• No results found

Verplichtingen voor aanbieders van mobiele gespreksafgifte

181. Het college heeft op grond van art 6a.1 van de Tw en de Aanbeveling van de Commissie de relevante markt voor gespreksafgifte op het mobiele netwerk van [NAAM MNO/MVNO] afgebakend.

Vervolgens heeft hij vastgesteld dat deze markt niet daadwerkelijk concurrerend is als bedoeld in art 6a.2 van de Tw. Het ontbreken van daadwerkelijke concurrentie is het gevolg van de dominante positie van

[NAAM MNO/MVNO].

182. De marktanalyse toont aan dat de mobiele aanbieder door zijn aanmerkelijke marktmacht bij gespreksafgifte op zijn mobiele netwerk voor deze dienst buitensporig hoge tarieven kan vragen en interconnectie voor het afleveren van gespreksafgifte kan weigeren. Ook komt uit de marktanalyse naar voren dat de mobiele aanbieder door de bestaande marktstructuur overwegend prikkels heeft om voor de levering van gespreksafgifte ook daadwerkelijk hoge tarieven te hanteren en dat het niet mogelijk is om deze prikkels weg te nemen of prijsverlagende prikkels te introduceren.

183. Om deze problemen te adresseren verplicht het college de mobiele aanbieder ten aanzien van de toegang tot het mobiele netwerk voor het afgeven van gesprekken en de interconnectie ten behoeve van mobiele gespreksafgifte om:

o op grond van de artikelen 6a.7, eerste en tweede lid, van de Tw, kostengeoriënteerde tarieven te hanteren voor mobiele gespreks afgifte;

o op grond van de artikelen 6a.6, eerste en tweede lid, onder i, van de Tw, te voldoen aan redelijke verzoeken tot interconnectie ten behoeve van mobiele gespreksafgifte.

Ter ondersteuning van deze maatregelen verplicht het college de mobiele aanbieder voorts ten aanzien van de toegang tot het mobiele netwerk voor mobiele gespreksafgifte en de interconnectie ten behoeve van mobiele gespreksafgifte:

o op grond van artikel 6a.9, eerste lid, van de Tw, op transparante wijze te leveren. Meer in het bijzonder bepaalt het college dat het aanbod tot interconnectie ten behoeve van gespreksafgifte in elk geval de volgende informatie dient te bevatten:

• een overzicht van diensten die de mobiele aanbieder voor de interconnectie ten behoeve van mobiele gespreksafgifte kan aanbieden, met de daarbij behorende voorwaarden (o.a. technische voorwaarden), condities en tarieven;

• de technische kenmerken en andere eigenschappen van het mobiele netwerk, voorzover de afnemer deze informatie voor interconnectie nodig heeft;

• een overzicht van alle locaties van de toegangspunten van het mobiele netwerk waarop interconnectie kan worden afgenomen;

• de voorwaarden van betaling en facturering.

184. Met deze verplichtingen worden (de gevolgen van) de potentiële mededingingsproblemen geadresseerd. De opgelegde verplichtingen zijn naar het oordeel van het college minimaal noodzakelijk om de doelstellingen van artikel 1.3 van de Tw te realiseren. Deze doelstellingen zijn in paragraaf 7.2 nader uitgewerkt.

185. De verplichtingen die het college oplegt zijn in lijn met het standpunt van de ERG ten aanzien van de passende maatregelen die onder het nieuwe reguleringskader aan aanbieders met aanmerkelijke marktmacht, met name ten aanzien van problemen bij gespreksafgifte, kunnen worden opgelegd.81 De ERG heeft een analyse gemaakt van mededingingsproblemen die door aanmerkelijke marktmacht kunnen ontstaan. Voor gespreksafgifte identificeert de ERG als mogelijke problemen de ‘refusal to deal’

(weigering om toegang te leveren), ‘high charges’ (hoge tarieven) and ‘price discrimination’ (prijsdiscriminatie).

186. Hierna wordt de proportionaliteit van de opgelegde regulering per verplichting nader onde rbouwd. Daarbij wordt aangegeven met welk doel de specifieke verplichtingen worden opgelegd en waarom ze geschikt zijn om de mogelijke mededingingsproblemen zo goed mogelijk te voorkomen. Om de

noodzakelijkheid van de verplichtingen te kunnen beoordelen heeft het college onderzocht of de beoogde resultaten van de verplichtingen ook gerealiseerd zouden kunnen worden met andere, lichtere

verplichtingen. Tot slot worden de te verwachten effecten van de opgelegde verplichtingen beschreven.

