• No results found

H. Kunsten en wetenschappen (1)

IV. VERVOERWEZEN (2) EN TELEGRAPHIE

§ 1. Binnenlannsch vervoer, a. Wegen, rivieren enz.

Algemeene beschikkingen ten aanzien van dit onderwerp werden dit jaar niet geno-men. Alleen is, m#t betrekking tot het onderhoud van eenige wegen en waterleidingen in de gewesten Batavia, Buitenzorg en Samarang, een drietal verordeningen vastgesteld geworden (Indisch Staatsblad 1861, n°. 8 3 , 89 en 96), waarvan bereids is melding ge-maakt aan het slot der voorgaande afdeeling van dit hoofdstuk.

Het reeds vroeger vermelde denkbeeld om — in verband met het in 185/ (3) aange-nomen beginsel tot afschaffing van den aanleg en het onderhoud der naast de groote wegen bestaande zoogenaamde karrewegen — het reglement op het gebruik van de wegen der°lste klasse in de residentie Batavia en de afdeeling Buitenzorg voor voertuigen en draagvee (Indisch Staatsblad 1858, n°. 107), bij wijze van politiekeur, ook van toepas-sin" te verklaren op alle groote wegen van J a v a , met uitzondering van die in de Vor-stenlanden, bleef in 1861 nog buiten uitvoering. De vele bezwaren, door verschillende

(1) Voor de in 1861 {Indisch Staatsblad n°. 83 en 89), genomen beschikkingen ten aanzien van den post-weg van Batavia naar Bantam, en van de waterleidingen in Buitenzorg en Batavia, zij verwezen naar de mededeelingen in hoofdstuk C, afdeeling I V , § 2 hiervóór.

(2) Voor dit onderwerp zij ook de aandacht gevestigd op het aan de StatenGeneraal medegedeelde g e -schiedkundig overzigt van het transportwezen op Java, gevoegd geweest als bijlage I bij de Memorie van Beantwoording betreffende het wets-ontwerp nopens de spoorweg-concessie Samarang-Vorstcnlanden (zitting 1862/63, n°. XOII).

(3) Zie het verslag over dat jaar, bladz. 35.

residenten daartegen iogebragt, maakten eene nadere raadpleging van den nieuw opge-treden directeur der burgerlijke openbare werken noodzakelijk (1).

De voornaamste w e r k e n , aan w e g e n , bruggen en v a a r w a t e r s , die dit jaar plaats had-den, zijn vermeld in de bij het vorige hoofdstuk behoorende bijlage lit. N .

Overigens zijn in dit opzigt neg vele verbeteringen aan de hand gegeven door de dit j a a r in functie getreden commissie voor de vervoermiddelen, waarover nader hieronder.

b. Vervoer van goederen en personen (2).

D e bij Koninklijk besluit van 11 Junij 1 8 6 0 , n°. 4 3 , benoemde adviseur voor technische zaken bij het Departement van Kolonien T . J. S T I E L T J E S , aan wien bij datzelfde b e -sluit was opgedragen eene zending naar Nederlandsch Indie » tot het doen van een onder-zoek omtrent de bestaande middelen van vervoer op J a v a , en het voorstellen van al hetgeen tot verbetering daarvan nnodig i s , in verband met ingeleverde ontwerpen en voorstellen tot den a a n l e g en de exploitatie van spoorwegen op d a t eiland", k w a m op den 7den Februari) 1861 met den hem toegevoegden hoofdingenieur voor spoorwegen en industrie in Nederlandsch Indie J. D I X O N , benevens een der overige aan zijne zending verbonden ingenieurs, te B a t a v i a aan. Weldra "stelde hij zich ter beschikking van den Gouverneur-Generaal.

V ó ó r het aanvaarden zijner werkzaamheden gaf voornoemde adviseur, onder aanwijzing van de verschillende terreinen die vooreerst zouden moeten worden onderzocht, als zijne meening te kennen, dat er voor zijne zending, met het oog zoowel op den hem aanbe-volen spoed als op de uitgestrektheid van het eiland J a v a , alleen sprake kon zijn van een zoogenaamd avant-projet van een net van spoorwegen over het geheele eiland, in verband met reeds bestaande of te verbeteren waterwegen en met de belangen der v e r -dediging.

