• No results found

7 Suggesties voor het beheer

7.6 Verlandings en oevervegetaties

Nederland is een waterrijk land. Dit wordt nog eens bevestigd door de vele vijvers en recreatieplassen in het stedelijk gebied. Veenendaal is daar een voorbeeld van. Deze waterpartijen hebben verscheidene betekenissen en functies. Civieltechnisch hebben ze een belangrijke functie in de waterafvoer en waterbuffering. Recreatief zijn het belangrijke elementen in het stedelijk groen en voor natuurontwikkeling bieden zij vele mogelijkheden. In waterrijke milieus hebben we in hoofdzaak te maken met verlandings- en oevervegetaties; ze bestaan uit planten die in het ondiepe water kunnen wortelen en boven het water uitgroeien. Doordat deze vegetaties jaarlijks afsterven, waarbij ophoping van afgestorven plantendelen plaatsvindt, groeit het water geheel of gedeeltelijk dicht. Er ontstaat dan een moerasachtige situatie waar op den duur ook bosvorming kan plaatsvinden. Dit proces wordt verlanding genoemd. Door uitbaggeren is dit proces tegen te gaan.

Bij oevers hebben we te maken men een overgang van land naar water. Onder min of meer natuurlijke omstandigheden kunnen er zeer gevarieerde en soortenrijke vegetaties aanwezig zijn. In het natte gedeelte zijn vaak Riet, Grote egelskop, Liesgras en Lisdodde aanwezig. Op het meer droge gedeelte (min of mee natte bodems) zijn in Veenendaal op veel plaatsen soorten van het Moerasverbond aanwezig (zie bij Ruigtkruiden)

Betekenis voor bewoners en gebruikers

Oevers, vijverkanten etc. worden door hengelaars en vele anderen die er vaak zo maar wat vertoeven tamelijk intensief gebruikt. Ruige oevers kunnen aantrekkelijk zijn om langs te lopen. Vooral in een park kan het de indruk geven dat men zich in de natuur bevindt. Oevers met Riet, Lisdodde en Gele lis hebben in het algemeen een positieve betekenis. Niet alleen om de bloeiwijze, maar ook in verband met het vogelleven. In Veenendaal is dat heel duidelijk aangetoond. Voor 1990 kwamen er hier nauwelijks rietkragen voor en als ze voorkwamen werden ze voortijdig afgemaaid. Na 1990 is dat veranderd. De eerste broedparen van Kleine karekiet werden ca. 1994 waargenomen. Thans komt deze vogel op 6 tot 8 plekken in de stad voor. Steeds in de woonwijken, waar die een duidelijke bijdrage levert aan het natuurbeleven van de bewoners.

In de woonwijken zijn de tamelijk ruige, bloemrijke oevervegetaties in de zomer en nazomer het enige kleurrijke aspect van het stedelijk groen. In de winterperiode levert de berijpte of ondergesneeuwde ruigte voor velen een aantrekkelijk beeld. Omdat ook het water verschillende betekenissen heeft die met de oever samenhan- gen, moet het vanaf de oever bereikbaar en zichtbaar blijven, bovendien speelt het ruimtelijk effect van het water een rol. Bij een oever die volledig met hoogopgaande kruiden en houtige soorten is begroeid, gaat dit effect grotendeels verloren.

Oevers en water hebben voor velen ook een negatieve belevingswaarde, omdat ze vooral voor peuters gevaarlijk kunnen zijn. Dit gevaar wordt mede veroorzaakt door steile oevers en abrupte overgangen van land naar water. Een geleidelijke overgang is veiliger. Door het aanleggen van natuurtechnische oevers kan zo'n overgang van droog naar nat worden gemaakt. Het komt zowel de veiligheid als de natuurontwik- keling ten goede. Dat zo'n geleidelijke overgang alleen mogelijk is bij voldoende ruimte spreekt voor zichzelf. In situaties met (te) weinig ruimte kan een plasberm een goed alternatief vormen.

Betekenis voor flora en fauna

Oevervegetaties zijn in de eerste plaats van belang voor de waterfauna. Het zijn paaiplaatsen voor verschillende soorten vissen, het is het milieu voor vele ongewervelde diersoorten. Ondiepe oevers met moeras- en waterplanten vormen uitstekende broedkamers voor kikkers, padden en salamanders. Boven de waterspiegel bieden oevervegetaties nestgelegenheid aan watervogels als Fuut, Waterhoentje en Meerkoet. In het riet, ook in de woonwijken, nestelen onder meer Kleine karekiet en Waterhoentje; beide vogels komen in en bij vrijwel alle rietkragen in Veenendaal voor. Bloeiende planten worden door allerlei insecten bezocht en ze dragen bij aan de esthetische kwaliteit van de omgeving. Op verschillende vijvers aan de Grote Beer komt Krabbescheer voor. Deze vegetaties vormen een belangrijk biotoop voor de kleine zoetwaterfauna. Bovendien is het een soort die wijst op een redelijke waterkwaliteit. Een andere verlander die tamelijk veel voorkomt, en kenmerkend is voor zeer voedselrijke omstandigheden is de Grote lisdodde. Het is een signaal dat de waterkwaliteit nog verder verbeterd moet worden.