7.3.1 Toegang

187. Op grond van artikel 6a.6, eerste lid, van de Tw kan het college toegangsverplichtingen opleggen indien ‘het weigeren van toegang of het stellen van onredelijke voorwaarden met eenzelfde effect, de

ontwikkeling van een door duurzame concurrentie gekenmerkte eindgebruikersmarkt zou belemmeren of niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn.’ De verplichtingen die het college bij mobiele

gespreksafgifte oplegt zien op de levering van de gespreksafgifte en de interconnectie ten behoeve van de levering van gespreksafgifte.

81 Common position on the approach to appropriate remedies in the new regulatory framework”, ERG(03)30rev1, April 2004 http://www.erg.eu.int/doc/).

Verplichting tot levering van gespreksafgifte

188. De toegangsverplichting kan ingevolge het tweede lid onder g van artikel 6a.6 Tw inhouden dat een mobiele aanbieder ‘.. bepaalde diensten aanbiedt die nodig zijn voor interoperabiliteit van de aan

gebruikers geleverde eind tot einddiensten, inclusief faciliteiten voor intelligente netwerkdiensten of roaming binnen mobiele elektronische communicatienetwerken’.

189. De specifieke toegangsverplichting tot levering van de dienst mobiele gespreksafgifte betekent dat de mobiele aanbieder een andere aanbieder de toegang tot de eindgebruikers op zijn mobiele netwerk voor het afleveren van gesprekken niet kan weigeren. Deze verplichting is geschikt en noodzakelijk omdat zij waarborgt dat andere aanbieders telefoonverkeer tot stand kunnen brengen tussen eigen klanten en de eindgebruikers op het gebelde mobiele netwerk. Hierdoor zijn eindgebruikers op andere netwerken in staat eindgebruikers op het betreffende mobiele netwerk te bereiken. De keuzemogelijkheid voor de beller betekent een prikkel voor aanbieders van telefonie tot het doen van een concurrerend aanbod voor telefonie. De opgelegde toegangsverplichting is dan ook in het belang van eindgebruikers en de

concurrentie tussen telefonieaanbieders.

Verplichting tot interconnectie

190. De toegangsverplichting kan ingevolge het tweede lid onder i van artikel 6a.6 van de Tw inhouden dat een mobiele aanbieder ‘.. zorgt voor interconnectie van openbare elektronische

communicatienetwerken of netwerkfaciliteiten’. Het college verplicht de mobiele aanbieder op grond van

deze bepaling om te voldoen aan een redelijk verzoek tot interconnectie ten behoeve van gespreksafgifte op zijn mobiele netwerk.

191. De opgelegde toegangsverplichting is geschikt omdat het voorkomt dat interconnectie ten behoeve van gespreksafgifte niet, of niet op een efficiënte wijze, tot stand komt. Een efficiënte afwikkeling van het verkeer is in het belang van de eindgebruikers omdat aanbieders daardoor in staat zijn het bellen naar het betreffende netwerk tegen zo laag mogelijke kosten aan te bieden. Met de verplichting kan door een afnemer van gespreksafgifte immers interconnectie worden afgedwongen indien dat onder de gegeven omstandigheden voor hem de meest efficiënte wijze is om telefoonverkeer aan te bieden voor afgifte op het betreffende mobiele netwerk.

192. Aangezien het weigeren van (directe) interconnectie een (potentieel) mededingingsprobleem vormt op de markt voor gespreksafgifte op het eigen mobiele netwerk, is het opleggen van een dergelijke verplichting noodzakelijk.

193. De verplichting brengt mee dat de mobiele aanbieder in geval van een redelijk verzoek een aanbod tot interconnectie zal moeten doen. De redelijkheid van dit aanbod wordt in hoge mate bepaald door de omstandigheden waaronder de interconnectie tot stand gebracht dient te worden. Zo dient de hoogte van de vergoeding die de mobiele aanbieder vraagt voor de interconnectie ten behoeve van gespreksafgifte gebaseerd te zijn op de noodzakelijke kosten die de mobiele aanbieder maakt voor het tot stand brengen en het in stand houden van de interconnectieverbinding.

194. De ontwikkeling van een aanbod is in eerste instantie een zaak van de betrokken partijen die rekening kunnen houden met de omstandigheden waaronder interconnectie tot stand gebracht moet worden. Dit laat onverlet dat de redelijkheid van een concreet aanbod van een mobiele aanbieder door het college in voorkomende gevallen ambtshalve of op verzoek van een marktpartij beoordeeld kan worden. Het college acht het noodzakelijk dat er op voorhand aanvullende eisen worden gesteld ten aanzien van transparantie en non -discriminatie. In volgende paragrafen zal hij daar nader op ingaan.

