenmerk van het besluit waartegen het beroep-schrift zich richt.

• Een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen. • Voor het instellen van beroep is griffierecht verschuldigd.

Indien een beroepschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State. Naar aanleiding van het verzoek kan de Voorzitter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor het indienen van een beroep en/of verzoek om een voorlopige voorziening is griffie-recht verschuldigd.

2.4

Financiën

2.4.1 Financiering

In 2008 heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen Verkeer en Waterstaat) met de samenwerkende noordelijke provincies een convenant9 gesloten ten behoeve van het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP-ZZL), als gevolg van het niet doorgaan van een Zuiderzeelijn in de vorm van een Hogesnelheidstrein (HST).

In het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)-projectenboek, is als onderdeel van het RSP-ZZL een financieringsbijdrage voor het project Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden opgenomen in het kader van ‘Concrete bereikbaarheidsprojecten’ voor ongeveer 120 miljoen euro.

De provincies Fryslân en Groningen en het ministerie van Infrastructuur en Milieu10 hebben aan-vullende financiën beschikbaar gesteld om de onderdoorgangen bij de Rijksstraatweg te Hurdegaryp en de Paterswoldseweg te Groningen, te realiseren. De provincie Groningen heeft tevens geld beschikbaar gesteld voor de realisatie van de verdubbeling van het spoor zoals opgenomen in dit tracébesluit.

2.4.2 Gebruik van eigendommen van derden

Voor het project Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden moet grond worden aangekocht. In een aantal gevallen gaat het daarbij om bebouwde percelen. Grondverwerving geschiedt allereerst door minnelijke verwerving (aankoop). Een vijftal appartementen in de Paterswoldseweg te Groningen is inmiddels al verworven evenals gronden die benodigd zijn en te koop werden aangeboden. De woning en grond aan de Hogeweg 14 te Zuidhorn moet eveneens worden aangekocht, daar deze woning wordt geamoveerd voor het project Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden. Deze woning ligt dicht langs het tracé waar de spoorverdubbeling plaatsvindt. Door de spoor-verdubbeling komt het spoor veel dichter bij de woning te liggen; de bewoners zullen daardoor na uitvoering van het project aanzienlijk meer hinder ondervinden van geluid en trillingen door het spoorverkeer.

Daarnaast ligt de woning ter hoogte van de locatie waar de overweg Hogeweg wordt aangepast. Het aanpassen van de overweg Hogeweg is noodzakelijk om de overweg te laten voldoen aan de eisen van spoorwegveiligheid, mede vanwege de verdubbeling van het spoor ter plaatse. Er zijn verschillende varianten beschouwd voor de aanpassing van de overweg. Uit oogpunt van veiligheid is gekozen voor de in voorliggend ontwerp-tracébesluit opgenomen aanpassing van de overweg Hogeweg. Daarbij wordt de overweg zodanig aangepast dat deze het spoor haaks kruist. Zowel voor

9 Convenant Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP-ZZL) tussen rijk en regio van 23 juni 2008

10 Veiligheid en betrouwbaarheid van het spoor hebben voor het kabinet hoge prioriteit. In de Derde Kadernota Railveiligheid is als veiligheids-doelstelling ‘permanente verbetering’ opgenomen. Het Regeerakkoord (Rutte II) bevat de opgave dat er een verbeterprogramma komt om het aantal overwegincidenten te verminderen. Met het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO), geeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu, in samen met ProRail, decentrale overheden en andere betrokken partijen uitvoering aan die opgave. Elk incident heeft een grote impact op de omgeving en de samenleving. De afgelopen jaren zijn diverse verbeteringen aan overweginfrastructuur gerealiseerd. Er bestaan in Nederland in principe geen onveilige spoorwegovergangen. Een onveilige overweg wordt direct aangepakt. Toch vallen de meeste verkeersslachtoffers op het spoor nog steeds op overwegen veelal door onveilig gedrag van weggebruikers.

de machinist van de trein, als voor de weggebruiker biedt deze het meeste overzicht en is daardoor het veiligst. Gevolg is dat de woning Hogeweg 14 moet worden geamoveerd.

De andere variant was het aanpassen van de overweg door een schuine oversteek. Deze variant biedt minder overzicht voor weggebruiker en treinmachinist, en is daardoor minder veilig. De woning Hogeweg 14 kan dan worden gespaard, echter de gevolgen voor de leefbaarheid van de woning zijn groot. Zoals hiervoor al genoemd, zal de hinder door geluid en trillingen aanzienlijk toenemen. Omdat deze variant onvoldoende voldoet aan veiligheidseisen, en daarnaast de leefbaarheid voor de woning Hogeweg 14 aanzienlijk verslechtert, is deze variant afgevallen.

Wanneer gronden niet minnelijk kunnen worden verworven, wordt een onteigeningsprocedure krachtens de Onteigeningswet gevolgd. In die procedure spreekt de onteigeningsrechter zich uit over de onteigening en de hoogte van de schadeloosstelling. Dit geschiedt op basis van Titel IIa, artikel 72a van de Onteigeningswet. Dit artikel ziet op de onteigening van gronden ten behoeve van de aanleg en verbetering van onder meer wegen, bruggen en spoorwegwerken. Onder de werking van dit artikel valt ook de aanleg van werken ter uitvoering van het Tracébesluit Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden.

Zowel bij minnelijke verwerving als bij gerechtelijke onteigening gelden voor de vaststelling van de schadeloosstelling de uitgangspunten van de Onteigeningswet en daarmee samenhangende juris-prudentie. De schadeloosstelling is volledig. De rechthebbende dient vóór en na de aankoop of ont-eigening in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie te verkeren. De schadeloosstelling geschiedt in geld. Afhankelijk van de omstandigheden en mogelijkheden kan echter in voorkomende gevallen ook in de schade worden voorzien door middel van vervangende grond of andere feitelijke voorzieningen.