Het kwam echter (1er Regering voor, dat de verwezenlijking van dit denkbeeld een aantal jaren zou doen verloren g a a n , eer men in h e t bezit van eenige lijn z o u . k o m e n . D e adviseur werd mitsdien aangeschreven om een begin te m a k e n met de o p n a m e tot verbinding door een spoorweg van Samarang met de Vorstenlanden, en om dat onderzoek zoo in te°rig!en, dat op grond daarvan al terstond eindvoorstellen zouden kunnen w o r den ingediend en mitsdien daartoe niet de afloop der gelïeele verdere opname zou b e -hoore'n te worden afgewacht.

Ook werd de adviseur gewezen op de wenschelijkbeid om , onverwijld na het volbrengen van voorzegde opname, een onderzoek te doen plaats hebben o m t r e n t eene verbinding van Batavia met de Preanger regentschappen.

T e v e n s werden bij die gelegenheid, na ingewonnen advies van het militair en het marine-departement en van den directeur der burgerlijke openbare w e r k e n , dien dei-producten en civile magazijnen en dien der cultures, den a d v i s e u r eenige nadere voor-schriften gegeven ter aanvulling van de bij bovenvermeld Koninklijk besluit aangewezen hoofdpunten (3).

(t) Ia den aanvang- van i 863 is in dezen eene beslissing genomen, en wel in dier voege , dat de hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madura , met uitzondering van die in de Vorstenlanden . zijn aange-schreven om ten spoedigste, in overleg met den directeur der burgerlijke openbare werken, voor die wegen, welke door genoegzame hardheid voor het gemeenschappelijk vervoer vanpersonen en goederen g-schikt zijn . of welke met de beschikbare middelen zonder bovenmatig bezwaar voor de bevolking daartoe geschikt kunnen gemaakt worden, plaatselijke keuren uit te vaardigen in den geest van Misch Staatshlad 1858, n°. -107, met aanbeveling om daarin tevens de noodige voorzorgen op te nemen tegen beschadiging der wegen doorliet vervoer van zware houtwerken, vooral waar dit vervoer geschiedt op toestellen met scherpe of te kleine wielen.

Daar waar de wegen nog niet voor het transport van goederen gesebikt waren en zonder bovenmatig bezwaar voor de bevolking ook niet in onbetaalde heeredienst in dien staat te brengen waren , werd het aan de gewestelijke bestureu vrijgelaten de noodige voorstellen tot verbetering te doen.

Van het maken van verordeningen op het gebruik der wegen in de Vorstenlanden werd voorloopig afgezien.

(-2) Zie nopens de heffing van overvaartgelden de ordonnantie, voorkomende in Indisch Staatsblad ISC,!, n°. Ct en nader vermeld in de 11de afdeeling van dit hoofdstuk.

- (3) Deze, muiten zijn in hun geheel aan de Staten-Gteneraal medegedeeld bij de Memorie van Beantwoor-ding betreffende het wets-ontwerp tot definitive vaststelling Van hoofdstuk X I der Staatsbegrootmg voor 1861 (zitting 1860/61, n°. LXXV). Als hoofddoel is den heer STIELTJES daarbij voorgehouden de verbete-ring van den afvoer van producten en goederen naar de havens van afscheep, zoo te lande als langs de waterwegen • komende versneld vervoer van personen daarbij alleen in aanmerking daar , waar de behoefte daartoe werkelijk bestaat. Verder was bij deze'punten den adviseur onder andere voorgeschreven zijne werkzaamheden aan te vangen met een onderzoek voor de lijn Samarang-Vorstenlanden , waarvan reeds hier-boven sprake was.

30

De aanwezige bescheiden van de in de opgegeven rigtingen door de beeren U H L E N -BBCK en MAAKSCHALK reeds gedane opnamen van de spoorwegvakken Samarang-Oenarang en Batavia-Buitenzorg werden den adviseur ten gebruike afgestaan.