7.3.2 Kostengeoriënteerde tarieven voor mobiele gespreksafgifte

195. Het college kan een mobiele aanbieder een tariefverplichting opleggen indien deze aanbieder de tarieven van gespreksafgifte “..door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig hoog

peil kan handhaven of de marges kan uithollen, in beide gevallen ten nadele van de eindgebruikers.’ De

situatie bij mobiele gespreksafgifte voldoet aan deze voorwaarde voor het nemen van een

tariefmaatregel. Zoals bij de analyse van de markt al is uiteengezet, beschikt de mobiele aanbieder over aanmerkelijke marktmacht bij gespreksafgifte op zijn mobiele netwerk en is (een risico op) buitensporig hoge tarifering voor mobiele gespreksafgifte in het nadeel van de eindgebruikers.

196. De invulling die het college aan de tariefverplichting geeft is gebaseerd op de doelstellingen die met het opleggen van de regulering worden beoogd. Zoals in paragraaf 7.2 nader is onderbouwd, worden de belangen van de eindgebruikers het best beschermd door het opleggen van verplichtingen die tot uitkomsten leiden zoals die in geval van duurzame concurrentie tot stand zouden komen. Wat de tariefverplichting betreft is dit het geval indien de mobiele aanbieders gespreksafgifte tegen een competitief (wholesale) tarief aanbieden, dat wil zeggen tegen een prijs die tot stand zou komen indien bij mobiele gespreksafgifte duurzame mededinging zou bestaan. Een dergelijk tariefniveau zou ontstaan indien de mobiele aanbieder niet zou beschikken over aanmerkelijke marktmacht bij het afleveren van gesprekken op zijn netwerk. In dat hypothetische geval kan een effectief concurrerende markt voor gespreksafgifte ontstaan waarop marktwerking zorgt voor het verdwijnen van excessieve marges en het dalen van de tarieven tot het niveau van de onderliggende efficiënte kosten plus een redelijke

winstopslag.

197. Het college merkt op dat de opgelegde tariefverplichting geschikt is omdat met een op een competitief niveau vastgesteld tarief voor gespreksafgifte de doelstellingen van de regulering van mobiele gespreksafgifte, in het bijzonder de bescherming van de belangen van eindgebruikers, zo goed mogelijk worden behaald.

198. Het college legt op basis van artikel 6a.7, tweede lid, van de Tw een kostengeoriënteerd tarief op waarbij het tariefniveau wordt bepaald aan de hand van een te ontwikkelen (‘bottom up’) Forward Looking Long Run Incremental Cost (FL-LRIC) model. Het college acht een dergelijke invulling van de tariefregulering voor mobiele gespreksafgifte geschikt omdat daarmee een competitief tariefniveau voor mobiele gespreksafgifte het best benaderd kan worden.

199. In Annex 1A van dit besluit geeft het college een meer gedetailleerde onderbouwing van de geschiktheid en de noodzaak van het opleggen van een kostengeoriënteerd tarief op basis van de FL-LRIC

methodiek. Daarbij worden eveneens de uitgangspunten en de operationalisering van de tariefregulering nader uitgewerkt. Annex 1A is een integraal onderdeel van de proportionaliteitsoverwegingen van het college ten aanzien van de opgelegde tariefverplichting.

7.3.3 Transparantie

200. Op grond van artikel 6a.9, eerste lid, van de Tw legt het college de mobiele aanbieder de verplichting op om bij het aanbieden van de dienst gespreksafgifte informatie bekend te maken over tarieven en andere voorwaarden die de mobiele aanbieder aan het aanbieden van gespreksafgifte en interconnectie ten behoeve van gespreksafgifte verbindt.

201. Het opleggen van de transparantieverplichting betekent dat de mobiele aanbieder afnemers van mobiele gespreksafgifte inzicht dient te verschaffen in de tarieven en overige voorwaarden van deze dienst. De opgelegde verplichting is geschikt omdat daarmee zoveel mogelijk voorkomen wordt dat de toegang wordt bemoeilijkt door onduidelijkheden in het aanbod van gespreksafgifte van de mobiele aanbieder.