2.4.3 Schadevergoeding

Degenen die menen door het Tracébesluit Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden en/of bijbehorende werken nadeel te ondervinden, hebben de mogelijkheid om bestuursrechtelijke schadevergoeding in te dienen. Bestuursrechtelijke schadevergoeding betreft schadevergoeding op grond van recht-matig genomen besluiten door bestuursorganen en rechtrecht-matige uitvoeringshandelingen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in:

• Schade in relatie tot aankoop of onteigening.

• Schade als gevolg van het tracébesluit (nadeel compensatie). • Schade bij verlegging van kabels en leidingen.

Schade in relatie tot aankoop of onteigening

In het geval van verwerving van objecten of percelen is er sprake van volledige schadeloosstelling. Het uitgangspunt hierbij is dat de rechthebbende voor en na de aankoop of onteigening in een gelijkwaardige vermogens of inkomenspositie dient te verkeren.

Nadeelcompensatie

Burgers, bedrijven en rechtspersonen die niet betrokken zijn bij de verwerving van objecten en percelen kunnen nadeel ondervinden van de maatregelen aan de sporen en de maatregelen in verband met de aanleg, de aanwezigheid en het gebruik van de spoorweg. De Tracéwet ziet toe op de schade die het gevolg is van het Tracébesluit Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden en rechtmatig genomen maatregelen of besluiten die voortvloeien uit het Tracébesluit Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden, voor zover deze schade althans niet anderszins is verzekerd en voor zover deze schade redelijkerwijs niet voor rekening van verzoeker hoort te blijven. Verzoeken om schadevergoeding in dergelijke gevallen worden op grond van artikel 22 van de Tracéwet behandeld volgens de procedure van de ‘Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu 2014’.

Schade bij verlegging van kabels en leidingen

Kabel en leidingbeheerders die als gevolg van de uitvoering van dit project kabels en leidingen moeten verleggen en/of aanpassen kunnen een verzoek tot schadevergoeding indienen. Afhankelijk van de

rechtspositie van de te verleggen kabel of leiding is één van de hierna genoemde schaderegelingen (of een combinatie daarvan) van toepassing.

• Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatwerken en spoorwegwerken 1999 (NKL 1999).

De NKL 1999 is een beleidsregeling waarin wordt aangegeven op welke wijze het nadeel van kabel en leidingbeheerders gecompenseerd wordt bij verleggingen van kabels en leidingen van-wege de wijzigingen van infrastructuur binnen het beheergebied van de minister van

Infrastructuur en Milieu. Daarnaast voorziet de NKL 1999 in een regeling voor nadeelcompensatie voor niet bij de Overeenkomst 1999 aangesloten beheerders van kabels en leidingen. De regeling heeft alleen betrekking op kabels en leidingen die onder één van de categorieën van de

Belemmeringenwet Privaatrecht vallen.

• Overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied, overeengekomen tussen de minister van Verkeer en Waterstaat, EnergieNed, Vewin en Velin (Overeenkomst 1999). In de Overeenkomst 1999 zijn afspraken vastgelegd over vergoeding van kosten van verlegging die

veroorzaakt worden door of namens de minister van Infrastructuur en Milieu buiten het beheer-gebied van deze minister. De werking van de Overeenkomst strekt zich uit tot die infrastructurele projecten, die door de minister van Infrastructuur en Milieu en/of ProRail worden uitgevoerd met betrekking tot kabels en leidingen waarop een erkenning van openbaarbelang als bedoeld in de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is dan wel kan zijn. Andere projecten en/of ver-legging van andere kabels en leidingen, zoals kabels die onder de Telecommunicatiewet vallen, beziet deze overeenkomst niet.

• Telecommunicatiewet .

De Telecommunicatiewet bevat een schaderegeling voor verleggingen en/of aanpassingen van telecomkabels die onder de reikwijdte van de Telecommunicatiewet vallen.

Civielrechtelijke schadevergoeding

De hiervoor weergegeven vormen van bestuursrechtelijke schadevergoeding hebben uitdrukkelijk geen betrekking op vergoeding van schade veroorzaakt door onrechtmatige gedragingen. Bij onrecht-matige gedragingen wordt met name gedacht aan zaakschade (ook wel ‘bouwschade’ genoemd) aan bijvoorbeeld opstallen als gevolg van uitvoerende werkzaamheden zoals heiwerkzaamheden of bemaling. In voorkomende gevallen kan er op grond van het burgerlijke (civiele) recht grond zijn voor een schadevergoeding. Daarbij zal steeds de vraag moeten worden gesteld waardoor de schade is veroorzaakt.

Behandeling verzoeken om schadevergoeding

Verzoeken om schadevergoeding kunnen worden ingediend door diegenen die schade menen te lijden door de realisatie van het project Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden. Verzoeken om schade-vergoeding kunnen na bekendmaking van het Tracébesluit Extra Sneltrein Groningen – Leeuwarden worden ingediend. Het recht op schadevergoeding ontstaat niet eerder dan na het onherroepelijk worden van het schade veroorzakende besluit. De minister van Infrastructuur en Milieu beslist in beginsel derhalve niet eerder. De beslissing van de minister van Infrastructuur en Milieu is een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht en is vatbaar voor bezwaar en beroep bij de bestuursrechter. ProRail is door de minister gemandateerd om namens de minister een besluit te nemen op deze verzoeken.

Een verzoek om schadevergoeding kan worden gericht aan: ProRail

t.a.v. Manager Leefomgeving, Juridische zaken en Vastgoed (LJV) Postbus 2038

3

Milieu

In document Bijlage-3-1.pdf PDF, 15.66 mb (pagina 95-99)