Kort daarop werd, in verband met de zich voorgedaan hebbende vraag (1), of de beslissing omtrent alle bijzondere aanvragen om concessie tot na het uitbrengen van het eindverslag des heeren STIELTJES zoude moeten wachten, aan de Indische Regering de meenin^ te kennen gegeven, dat de instruction, vóór diens zending vastgesteld, genoeg-zame vrijheid lieten om van zijne diensten ook partij te trekken voor de afzonderlijke behandeling van zoodanige onderdeelen van de zaak der verbetering van de vervoer-middelen op J a v a , als daarvoor in aanmerking konden komen, zonder gevaar van inbreuk te zullen maken op de hoofdquaestien ; en dat dus niets behoefde te beletten dat meer-gemelde adviseur reeds in den loop zijner zending, hetzij naar aanleiding van de uitkom-eten van eigen beschouwingen, hetzij naar aanleiding van de aanzijn oordeel onderwor-pene of nader te onderwerpen plannen en aanvragen om concessie van anderen, zijn oordeel deed kennen over de wijze waarop de aanleg van partiele spoorweglijnen casu quo tot stand te brengen zoude zijn.

Eene nadere aanschrijving met betrekking tot de instruction van den, heer STIELTJES hield in de Koninklijke magtiging om, behoudens inachtneming van het hoofddoel zijner zending, dien adviseur met opzigt tot den weg, die tot bereiking van dat hoofddoel zou moeten worden ingeslagen, zoodanige voorschriften te geven, als geschikt zouden voorkomen om, in verband met het Koninklijk besluit van 31 October 1852,lit. H 22 [Indisch Staats-blad 1853, n°. 4), betreffende het verleènen van spoorwegconcessien in Nederlandsch Indie, van zijne zending het meest praktische nut te trekken.

Eene in Augustus 1861 aan den Gouverneur-Generaal gerigte aanvrage van W.

POOLMAN c . s . te Gouda, om concessie tot aanleg en exploitatie van een stoomspoorweg van Samarang naar Soerakarta en Djokdjokarta, in het belang van welke verbinding zich bereids te Soerakarta eene vereeniging tot het doen van opnamen had gevormd, werd gesteld in handen van den adviseur STIELTJES, met last om daaromtrent rapport

uit te brengen. . V o r e n s deze aanvrage zou de spoorweg loopen ten oosten van de bergen, die zich

van Samarang tot aan de Vorstenlanden uitstrekken, en wel over Goeboek, langs Poer-wodadie door de Soekawatische landen, naar Soerakarta en van daar naar Djokdjokarta (2).

Een door L. VAN WOTJDKICHEM VAN V L I E T aan het opperbestuur gedaan (doch aan den Gouverneur-Generaal ter beschikking toegezonden) verzoek, dat met hem in onder-handeling mögt worden getreden omtrent de hoofdvoorwaarden waarop hem zoude kunnen worden verleend voorloopige concessie tot den aanleg en de exploitatie van een zamenhangend net van stoom- en andere spoorwegen op J a v a , werd gewezen van de hand, hoofdzakelijk op grond dat de besluiten betreffende zijne verwijdering uit

Neder-landsch Indie nog van kracht waren (3).

(1) Zie g 10 van het Voorloopig Verslag betreflende liet in de voorgaande noot genoemde wets-ontwerp.

(2) Na persoonlijke bezigtiging van het terrein is door den Gouverneur-Generaal, bij besluit van 28 Augus-tus 1862 n° 1 onder nadere goedkeuring des Konings en bekrachtiging door de wet waar dle vereischt werd de' gevraagde concessie verleend , met dien verstande dat bij art. 1 der voorwaarden m de algemeene omschrijving der rigting niet genoemd wierd PoerWodadie, en zulks in verband met de mogelijkheid eener kortere meer westelijke lijn, en wel door het dal der Talawa. Terwijl dan ook de aanwijzing der rigting m bijzonderheden aan de latere beslissing des Gouverneurs-Generaal werd overgelaten, werd opzigtens de rigting nog alleen gestipuleerd, dat de spoorweg zou worden in verbinding gebragt te Samarang met de havenwerken en te Soerakarta met de Solo-rivier.

