• No results found

Verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van ééngezinswoning met carport en tuinberging gelegen, Broekstraat 26, OMV_2020065125

SCHAKELING VAN DE WONINGEN Zoals weergegeen op het verkavelingsplan

59. Verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van ééngezinswoning met carport en tuinberging gelegen, Broekstraat 26, OMV_2020065125

Wetgeving

• Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de vlaamse codex ruimtelijke ordening en hun uitvoeringsbesluiten.

• Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

• Besluit van de vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen.

• Besluit van de vlaamse regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Feiten en context

De aanvraag ingediend door Anne Vincken en Joris Bormans, dossier OMV_2020065125, werd voor een eerste maal ontvangen op 19 mei 2020 en werd ontvankelijk en volledig verklaard op 8 juni 2020.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein, gelegen Broekstraat 26 te 3530 Houthalen-Helchteren, met als kadastrale omschrijving: afdeling 4 sectie D nr. 276E5.

Het betreft een aanvraag tot het bouwen van ééngezinswoning met carport en tuinberging.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Motivering:

Stedenbouwkundige basisgegevens

Ligging volgens de plannen van aanleg + bijhorende voorschriften

Het perceel is gelegen in woongebieden en natuurgebieden volgens het bij koninklijk besluit van 3 april 1979 goedgekeurd Gewestplan Hasselt-Genk.

De woongebieden zijn bestemd zijn voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.

Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen).

Het perceel is gelegen binnen een natuurgebied volgens het bij koninklijk besluit van 03 april 1979 goedgekeurd gewestplan Hasselt-Genk.

De groengebieden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijk milieu.

De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden.

In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.

Ligging volgens verkaveling en plannen

Het perceel maakt geen deel uit van een RUP of BPA.

Het perceel is gelegen binnen verkaveling met als referentie 63V84 d.d. 23.12.1965 en gewijzigd d.d.

25.01.1988 met ref. 63V84/2 zodat de voorschriften van deze verkaveling en van het gewestplan van toepassing zijn op deze aanvraag.

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

• Verkavelingsvergunning (72039/7969/V/63V84/1) voor verkaveling met 5 loten met gratis grond voor wegaanleg door het college van burgemeester en schepenen goedgekeurd op 23/12/1965.

• Verkavelingsvergunning (72039/7969/V/63V84/2) voor loten 2 en 3 halfopen bebouwing wordt gewijzigd in open bebouwing voor elk lot.

• 1 woongelegenheid per lot. residentieel gebruik. door het college van burgemeester en schepenen goedgekeurd op 25/01/1988.

Watertoets

Het voorliggend project is niet gelegen in een recent overstroomd gebied of een

overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid geoordeeld dient te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Enkel door de toename van de verharde oppervlakte wordt de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Dit wordt gecompenseerd door de plaatsing van een hemelwaterput en infiltratieput, overeenkomstig de normen vastgelegd in de geldende verordening.

Uit de watertoets is gebleken dat er geen bijkomende bijzondere maatregelen moeten getroffen worden.

Beschrijving van de omgeving en aanvraag

De aanvraag betreft de nieuwbouw van een ééngezinswoning met een tuinberging en carport. Het te bebouwen perceel situeert zich in een residentiële omgeving met voornamelijk ééngezinswoningen.

Het perceel wordt gekenmerkt door een groot niveauverschil tussen de straat en de tuinzone.

De modern vormgegeven woning bestaat uit een compact hoofdvolume in bruin-geel genuanceerde gevelstenen en een plat dak. Om het bestaande, hellende gabariet van het terrein zoveel mogelijk te respecteren is de woning opgevat met split-levels, waarbij aan de voorgevelzijde sprake is van 2 volwaardige verdiepingen tov het straatniveau, aan de achterzijde bedraagt dit anderhalve verdieping.

Om de tuinzone zoveel mogelijk te vrijwaren van bijgebouwen, werd er geopteerd om alle functies in één

totaalvolume onder te brengen. Vandaar dat er aan de voorzijde van de woning een dubbele carport met

tuinberging voorzien is. De dakconstructie van de carport steekt 80 cm voor de voorgevel uit. Dit was nodig om de carport voldoende diepte (en gebruiksgemak) te geven, maar hierdoor ontstaat er eveneens een ruimtelijk lijnenspel en accent aan de voorzijde van de woning. Door de toepassing van gevelpanelen voor de carport, vormt het qua materiaalgebruik een contrast met de rest van de woning dat in gevelstenen opgetrokken zal worden. Om voldoende ruimte in de breedte te hebben voor het parkeren van 2 auto’s en nog voldoende doorgang over te houden om de voordeur te bereiken, werd de carport tot op 1m54 van de rechter perceelsgrens ingeplant.

