• No results found

Vervoer van de reguliere opvanglocatie naar de ebtl

In document Asielzoekers in het gareel? (pagina 82-86)

4 Het proces achter de ebtl-maatregel

4.3.1 Vervoer van de reguliere opvanglocatie naar de ebtl

Vanuit de survey onder COA-managers

Aan de respondenten met een managersfunctie op reguliere COA-locaties is gevraagd naar hun mening omtrent het vervoer van de zendende locatie naar een ebtl. Van de managers geeft 70 procent aan dat dit regelmatig tot altijd met incidenten gepaard gaat en 30 procent dat dit soms of nooit met incidenten gepaard gaat. Aanvullend is aan hen gevraagd hoe op incidentenrisico’s tijdens het vervoer wordt ingespeeld. Daarover zegt 36 procent van de managers dat er voor vertrek naar de ebtl een gesprek wordt aangegaan met de geplaatste bewo-ner. Verder geeft 28 procent aan extra beveiliging in te zetten en 22 procent extra

COA-medewerkers in te zetten. De resterende 14 procent geeft andere oplossin-gen zoals vervoer door de politie of de GGZ.

Vanuit de interviews met COA-medewerkers

Het vervoer van ebtl-geplaatsten van de reguliere azc’s naar de ebtl is in de optiek van veel COA-medewerkers en de locatiemanagers in de reguliere opvanglocaties een knelpunt. Het sturen van het juiste vervoer is de verantwoordelijkheid van de ebtl. De Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) wordt hier meestal voor ingezet. Alleen moet DV&O een dag van te voren worden ingeseind en zijn zij in het weekend niet beschikbaar. Dit zorgt soms voor extra belasting voor de regu-liere COA-locatie omdat het overplaatsen dan vertraging oploopt. Om die reden geven veel medewerkers uit de reguliere opvang aan vaak gebruik te maken van een taxibedrijf met twee taximedewerkers. Het taxibedrijf stuurt geregeld een taxi met één chauffeur of vrouwelijke chauffeurs, iets dat niet de voorkeur heeft van azc-medewerkers. Er zijn namelijk gevallen bekend dat iemand overlast in de taxi gaf. DV&O heeft daarom voor de meeste medewerkers de voorkeur, aange-zien zij vervoerspecialisten zijn voor deze specifieke doelgroep. Een derde manier van vervoer is het bieden van een OV-dagkaart aan de asielzoeker die weigeren in te stappen bij DV&O of een taxi. Zij moeten zich vervolgens zelf aanmelden bij de ebtl. Alleen leidt dit in veel gevallen tot MOB gaan van de asielzoeker.

4.3.2 Samenwerking met de gemeenten en omwonenden

Vanuit de interviews met COA-medewerkers24

Om de samenwerking tussen de twee ebtl’s en de gemeenten en omwonenden te onderzoeken is er zowel op strategisch, tactisch als operationeel niveau gekeken. Op strategisch niveau bespreken we enkele initiële besluiten voorafgaand aan de samenwerking. Op tactisch niveau bespreken we de inrichting en op operatio-neel niveau de uitvoering van de samenwerking. In deze paragraaf zal elk niveau besproken worden voor zowel ebtl Amsterdam als Hoogeveen. Ook het contact met de omwonenden zal per ebtl uiteen worden gezet.

Op strategisch vlak heeft de burgemeester van Amsterdam de omwonenden toege-zegd dat de ebtl per oktober 2019 verdwijnt. De locatiemanager en het ebtl-perso-neel lijken graag door te willen in gaan in Amsterdam. Ebtl Amsterdam stopt per 1 november 2019 vanwege de toezegging, maar ook omdat er behoefte is aan locaties voor maatschappelijke inzet en er te weinig politiecapaciteit beschikbaar is.

Op tactisch vlak verloopt de samenwerking zeer goed in Amsterdam, zo wordt op de ebtl gesteld; er heerst onderling vertrouwen. Zowel de vertegenwoor-diger van de gemeente als van de ebtl erkennen een algemeen belang voor beide partijen, waarbij open contact hoog in het vaandel staat. Voor de gemeente is het belangrijk op de hoogte te zijn van alle interne en externe incidenten door de ebtl-bewoners. Zo wordt de burgemeester wekelijks op de hoogte gehouden van de gang van zaken op de ebtl. En incidenten worden direct doorgegeven via tele-fonisch contact. Verder is een gemeentevertegenwoordiger aanwezig bij intern overleg25 dat eens per maand plaatsvindt. In dit overleg bespreken de ebtl en de ketenpartners de stand van zaken binnen en rondom de ebtl in zijn algemeen-heid. Het is geen casuïstiek overleg,26 waar de dossiers en procedurestatus van elke ebtl-bewoner wordt besproken; daar is de gemeente Amsterdam niet bij betrokken.