Nadat de voorwaarden zoo als zij door den Gouverneur-Generaal waren gearresteerd, behoudens enkele wijzigingen, meerendeels van finantielen aard, bij 'sKonings besluit van 10 Maart 1863, n°. 1 , waren goed-f-keurd is bij Koninklijk besluit van 16 Junij daaraanvolgende, n°. 38, in overleg met concessionarissen, eene gewijzigde rigting aangenomen , ten gevolge waarvan door meerdere kromming van den aan te leggen snoorweo- de bergstreken zooveel mogelijk zullen worden genaderd, om daardoor aan de bezwaren uit het o'ogpunt~der defensie en den afvoer der producten uit de hooge landen te gemoet te komen.

De nieuwe rigting, zoo als zij daarop bij de wet van 6 Julij 1863, n". 36 [Indisch Staatsblad n°. 116), is vastgesteld loopt va-. Samarang, over Tempoeren, door de Soekawatische landen, naar Soerakarta en van daar naar Djokdjokarta, met een zijtak van Tempoer«!, over Toentang, tot Willem I Vergelijk overigens de uitvoerige bescheiden ter zake aan de Staten-Generaal medegedeeld, en gedrukt onder n . XOIi van üe zitting -1862/63 . en onder n°. L X X I I van de zitting 1863/61.

(3) Dit beletsel is sedert opgeheven. In den loop van 1862 heeft namelijk de Indische Regering zich met goedkeuring van het opperbestuur onder zekere voorwaarden bereid verklaard, den adressant weder ter hi woning in Nederlandsch Indie toe te laten. Daarop heeft de heer VAK VLIET voornoemd, m t laatst van

Met betrekking lot de verrigtingen der commissie voor de vervoermiddelen zij, onder verwijzing naar de Javasche couranten van 2 1 September 1861 en 24 Mei 1862 {Staats-courant van 29 N o v e m b e r 1861 en 15 Junij 1862) het volgende aangestipt (1).

N a d a t men z i c h , in afwachting van de komst van meerder personeel, aanvankelijk had bezig gehouden met het verzamelen van vroegere gegevens, waarbij echler b!eek dat op e'éne uitzondering n a , geen enkele kaart op voldoende schaal bestond van het terrein tusschen Samarang, K a d o e , Solo en D j o k d j o , en dat alle3 dus eerst mo st worden o p -gemeten, werd in het laatst van Mei het toen uit Europa aangekomen personeel op het

* terrein gestationeerd, en van uit Oenarang (1ste seciie) en Salatiga (2de sectie) een a a n -vang gemaakt met de noodige opmetingen en waterpassingen in de bergrigting. N a de toevoeging van nieuw personeel in Augustus werd eene 8de sectie gevormd, ter stand-plaats Kapoeng, bezuiden Goeboek, tot opmeting eener oostelijke lijn, langs Goeboek naar Solo.

Iotusschen werden door den adviseur, die zijn bureau naar Salatiga had overgebragt, en gedeeltelijk ook door den hem toegevoegden hoofdingenieur, tot voorloopig onderzoek van het terrein reizen gedaan in Samarang, Japara, K a d o e , Djokdjokarta, Soerakarta, Pasoeroean, Buitenzorg en Bantam. D e heer D I X O N bleef vervolgens te Samarang voor het opmaken der statistiek, zoo van den o p - en afvoer van goederen, het handelsgebied en de bevolking, als van de materialen tot den bouw der werken op het terrein voor-handen.

In de maand October werd bij de commissie w^g gedetacheerd , speciaal voor de o p -metingen in westelijk J a v a , de majoor der infanterie, adjudant van den Gouverneur-Generaal, E . F . D E S E Y F F , gewezen chef der topographische opnamen op J a v a , die zijn bureau te Tjiandjoer vestigde.

Bij het eind van 1861 bestond de commissie voor de vervoermiddelen, behalve uut de heeren S T I E L T J E S , D I X O N en D E S ' Ï Y F F , uit 3 ingenieurs, 5 ad^pirant-Ingenieurs (waar-van e c h t e r e e n tweetal eerst in 1862 kon worrlen werkzaam gesteld), 3 opzigters, 1 pho-tographist, eenige militaire opmeters, benevens een aantal teekenaars en schrijvers (2).