Richtlijnen voor het beheer

Baggeren in oktober-november; deze beheersmaatregel brengt het verlandingsproces weer op gang; bij baggeren is een gefaseerde behandeling gewenst. In sommige situaties moet worden gemaaid. Getracht moet worden regen- en kwelwater vast te houden of, indien mogelijk, water van schoon naar vuil te laten stromen of van matig voedselrijk naar sterk organisch belast. Op verschillende plekken zijn hier moegelijkheden voor, in het bijzonder in de omgeving van het surfmeer dat in hoofdzaak door kwelwater wordt gevoed. Het water wordt nu vrijwel rechtstreeks afgewaterd naar het valleikanaal. Afwatering zou ook via het park kunnen plaatsvinden.

Evenals bij eerder genoemde vegetatietypen is het hier van belang dat alle beheermaatregelen voor oevers en de waterkolom gefaseerd plaats vinden. Het gaat om gefaseerd maaien, kappen en schonen. Door het ontwikkelen van natuurlijke oevers en door gedeelten te laten verlanden ontstaat er nog meer variatie, vooral als het samengaat met verbetering van de waterkwaliteit. Het schonen van sloten moet, indien dit niet handmatig kan, met de maaikorf worden uitgevoerd.

7.7 Watervegetaties

Watervegetaties bestaan uit onder water zwevende of drijvende waterplanten, die al dan niet in de bodem wortelen. Sommige van deze planten leveren een bijdrage aan het verlandingsproces.

Betekenis voor de flora en fauna

Door de slechte waterkwaliteit is de betekenis van stadswater voor de flora niet bijster groot. Het water is er meestal voedselrijk en vaak verontreinigd. Er zijn gelukkig ook uitzonderingen die laten zien, wat een goede waterkwaliteit kan betekenen voor flora en fauna. Beide uitersten komen in Veenendaal voor. Waterplanten zijn onontbeerlijk voor de zuurstofvoorziening in stilstaande of zwakstromende wateren. Talloze ongewervelde waterdieren zijn van waterplanten afhankelijk. Vissen en salamanders houden er zich schuil of foerageren er. Variatie in de vegetatiestructuur van groot belang voor de variatie in diversiteit in zoetwater waterfauna. Stekelbaars is geen spectaculaire vissoort, verlangt wel water van een redelijke kwaliteit. Waar dit visje voorkomt, kan het bij- zondere vogelsoorten aantrekken. De zeldzame Dodaars en IJsvogel die in Veenendaal geregeld worden waargenomen, zijn daar voorbeelden van. In heldere wateren kan snoek voorkomen. Deze kan worden gezien als een vertegenwoordiger van een complex en goed functionerend ecosysteem. Bloeiende waterplanten zijn vaak drachtgebied voor bijen en hommels

Vooral op plaatsen die onder invloed staan van kwelwater en in mindere mate regenwa- ter, is een goed ontwikkelde waterflora aan te treffen. Bij planning, ontwerp en aanleg is daarom het van groot belang om kwelwaterstromen niet te verstoren, maar te benutten. Dit zal worden toegepast in de nieuw te bouwen wijk Dragonder-Oost.

Betekenis voor bewoners en gebruikers

Waterpartijen zijn van groot belang voor de recreatie, niet alleen om er te vissen, maar ook voor allerlei vormen van natuurbeleven, niet in de laatste plaats

natuureducatie. Waterplanten, vogels, amfibieën en allerlei andere kleine, maar nog goed zichtbare waterdieren spelen hierbij een belangrijke rol. Behalve deze betekenis, die overigens sterk met de oevers samenhangt, is het water in de stad en recreatieparken een plaats om met rubberboten en kano's te varen of om te schaat- sen. Omdat het water voor de leefbaarheid in het stedelijk gebied zo’n belangrijke rol speelt, is een goede waterkwaliteit van groot belang. Alleen al door de kwaliteits- verbetering van het water, zal de natuur en de gebruikerskwaliteit daarvan met forse schreden vooruitgaan.

