• No results found

Bijlage 5 Aanleg en beheer bosplantsoen 9 Aanlegfase bosplantsoen

9.5 Kruidenbeheer/onkruidbestrijding aanlegfase

Het grootste probleem in het beheer van bosplantsoen en andere beplantingen wordt gevormd door de ongewenste kruiden. Vanuit een eeuwenoude cultuur waarin (on)kruiden met vuur en zwaard zijn bestreden bestaat er nog steeds een vermeende noodzaak spontaan opgroeiende kruiden te bestrijden. Is het niet uit oogpunt van concurrentie dan is het wel het zogenaamde netheidsbeeld waaraan moet worden voldaan. Als bodem en keuze van de soorten goed op elkaar zijn afgestemd en aan de andere bovengenoemde punten is voldaan, is onkruidbestrijding tijdens de aanlegfase in de meeste gevallen overbodig. De jonge planten groeien weliswaar wat langzamer, maar voor de planten zelf is dat geen ramp. Plaatselijk kan er sprake zijn van Kweek, Haagwinde of enkele andere klimmende planten. In die gevallen kunnen selectieve maatregelen gewenst zijn. Toch doen zich situaties voor waarin de spontane groei van kruiden op zijn minst gereguleerd moet worden. Dat kan voorkomen op sterk gestoorde bodems waarin sommige kruiden wel twee meter hoog kunnen worden, op bodems die zeer droogtegevoelig zijn en in situaties waarin beplantingen binnen 10 jaar aan een bepaald (natuur) beeld moeten voldoen. Op grond van het onderzoek kan worden uitgegaan van eisen en wensen in tabel 14.

Tabel 14 Eisen en wensen voor het kruiden beheer

a. Zo natuurlijk mogelijk Niets doen, hooguit de randen uitmaaien b. Zo natuurlijk mogelijk, maar kruidlaag

mag niet boven de beplanting uitgroeien Uitmaaien c. Een bepaald natuurbeeld is gewenst, maar

storingssoorten en ruigte moet worden voorkomen.

Regulatie van ongewenste soorten is gewenst

d. Snelle sluiting van de beplanting 2 tot 3 jaar schoffelen e. Een stinzenachtige kruidlaag is op korte

termijn (10-15 jaar) gewenst Bodem de eerste 2-4 jaar schoonhouden of selectief kruidenbeheer.

a. Introductie van kruiden met sterke invloed op de soortensamenstelling In het geval dat men de kruidachtige vegetatie sterk in een bepaalde richting wil sturen of begeleiden, moeten er vaak soorten worden geïntroduceerd. Storingssoorten en vergrassing wil men vanuit oogpunt van beeldvorming en concurrentie zoveel mogelijk tegengaan, zodat geïntroduceerde soorten een voorsprong hebben op de van nature aanwezige soorten.

De praktijk van het stedelijk groen is dat men door 2-3 jaar schoffelen ongewenste kruidengroei tegengaat en vervolgens voor of na de eerste dunning soorten uitzaait of aanplant. Bij dichte plantafstanden van 1,25 m - 1,50 m zal bij het sluiten van de vegetatie en na de eerste dunning het kruidenbeheer in hoofdzaak langs de randen plaatsvinden. Het beheer onder en tussen de beplanting zal zich dan beperken tot het verwijderen van “storingssoorten”.

b. Zo snel mogelijk sluiting zonder introductie kruidachtigen

De beplanting moet zo snel mogelijk gesloten zijn. Daarna mogen kruiden zicht spontane vestigen

spontaan ontwikkeling van de kruidachtige vegetatie. Bij een plantafstand van 1,25 m -1,5 m twee jaar schoffelen bij ruimere plantafstanden doorgaan met schoffelen totdat beplanting goed aan de groei is. Daarna eventueel alleen randenbeheer.

c. Halfnatuurlijke ontwikkeling kruidlaag met relatief snelle groei beplanting In principe wil men dat de kruidlaag zich zo natuurlijk mogelijk ontwikkelt maar men wil eerst de zekerheid hebben dat de beplanting aan de groei gaat. Door 1 tot 1,5 jaar te schoffelen d.w.z. schoffelen totdat de beplanting duidelijk groei vertoont, krijgt de beplanting een aanzienlijke voorsprong op de groei van de kruiden. Zodra de planten goed aan de groei zijn, kan de onkruidbestrijding worden stopgezet. Schoffelen kan eventueel worden gecombineerd of worden vervangen door uitmaaien, maar uitmaaien is wegens beschadiging aan de struiken en het stimuleren van de grassen in de aanlegfase niet altijd even gunstig.

d. Volledige natuurlijke ontwikkeling met maaibeheer

Er is ook een mogelijkheid dat de ontwikkeling van de kruidlaag vanaf het begin geheel aan de natuur over wordt gelaten. Meestal kan een groot deel van de planten de concurrentie van de kruidachtigen doorstaan. Uitval is vanuit oogpunt van natuurontwikkeling eerder positief dan negatief. Uiteindelijk gebeurt er in de natuur hetzelfde. Vanuit dichte en vaak ruige kruidachtige vegetaties zien bomen en stuiken kans zich te ontwikkelen: dit is meer gewoon dan uitzonderlijk. Juist om die reden worden er in natuur en recreatiegebieden / -terreinen groter grazers in gezet. Het zijn niet de kruiden die de houtige soorten in hun ontwikkeling belemmeren, maar meestal is het andersom. Of deze methode ook in de directe woonomgeving kan hangt van de omstandigheden en van het publiek af. Van dit systeem zijn in ieder geval positieve voorbeelden bekend (o.m. Boxtel, Naarden)

e. Natuurlijke ontwikkeling met niets doen

Bij een volledig natuurlijke ontwikkeling bestaat de vrees dat een groot deel van de beplanting dan zal uitvallen. Dat hangt echter af van de kwaliteit van het plantmateriaal en de bodem (zie bodembewerking en plantmateriaal). In het algemeen valt dit erg mee. Hier en daar kunnen groten gaten ontstaan, maar vanuit oogpunt van natuurontwikkeling kan dit juist zeer gewenst zijn. In kleine stadsplantsoenen is deze methode niet aan te bevelen. Vooral kleinere beplantingsvakken op plekken waar ook nog een kans bestaat op (mechanische) storing is er kans dat er uiteindelijk niets van de beplanting overblijft. Dit extreme voorbeeld is waargenomen bij een intensief gebruikt speelveld midden in een woonwijk van Schiedam-Noord. In diverse beplantingsvakken die regelmatig werden betreden door spelende kinderen, en waarin veel struiken werden vertrapt bleef de groei achterwegen en vielen er veel planten uit. Toch is na 8-9 jaar een deel van de beplanting goed aan de groei gekomen, maar de kans op volledige uitval was hier sterk aanwezig. Op een andere plek in dit stadsgedeelte, onder vrijwel gelijke omstandigheden maar zonder mechanische storing, groeide de beplanting, met enige vertraging van de groei in het begin, normaal uit.