T e n slotte volgen hier eenige becijferingen, door de commissie ontleend a a n eenen a a n haar verstrekten staat der nog loopende transportcontracten op J a v a en Madura.

E e n e voorloopige. zeer b e n a d e r e n d e berekening heeft namelijk doen z i e n , dat de tegen-woordige kosten van vervoer - ( d e 2 palen stellende op 3 N e d e r l a n d s c h e mijlen of

dat jaar, gezamenlijk met de heeren mr. J. E. BANCK C. S. , ziek ter zake op nieuw tot het opperbestuur gewend, doch zijn de adressanten ook toen overgewezen tot de bepalingen van Indisch Staatsblad 1853, u". 4.

In den loop van 1863 hebben daarop de heeren BANCK C. S. aan de Indische Regering concessie gevraagd voor eenige door hen omschreven stamlijnen in, West- en Oost-Java, dan we! (hetzij met of zonder voorkeur voor de overige lijnen) alleen voor het eerst uit te voeren gedeelte van hun plan : de lijn Batavia-Buitenzorg-Bandong. Bij besluit van den Gouverneur-Generaal van den Oden Jar.uarij 1804 is echter aan de adres-santen te kennen gega\eii, dat de Begering het met wenscheüjk en voor alsnog niet noodzakelijk acht om aan nieuwe concession voor het aanleggen van spoorwegen te verbinden de door hen gestelde voorwaarde vau een rentewaarborg , zoodat hunne verzoeke;:, zoo als zij waren liggende , voor inwilliging niet vatbaar zijn bevonden. Eene gelijke beslissing werd, ouder diezelfde dagteekening, genomen ten aanzien van een in Augustus 1803 door den heer O. C. VAN H A L L , te Soerabaija, ingediend verzoek om concessie voor eenen spoorweg tusschen Soerabaija , Pasoeroean on Malang, zoomede ten aanzien van de door den heer L. A. S A -POKTAS , te Cheribon , in Junij 1863 gevraagde concessie voor spoorwegen in West-Java, speciaal voor eene lijn van Batavia naar Buitenzorg, zich verder uitspreidende in de Preanger regentschappen.

(1) Zie overigens het sedert ontvangen uitvoerig verslag der commissie voor de vervoermiddelen, dd. 6 JSTO-vember 1862. gedrukt onder n°. I I , 135(7- van de stukkeu der zitting 1803/04, zoomede het nader verslag dd. 15 April 1803, voorkomende onder n". 135«.

(2) Nadat bij Indisch besluit van 14 February 1863, n°. 2, wegens gebleken wanverhouding tusschen de heeren STIELTJES en DIXON deze laatste van verdere diensten bij de commissie was ontheven en gesteld ter beschikking van den directeur der burgerlijke en openbare werken, is weinige maanden later', bij 's Konings besluit van 20 Junij 1803, n°. 62, de heer STIELTJES van zijne zending ontheven. Bij besluit van den G-ouverneur-G-eneraal van 6 Augustus 1803, n°. 1, werd hiervan aan den adviseur mededeeling gedaan en da verdere leiding der commissie opgedragen aan den luitenant-kolonel DE SEYFE. In beschikking op de reeds in April 1863 door den heer STIELTJES gedane voorstellen, om de commissie voor de vervoermiddelen in 't laatst van 1863 ontbonden te verklaren, doch de metingen en vvatèrpassiugen in de Preanger en Midden-Java te doen loortzetten door een gedeelte van het bij de commissie werkzame personeel (hetwelk destijds uit 44 personen bestond), was intusschen eenige dagen te voren (bij besluit van 2 Augustus 1803, n°. 4) dien adviseur onder andere te kennen gegeven, dat, de Gouverneur-Generaal hem, luidens art. 3 van 's "Konings besluit van 11 Junij I860, n°- 43, eerst kon vergunnen naar Nederland terug te keeren, wanneer door hem het eindrapport van de hem opgedragen zending zou zijn uitgebragt, welk rapport mitsdien zoo spoedig doenlijk van hem werd te gernoet gezien; onder opmerking tevens, dat na de indiening van dat eindrapport geen verdere opnamen meer konden plaats hebben, welke met de hem opgedragen zending in 'betrekking stonden.

kilometers, en 'de ton van 1000 Nederlandsche ponden op 16 pikols) bedragen : de ton , p e r a s en per mijl, 48 cents, en te water (langs groote rivieren) per mijl 9 à 16 cents;

deze laatste kosten 30 per cent à 50 per cent te verhoogen bij berekening van den af-stand in regte lijn (1).