202. De opgelegde transparantieverplichting betekent dat de mobiele aanbieder die om interconnectie wordt verzocht een aanbod dient te doen, waaruit duidelijk wordt wat voor de interconnectie benodigd is. Deze verplichting is geschikt omdat ze de verzoeker in staat stelt te beoordelen of interconnectie efficiënt is. Alleen de aanbieder van mobiele gespreksafgifte kan de daarvoor benodigde informatie verschaffen. Zonder deze informatieverplichting kan de afnemer van gespreksafgifte niet goed bepalen of

interconnectie efficiënt is.

203. Mede vanwege de voor aanbieders reeds bestaande mogelijkheid om verkeer via KPN Telecom voor gespreksafgifte op een mobiel netwerk aan te bieden, zal directe interconnectie in het algemeen pas bij grotere verkeersvolumes efficiënt zijn. Het aantal verzoeken om interconnectie zal derhalve naar verwachting in aantal beperkt zijn. Om deze reden acht het college een verdergaande verplichting, te weten de verplichting tot het doen van een referentieaanbod voor interconnectie, niet noodzakelijk om de beoogde interconnectie te bevorderen.

204. Het aanbod tot interconnectie van de mobiele aanbieder dient voldoende informatie te bevatten op grond waarvan de afnemer in staat is om te oordelen of de gevraagde interconnectie efficiënt is. Op grond van artikel 6a.9, eerste lid, van de Tw bepaalt het college dat het aanbod tot interconnectie ten behoeve van gespreksafgifte in elk geval de volgende informatie dient te bevatten:

• een overzicht van diensten, ontbundeld tot het niveau van afneembare dienstverlening, die de mobiele aanbieder voor de interconnectie ten behoeve van mobiele gespreksafgifte kan

aanbieden, met de daarbij behorende voorwaarden (o.a. technische voorwaarden), condities en tarieven;

• de technische kenmerken en andere eigenschappen van het mobiele netwerk, voorzover de afnemer deze informatie voor interconnectie nodig heeft;

• een overzicht van alle locaties van de toegangspunten van het mobiele netwerk waarop interconnectie kan worden afgenomen;

• de voorwaarden van betaling en facturering.

7.3.4 Non-discriminatie

205. Op grond van artikel 6a.8 van de Tw legt het college de mobiele aanbieder de verplichting op om gespreksafgifte en interconnectie ten behoeve van deze dienst onder gelijke omstandigheden onder gelijke voorwaarden aan te bieden. Deze verplichting houdt in dat de mobiele aanbieder gespreksafgifte moet aanbieden onder gelijke voorwaarden als die welke onder gelijke omstandigheden gelden voor hemzelf, voor aan hem gelieerde of voor andere ondernemingen.

206. De verplichting tot non -discriminatie betekent dat de aanbieder jegens een bepaalde afnemer geen ongunstiger voorwaarden dan jegens een andere afnemer kan hanteren. Het college acht deze

verplichting geschikt omdat daarmee wordt voorkomen dat de mobiele aanbieder bij gespreksafgifte of bij interconnectie ten behoeve van gespreksafgifte discriminerende voorwaarden hanteert die kunnen leiden tot een verstoring van de concurrentiepositie van een andere aanbieder op de retailmarkt. Om dergelijk potentieel concurrentieverstorend gedrag te voorkomen is een verplichting tot het hanteren van non-discriminatoire voorwaarden noodzakelijk. Een eventuele verdergaande verplichting tot het hanteren van een gescheiden boekhouding acht het college disproportioneel omdat dit zou leiden tot een zwaardere administratieve last voor de aanbieder die niet gerechtvaardigd wordt door een betere borging van de levering van gespreksafgifte of van de daarvoor benodigde interconnectie.

207. De verplichting tot non -discriminatie is voorts geschikt omdat ze voorkomt dat een aanbieder een individuele afnemer achter zou stellen door gespreksafgifte aan andere aanbieders tegen lagere tarieven aan te bieden. Bovendien voorkomt de verplichting dat een individuele aanbieder een hoger gemiddeld tarief voor gespreksafgifte moet betalen als gevolg van een differentiatie in de tariefstructuur voor mobiele gespreksafgifte, die niet gebaseerd is op de onderliggende kosten.82

7.3.5 Geen lichtere maatregelen mogelijk

208. Voor de waarborging van de voor gespreksafgifte benodigde toegang bestaan geen lichtere maatregelen die het met de regulering beoogde doel kunnen bereiken. Het college acht het voor het realiseren van de doelstellingen van de regulering ook noodzakelijk dat het hele pakket van maatregelen wordt opgelegd.