De afmetingen van de effectieve woning (excl. tuinberging en carport) bedragen 10m70 (breedte) op 12m60 (diepte), maar door toevoeging van de nevenfuncties (tuinberging en carport) resulteren de totale afmetingen in 12m20 (breedte) op 17m80 (diepte) op het gelijkvloers en 10m70 (breedte) op 8m20 (diepte) op de verdieping.

Door de inplanting van de tuinberging en dubbele carport aan de voorzijde situeert de achtergevellijn van de verdieping zich op 12m80 uit de voorgevellijn, hoewel de totale bouwdiepte dus maar 8m20 bedraagt.

In overleg met de aanpalende buren zal er enerzijds aan de rechterzijde een keerwand opgetrokken worden (in analogie en aansluitend op de bestaande keermuur van de rechterburen) en anderzijds met kleinere betonnen L-vormige keerelementen aan de linker perceelsgrens gewerkt worden om het hoogteverschil met de naastliggende percelen op te vangen.

Dit ontwerp werd dus zowel met de linker- als de rechterburen overlopen. De rechterbuur heeft het inplantingsplan voor akkoord ondertekend (zie bijlage). De linkerburen hadden geen bezwaren, maar wensten niets te ondertekenen.

Het perceel maakt deel uit van de verkaveling 7063.V.84, opgemaakt in 1988. De verkaveling is dus ouder dan 15 jaar, waarbij er voorbijgegaan mag worden aan de voorschriften. Hieronder nog een beknopte opsomming van de belangrijkste afwijkingen tov de originele verkavelingsvoorschriften:

• Inplanting van de carport (80 cm voor de voorgevellijn en tot op 1m54 van de rechter perceelsgrens)

• Totale bouwbreedte (door toevoeging carport) bedraagt 12m20 ipv max. 11m20 (= 2/3 van de

kavelbreedte)

• Totale bouwdiepte bedraagt 17m80 ipv 17m

• 2 volwaardige bouwlagen ipv 1

• Plat dak ipv hellend dak

• Materiaalgebruik: bruin-grijze gevelstenen ipv rode gevelstenen Openbaar onderzoek/raadpleging aanpalende eigenaar

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 18 juni 2020 t.e.m. 17 juli 2020. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.

Adviezen

Het advies van Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening:

Datum ontvangst advies: 29 juni 2020 Aard advies: voorwaardelijk gunstig.

Advies gemeentelijke omgevingsambtenaar

Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar van 11-08-2020 met een voorwaardelijk gunstig advies.

Stedenbouwkundig advies

Het perceel maakt van een goedgekeurde niet vervallen verkaveling. De stedenbouwkundige voorschriften van deze verkaveling zijn integraal van toepassing op deze aanvraag.

Het plan wijkt af van de verkavelingsvoorschriften op de volgende punten:

-Inplanting van de carport (80 cm voor de voorgevellijn en tot op 1m54 van de rechter perceelsgrens) -Totale bouwbreedte (door toevoeging carport) bedraagt 12m20 ipv max. 11m20 (= 2/3 van de kavelbreedte)

-Totale bouwdiepte bedraagt 17m80 ipv 17m -2 volwaardige bouwlagen ipv 1

-Plat dak ipv hellend dak

-Materiaalgebruik: bruin-grijze gevelstenen ipv rode gevelstenen De afwijkingen zijn verantwoord voor deze aanvraag.

Het plan is niet volledig in overeenstemming met de stedenbouwkundige voorschriften van deze verkaveling maar aangezien de verkavelingsvergunning ouder is dan 15 jaar moeten deze voorschriften geen beoordelingsgrond zijn om de aanvraag te weigeren.

Artikel 4.3.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening stelt immers dat binnen de omschrijving van een goedgekeurde, niet vervallen verkavelingen ouder dan 15 jaar de onverenigbaarheid van de aanvraag met de stedenbouwkundige voorschriften niet langer een grond vormt voor weigering van de aanvraag De hierboven vermelde goedgekeurde, niet vervallen verkaveling is ouder dan 15 jaar en dus komt de aanvraag principieel in aanmerking voor deze regeling.