Richtlijnen voor het beheer

Vooral voor de afvoer mag de waterkolom niet te veel waterplanten bevatten. Indien sloten en ondiepe vijvers volledig met rust worden gelaten, kunnen ze in een periode van vijf tot tien jaar dichtgroeien. Waterlopen worden daarom regelmatig schoongehouden. Dat wil zeggen dat men met een maaikorf of een slootbak de planten uit het water verwijdert of door middel van een maaiboot de planten onder water afmaait. In sommige delen van ons land vindt men de plantengroei zo overweldigend, dat de maaiboot verscheidene malen per jaar wordt ingezet. Een intensief beheer is niet steeds noodzakelijk, vooral niet op plekken waar de waterkolom breder en/of dieper is dan voor de wateraf- en -toevoer noodzakelijk is. Het laatste wordt vaak bepaald door de capacieit en het onderhoud van de duikers. De noodzaak van schonen is ook afhankelijk van de groeivormen van de waterplanten. Gedoornd hoornblad, Sterrenkroos en Waterpest bijvoorbeeld zijn sterk verstoppende soorten. In mindere mate geldt dit voor andere ondergedoken waterplanten als Vederkruid en sommige fonteinkruiden. Drijfbladplanten als Waterlelie, Watergentiaan en Drijvend fonteinkruid hebben een veel minder remmende werking (stromingsweerstand). Het voordeel van planten is dat ze door hun schaduwwerking de groei van de ondergedoken waterplanten onderdrukken. Als men deze planten in een te vroeg stadium maait, bereikt men een averechts effect. Net als bij het kappen van bomen kan door invallend zonlicht een snelle plantengroei optreden. Daar komt nog bij dat vooral de maaiboot een extreme storing van de waterkolom veroorzaakt. Door de werking van de schroef wordt de weke bovenlaag de bodem omgewoeld, waardoor extra voedingsstoffen in de waterkolom komen. In sommige gemeenten heeft met ter bestrijding van waterplanten graskarpers ingeschakeld. Met het oog op verschillende neveneffecten, als mineralisatie door slecht verteerde uitwerpselen, moet deze beheermethode voorlopig worden ontraden. Door waterpartijen minder vaak te schonen en de meest rigoureuze beheermethodieken achterwegen te laten, kan de ecologische kwaliteit van het water aanmerkelijk worden verbeterd. Op plekken met bijzondere natuurwaarde is handkracht altijd de beste methode.

Van de machinale methode is de maaikorf zowel ecologisch als economisch een acceptabel alternatief voor de ouderwetse handkracht, vooral als deze methode selectief wordt toegepast door met het oog op de overlevingskansen van de fauna regelmatig randen over te slaan. In grote vijvers zou men langs de randen zelfs gedeelten kunnen laten verlanden.

In watergangen is slechts een klein gedeelte van de voedingsstoffen voor plantengroei in de open waterkolom aanwezig. Het overgrote deel van deze stoffen is op de bodem opgeslagen. Bij het schonen dient daarom steeds het bovenste bodemlaagje te worden verwijderd. In het algemeen moeten de plantendelen en bagger ten gunste van de oever- of slootkantvegetatie worden afgevoerd.

Het schonen van sloten kan in verband met de fauna het beste zo laat mogelijk in het seizoen, in oktober-november plaatsvinden. In verband met de fauna is een gefaseerd beheer gewenst. Bij voorkeur wordt steeds een derde deel geschoond. De frequentie van schonen hangt sterk af van de functie, de diepte en de breedte van het water en de aard van de planten.

Door sloten en vijvers en andere watergangen breder aan te leggen dan voor de afwatering noodzakelijk is, kan de beheerfrequentie afnemen terwijl de natuurwaarde en recreatieve betekenis sterk kunnen toenemen. Voor het aanleggen van zulke overgedimensioneerde wateren, moet wel het effect op het grondwater in de omgeving door een deskundige worden onderzocht.

Verdere maatregelen zijn:

a. Indien mogelijk geen gebiedsvreemd water van mindere kwaliteit binnenlaten; b. Regen- en bodemwater proberen vast te houden;

c. Indien mogelijk water van schoon naar vuil laten stromen of van matig voedselrijk naar voedselrijk;

d. Brasem tegengaan of wegvangen. Apparatuur

Maaikorf op voorwaarde dat de oevervegetatie niet wordt beschadigd. Indien in de zomer in grotere wateren begroeiing moet worden tegengegaan kan een maaiboot worden gebruikt mits goed afgesteld zodat de messen niet door de modder worden getrokken. Bij brede watergangen zou men kunnen volstaan met het maaien van een baan in de vegetatie.