Vergelijkt men deze kosten met die in Nederland , waar voor het vervoer wordt gerekend , per ton «n per mijl : op binnenzeeën en groote rivieren, 1 à 2 cents ; op groote binnenkanalen l.V, à, 4 cents ; op zeer kleine rivieren naar mate van den waterstand, 2 à 8 cents; op spoorwegen, 4 à 6 cents; op straat- en grindwegen, 14 à 20 cents;

en met die in Engelsen Indie, waar het vervoer slechts kost, mede per ton en per mijl: per rivierboot 51/2- per stoomboot 8 , en per as 121/2 cent, — dan blijkt welke aanzienlijke sommen op Java door verbetering der afvoermiddelen zouden kunnen worden bespaard.

Met opziet tot de wijze, waarop in 1861 in het transport van goederen en personen werd voorzien , is het volgende vermeld gevonden :

Even als ten vorigen j a r e werd magtiging verleend tot het aangaan van eene overeen-komst met zekeren particulieren landeigenaar voor het stationeren , gedurende 1 8 6 1 , van zestien spannen karbouwen, benoortigd voor het onderhouden van de postcommunicatie tusschen de hoofdplaats Buitenzorg en den Megamendong (grens der Preanger regent-schappen). Deze maatregel, voornamelijk te doel hebbende om de betrokken inlandsche bevolking te ontlasten van de verpligting tot levering van buffels ten behoeve der gouvernements-posterijen (2) op eenige poststations in de afdeeling Buitenzorg, had bij voortduring goed gewerkt.

In het vervoer tusschen Soerabaija, Pasoeroean en Probolingo, en Pasoeroean en Malang, door middel van een postrid- en postwagendienst, werd, ingevolge de nog loopende contracten , naar behooren voorzien.

Het vervoer van gouvernementsproducten en goederen geschiedde op de gebruikelijke wijze, hetzij door uitbesteding, hetzij door verlenging der afloopende contracten, waar zulks in het belang van 's lands kas wenschelijk voorkwam. De gesloten contracten werkten goed. Waar de aannemers nalatig bleven in de vervulling hunner verpligtingen, zoo als dit jaar met het transport van zout naar Tjilatjap het geval w a s , werden te hunnen koste maatregelen van voorziening genomen.

1 Het contract voor het transport van producten van Bandjar (Preanger regentschappen) naar Tjilatjap, en van zout van Tjilatjap naar Bandjar, dat met ultimo Junij 1864 zoude ten einde loopen , werd tegen denzelfden prijs en op dezelfde voorwaarde als de nu bestaande voor 5 j aren. verlengd. Voor een gelijken duur, doch tegen gedeeltelijke vermindering van het transportloon , werd ook verlengd het bij het eind van 1861 afloo-pende contract voor den overvoer van producten en zout in de residentie Bantam.

In de maand November werd echter door de Regering als beginsel aangenomen om

"•een der bestaande transportcontracten onder 's hands meer te verlengen, zoodat daar-toe strekkende verzoeken, kort vdór en na dien tijd ingekomen, zonder uitzondering van de hand werden gewezen en het noodige verrigt voor eene tijdig te houden openbare uitbesteding der afloopende overeenkomsten.

De in 1861 gehouden uitbestedingen, loopende over tijdvakken van drie en vijf jaren, leverden voor het meerendeel gunstige uitkomsten op.

Eenige trajecten, waarlangs het transport tot dusver had plaats gehad door de be-volking of andere plaatselijke middelen, werden in den loop van het j a a r overgegeven

Eenige trajecten, waarlangs het transport tot dusver had plaats gehad door de be-volking of andere plaatselijke middelen, werden in den loop van het j a a r overgegeven