De aanvraag kan dus niet louter geweigerd worden op basis van onverenigbaarheid met de

voorschriften. Dus wordt de aanvraag getoetst aan de goede ruimtelijke ordening; het aangevraagde wordt hier dus beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4 van de VCRO.

De beperkte afwijkingen t.o.v. de verkavelingsvoorschriften zijn hier dus stedenbouwkundig

verantwoord en ruimtelijk aanvaardbaar. Mits dat er geen gegronde bezwaren binnen komen tijdens het openbaar onderzoek, kan hier een omgevingsvergunning afgeleverd worden.

Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen Op basis van de hierboven vermelde overwegingen, komt het college van burgemeester en schepenen tot de volgende beoordeling van het dossier: het college gaat akkoord met het advies en het standpunt van de gemeentelijk omgevingsambtenaar. De motiveringen die worden aangehaald om volgens de gewone procedure een omgevingsvergunning af te leveren en de toetsingen aan de gewestplanvoorschriften en aan de goede ruimtelijke ordening worden bijgetreden.

Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014

betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten.

Besluit het college:

Artikel 1.

De aanvraag ingediend door Anne Vincken en Joris Bormans inzake het bouwen van ééngezinswoning met carport en tuinberging gelegen Broekstraat 26, met als kadastrale omschrijving: afdeling 4 sectie D nr. 276E5 voorwaardelijk te vergunnen.

Artikel 2.

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

> de woning moet voldoen aan de isolatie- en ventillatienormen die van kracht zijn;

> de aanvrager dient het Algemeen Waterverkoopreglement, de aanvullende voorwaarden en de aanvullende technische voorschriften van de rioolbeheerder Fluvius na te leven. Daarnaast dient de aanvrager de voorwaarden zoals bepaald in afdeling 6.2.2. van Vlarem II na te leven voor de afvoer van hemel- en afvalwater.

Indien voor het bouwproject een aansluiting op de openbare riolering noodzakelijk is dan dient de aanvrager zo snel mogelijk na het bekomen van de bouwvergunning zijn aanvraag tot aansluiting op het openbaar saneringsnetwerk online aan te vragen via de website van Fluvius. Fluvius bepaalt de locatie en diepte van de huisaansluitingen. Alleen Fluvius of een door haar aangestelde uitvoerder zorgt voor de realisatie van het gedeelte van de aansluiting dat in het openbaar domein ligt tot aan de perceelsgrens van de eigendom

De klant dient zelf in te staan voor het plaatsen van de privériolering voor het bouwproject en is verplicht deze uit te voeren volgens de wettelijke bepalingen ter zake, ondermeer dient voldaan te zijn aan de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening inzake hemelwaterputten,

infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 5/07/2013 (GSV “hemelwater”).

Indien de privériolering niet correct en volledig volgens deze wettelijke bepalingen werd uitgevoerd, zelfs indien dit niet expliciet door de stedenbouwkundige vergunning opgelegd is, behoudt Fluvius het recht om de woning niet aan te sluiten op het rioleringsnet.

Indien de bouwplannen en meer specifiek het rioleringsplan niet in overeenstemming zijn met deze voorschriften hebben deze voorschriften voorrang.

We raden aan om:

> Geen sifonputjes te plaatsen op vuilwaterafvoerleidingen aangezien in deze putjes vaak verstopping optreedt en alle toestellen in de woning in principe reeds over een waterslot/sifon beschikken.

> In het kader van herbruik van hemelwater, het water van de hemelwaterput voor de spoeling van alle WC’s, kranen voor kuiswater en wasmachines in deze werken te gebruiken.

> Een terugslagklep te plaatsen op de overloop van de hemelwaterput om terugstuwing vanuit de riolering te vermijden.

> De noodzakelijke ontluchting te voorzien op het private vuilwaterafvoerstelsel (bvb:

ontluchtingspijp door dak).

Door het in voege treden van het Algemeen Waterverkoopreglement is de keuring van

privéwaterafvoer verplicht vanaf 1 juli 2011. Elke rioleringsaansluiting op het openbaar saneringsnet dient een keuring van de privéwaterafvoer te ondergaan conform artikel 12, §1 van het Algemeen Waterverkoopreglement en dit bij de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer.