82 Een mobiele aanbieder kan zijn tariefstructuur differentiëren naar call setup en conveyance. Een dergelijke uitsplitsing is gebaseerd op de onderliggende kosten en zal in geval van een kostengeoriënteerd tarief naar alle aanbieders toe gelijk zijn. Het is evenwel ook mogelijk dat een mobiele aanbieder zijn tarief voor gespreksafgifte uitsplitst naar time of day. Door een dergelijke tariefuitsplitsing kan het voorkomen dat een individuele afnemer van gespreksafgifte door het specifieke patroon van zijn verkeer dat hij wil afleveren een hoger gemiddeld tarief betaalt. De verplichting tot non -discriminatie moet deze laatste vorm van discriminatie voorkomen.

209. Het opleggen van alleen een transparantieverplichting zou voor mobiele aanbieders minder belastend zijn. Dit is echter geen alternatief omdat de mogelijkheid voor een dominante partij om toegang te weigeren hiermee niet wordt weggenomen. Transparantie creëert voor de afnemers van gespreksafgifte geen onderhandelingsmacht die de toegang voor het afleveren van gesprekken zou kunnen waarborgen of ongelijke behandeling zou kunnen tegengaan.

210. Voorts merkt het college op dat transparantiemaatregelen in het verleden ook geen aantoonbaar (dalend) effect hebben gehad op het tarief voor gespreksafgifte. In dit verband wordt gewezen op de verplichting van KPN Telecom om de tarieven voor gespreksafgifte van de verschillende mobiele aanbieders direct door te berekenen in het retailtarief voor het bellen naar eindgebruikers van deze mobiele aanbieders.

211. De verplichting om non -discriminatoire voorwaarden te hanteren is noodzakelijk omdat andere, lichtere verplichtingen het risico niet kunnen wegnemen dat een aanbieder de voor het leveren van gespreksafgifte benodigde interconnectie onnodig duur en/of feitelijk onmogelijk maakt door het hanteren van ongelijke voorwaarden.

212. De opgelegde tariefregulering ten behoeve van mobiele gespreksafgifte is noodzakelijk omdat andere wettelijke verplichtingen die niet direct de hoogte van het tarief bepalen of tariefregulering die niet gebaseerd is op kostenoriëntatie, niet tot een competitief tariefniveau voor gespreksafgifte zullen leiden. 83 Uit de marktanalyse en de geschiedenis van mobiele communicatie blijkt immers dat de mobiele aanbieder overwegend prikkels heeft om zo hoog mogelijke tarieven voor gespreksafgifte te vragen en niet geneigd zal zijn om het tarief voor gespreksafgifte verder bij te stellen dan tot waar de regulering hem verplicht.

213. Meer in het bijzonder merkt het college ten aanzien van de noodzaak van tariefregulering op dat de marktanalyse aantoont dat de verplichting tot het hanteren van non-discriminatoire tariefvoorwaarden evenwel niet betekent dat een mobiele aanbieder geen buitensporig hoog (wholesale) tarief voor

gespreksafgifte kan hanteren. Een buitensporig hoog tarief voor gespreksafgifte dat voor alle afnemers geldt is weliswaar non-discriminatoir, maar leidt nog steeds tot een buitensporig hoge tariefstelling. 214. De verplichting tot non -discriminatie houdt eveneens in dat een mobiele aanbieder verplicht is om onder gelijke omstandigheden zichzelf voor het afleveren van het eigen verkeer tegen gelijke

voorwaarden dezelfde tarieven in rekening te brengen als de tarieven die hij in rekening brengt voor het afleveren van verkeer aan afnemers van de dienst gespreksafgifte. Het college verwacht echter niet dat dit aspect van de non-discriminatie verplichting de mobiele aanbieder ertoe zal bewegen om een

competitief tariefniveau voor gespreksafgifte te hanteren. Die prikkel ontbreekt omdat de wijze waarop de levering van diensten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming van de mobiele aanbieder intern wordt verrekend geen impact heeft op zijn uiteindelijke bedrijfsresultaat.

83 Onder competitief niveau wordt verstaan een prijs die tot stand zou komen indien bij mobiele gespreksafgifte duurzame mededinging zou bestaan. Zie ook randnummer 196.

7.3.6 Conclusie

215. Het college concludeert dat de in dit besluit opgelegde verplichtingen geschikt zijn omdat de beoogde doelstellingen van de regulering ermee ge realiseerd worden. De verplichtingen zijn ook

noodzakelijk, omdat de doelstellingen niet door andere, minder vergaande verplichtingen kunnen worden bereikt.