Operationeel blijft de samenwerking tussen de gemeente Amsterdam en de ebtl een zoektocht. Vanuit de gemeente wordt opgemerkt dat de ebtl weinig tot geen middelen heeft om de bewoners die, afgaand op hun gedrag, binnen zou-den moeten blijven daadwerkelijk te weren uit de buurt. Ook de gemeentelijke boa’s missen een zekere rechtsgrond om te handhaven op overtreders van de vrij-heidsbeperkende maatregel. Omdat de boa’s alleen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kunnen handhaven maar een overtreding van de vrijheidsbeperkende maatregel (art. 56 vw) via het strafrecht verloopt, heb-ben zij alleen een signalerende functie richting de ebtl’ers. Signaleren is echter nauwelijks mogelijk, aangezien bewoners (ondanks de gebiedsbeperking en de huisregels) op alle tijden van de dag naar buiten kunnen gaan en er geen 24-uurs handhaving wordt ingezet.

Op strategisch niveau verschilt Hoogeveen niet zoveel van Amsterdam. De burgemeester heeft de omwonenden niet zozeer een nadrukkelijke toezegging gedaan, maar zowel in de gemeente als bij haar omwonenden heerste het idee dat de ebtl-pilot na twee jaar stopt in Hoogeveen.

Net als in Amsterdam bestaat in Hoogeveen op tactisch niveau een open communicatie tussen de ebtl en de gemeente. Naast de maandelijkse overleggen heeft deze gemeente besloten om wél aanwezig te zijn bij de wekelijkse casuïs-tiekoverleggen. Daarin bespreken ze iedere ebtl-bewoner en wordt bekeken in hoeverre asielprocedures versneld kunnen worden afgedaan of bepaalde asiel-zoekers strafrechtelijk kunnen worden vervolgd (in geval van strafbaar gedrag). Ondanks dat de casuïstiek buiten het takenpakket van de gemeente valt, voelen

zij sterk de verantwoordelijkheid om de echte overlastgevers stevig aan te pakken en hebben zij besloten om bij het casuïstiek overleg aanwezig te zijn.

Wat betreft de operationele samenwerking met de politie was het voor ebtl Hoogeveen (net zoals ebtl Amsterdam) in het begin zoeken, aangezien het COA-personeel vanuit zijn oorspronkelijke takenpakket niet gewend is om te gaan met overlastgevende asielzoekers. De politie geeft ook aan in het begin buitensporig veel meldingen binnen te krijgen, waardoor zij soms zonder strafrechtelijke aan-leiding op de locatie moesten komen. Inmiddels is daar een goede samenwerking in gevonden en kan het COA-personeel, in samenwerking met aanvullend DJI-personeel, vaker zelf oplossingsgericht werken.

De omwonendencommissie in Amsterdam, die met dertig leden begon, bestaat inmiddels nog maar uit twee leden. Volgens de overgebleven leden had dit te maken met het feit dat er gewoonweg te weinig gebeurde om te kunnen bespre-ken. De zorgen van de omwonenden voorafgaand aan de komst van de ebtl is volgens de commissie dan ook onterecht. Ze zijn tevreden over de ebtl en ervaren nauwelijks overlast. Wel zien de omwonenden graag meer initiatief bij de ebtl om informatie met hen te delen. De omwonenden geven aan dat ze tijdens de bijeen-komsten zelf heel actief naar zaken moeten vragen om meer inzichten over de ebtl te verkrijgen. Dit zou volgens hen juist een vast agendapunt moeten zijn: het bespreken van de gang van zaken op de ebtl.

De drie gesproken omwonenden uit de commissie Hoogeveen zijn een stuk kritischer dan in Amsterdam: ze hebben veel overlast van asielzoekers en zien weinig handhaving op straat. Ook wordt er persoonlijke overlast ervaren. Wel zeggen de geïnterviewde omwonenden, dat zij niet goed kunnen inschatten of de overlastgevers ebtl- of azc-bewoners zijn, aangezien ebtl Hoogeveen zich op dezelfde locatie bevindt als het azc. De omwonenden geven daarnaast aan zich niet onveilig te voelen, maar wel wantrouwend te zijn en bepaalde gebieden rondom de ebtl te mijden. Daarnaast hebben ze het gevoel dat het bewonersover-leg een “bestuurlijk vinkje’’ is. Inhoudelijk suggereren de omwonenden om in het overleg transparanter te worden naar de buurtbewoners en hun input serieus te nemen, om geen draagvlak te verliezen. Zij merken dat de empathie bij hen en de andere omwonenden, die eerst zo groot was in Hoogeveen, wegebt. Dit zou komen doordat er door de overlastgevende asielzoekers uit landen die niet zijn aangemerkt als veilig land van herkomst ook minder begrip ontstaat voor de vluchtelingen uit onveilige landen.

In document Asielzoekers in het gareel? (pagina 82-86)