Enkel de door Fluvius erkende keurders komen hiervoor in aanmerking.Voldoen aan de voorwaarden van Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening van 29/06/2020;

Volgens artikel 59§2 van de Vlaamse Codex RO moet de bijgevoegde bekendmaking worden aangeplakt op het perceel binnen de 10 dagen na ontvangst van de beslissing en de datum van aanplakking moet worden ingegeven op het omgevingsloket + foto per mail aan: omgeving@houthalen-helchteren.be

Bijzondere aandachtspunten

Op het volledige grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt momenteel een ruimtelijk onderzoek gevoerd in het kader van de aanleg van een nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74).

Het is belangrijk dat iedere aanvrager van een omgevingsvergunning in de gemeente zich bewust is van (de huidige fase van) het lopende ruimtelijk onderzoek en de mogelijke impact hiervan op de aanvragen (zowel in positieve als negatieve zin). Dit geldt in het bijzonder voor de aanvragen tot omgevingsvergunningen met betrekking tot percelen gelegen op of langsheen de tracés van de zeven te onderzoeken alternatieven (zoals omschreven in de alternatievenonderzoeksnota).

Decreet complex project

Met het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, het besluit van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet complexe projecten en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project

In 2017 werd de Noord-Zuidverbinding Limburg aangeduid als een complex project. Daarmee volgt het de nieuwe procesaanpak van de complexe projectenprocedure die bestaat uit vier fases: de verkenningsfase, de onderzoeksfase, de uitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. De fases zijn gescheiden door drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit.

Onderzoeksfase

Op 16 maart 2018 heeft de Vlaamse Regering een startbeslissing genomen over het complex project

‘Noord-Zuidverbinding Limburg’ en een bijhorende procesnota bekend gemaakt. De startbeslissing betekent de afronding van de verkenningsfase in de procesaanpak voor de complexe projecten.

Vervolgens begint de onderzoeksfase die uiteindelijk moet leiden tot een voorkeursbesluit over het project. Daarvoor moeten verschillende alternatieven op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden.

Voorafgaand aan het onderzoek wordt een Alternatievenonderzoeksnota (AON) opgemaakt. De AON brengt alle belanghebbenden en geïnteresseerde burgers op de hoogte van het project, de ambities, de alternatieven en het onderzoek. Bovendien zorgt de nota ervoor dat iedereen kan reageren op de te onderzoeken alternatieven en de methodologie van het onderzoek. Eenieder kan de AON via de projectwebsite (https://www.noordzuidlimburg.be/documenten) raadplegen. Indien dit nodig zou zijn, kan een geactualiseerde AON (en bijhorend overwegingsdocument) opgemaakt worden na het doorlopen van de adviesronde en publieke raadpleging.

De AON beschrijft zeven te onderzoeken alternatieven, die verschillende tracés volgen voor de nieuwe Noord-Zuidverbinding (N74) op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren. Drie alternatieven volgen het tracé van de Grote Baan (N715), twee alternatieven volgen een westelijke omleiding, en twee alternatieven volgen een verschillende oostelijke omleiding.

Wanneer de Vlaamse Regering een voorkeursbesluit neemt inzake de Nood-Zuidverbinding Limburg zal het gekozen tracé en bijhorende zoekzones duidelijk afgebakend worden. Dit biedt meteen een rechtsgrond om aanvragen tot omgevingsvergunningen indien nodig te weigeren op basis van onverenigbaarheid met het voorkeursbesluit. Tevens kan het voorkeursbesluit een bouwverbod of bouwbeperkingen inhouden in bepaalde zones. De definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit is momenteel voorzien in het najaar van 2021.

Platform vergunningen Noord-Zuidverbinding Limburg

Om de realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74) en het voorkeursbesluit niet verder te hypothekeren, is een platform/overleg opgericht dat alle betrokken overheidsinstanties samenbrengt om de relevante aanvragen tot omgevingsvergunningen te bespreken. Het gaat dan concreet om volgende instanties: gemeente Houthalen-Helchteren, Departement Omgeving, De Werkvennootschap, Agentschap Wegen & Verkeer, en de Provincie Limburg.

Momenteel worden de aanvragen tot omgevingsvergunningen beoordeeld door het platform op basis van hun impact op de verdere uitwerking en realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Aanvragen die zich situeren binnen de contouren van de hierboven vernoemde tracés zullen

derhalve met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid behandeld worden. De betrokken overheidsinstanties zijn immers gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder bij het verlenen van vergunningen aan burgers en bedrijven.

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3°

en 4°, ook met twee jaar verlengd.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN