• No results found

Verklaring individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en

4. RESULTATEN

4.2. Verklarende analyse

4.2.3. Verklaring individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en

anderen (H1 en H10)

Dit deel gaat na in welke mate politiecontact van significante anderen bijdraagt tot de verklaring van individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid.

Tabel 5: Meervoudige regressieanalyse op basis van politiecontact significante anderen Vertrouwen in de politie Gepercipieerde legitimiteit van de politie Tevredenheid over de politie Onafhankelijke variabelen

B Bèta B Bèta B Bèta

Politiecontact significante anderen -1,322* -0,060* -1,113** -0,084** -0,290** -0,083** Geslacht -0,560 -0,025 0,361 0,027 0,067 0,019 Leeftijd -0,357 -0,051 -0,265* -0,062* -0,110*** -0,099*** R kwadraat 0,006 0,012 0,017 Adjusted R kwadraat 0,004 0,010 0,015 *: p<0,05; **: p<0,01; ***: p<0,001

Uit de meervoudige regressieanalyse komt naar voren dat slechts 0,4% (adj. R² = 0,004) van de totale variantie in vertrouwen in de politie verklaard kan worden door politiecontact van significante anderen, geslacht en leeftijd. Uit de bèta-waarden blijkt dat het netto-effect van alle betrokken onafhankelijke variabelen op vertrouwen in de politie negatief is, maar enkel voor politiecontact van significante anderen (bèta = -0,060) is dit effect significant. De adjusted R kwadraat in verband met gepercipieerde legitimiteit bedraagt 0,010 en 0,015 voor tevredenheid over de politie. Dit houdt in dat 1% van de variantie in gepercipieerde legitimiteit en 1,5% van de variantie in tevredenheid verklaard kan worden op basis van bovenstaande onafhankelijke variabelen. Zowel politiecontact van significante anderen (bèta = -0,084) als leeftijd (bèta = - 0,062) hebben een significant, negatief netto-effect op gepercipieerde legitimiteit van de politie. Beide variabelen hebben daarnaast ook een negatief, significant netto-effect op tevredenheid over de politie. Uit dit alles kan geconcludeerd worden dat politiecontact van significante anderen voor een lichte daling in vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid t.a.v. de politie zorgt. Dit is met andere woorden een bevestiging van de H1. Wat betreft H10 blijkt geslacht geen significant effect te hebben op de afhankelijke variabelen. Zoals vermeld heeft

4.2.4. Verklaring individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde

legitimiteit en tevredenheid op basis van persoonlijk politiecontact

(H2, H3 en H10)

Figuur 10: Schematische weergave op basis van persoonlijk politiecontact

Tabel 6: Meervoudige regressieanalyse op basis van persoonlijk politiecontact Vertrouwen in de politie Gepercipieerde legitimiteit van de politie Tevredenheid over de politie Onafhankelijke variabelen

B Bèta B Bèta B Bèta

Persoonlijk politiecontact -1,983** -0,096** -1,021** -0,082** -0,368*** -0,113*** Geslacht -0,757 -0,034 0,309 0,023 0,036 0,010 Leeftijd -0,319 -0,045 -0,243* -0,057* -0,103** -0,092** R kwadraat 0,012 0,012 0,023 Adjusted R kwadraat 0,009 0,009 0,021 *: p<0,05; **: p<0,01; ***: p<0,001

Tabel 6 toont aan dat 0,9% van de variantie in vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en 2,1% van de spreiding in tevredenheid verklaard wordt door persoonlijk politiecontact, geslacht en leeftijd. Wat betreft vertrouwen in de politie heeft enkel persoonlijk politiecontact (bèta = - 0,096) hierop een significant netto-effect. Persoonlijk politiecontact heeft verder een matig negatief, maar significant netto-effect op gepercipieerde legitimiteit (bèta = -0,082) en tevredenheid (bèta = -0,113). Daarenboven is het netto-effect van leeftijd op gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid significant. Deze resultaten bevestigen H2 waarin gesteld wordt dat persoonlijk contact van jongeren met de politie tot minder vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid leidt.

Wanneer gekeken wordt naar het verschil tussen persoonlijk politiecontact en politiecontact van significante anderen (H3) valt op te merken dat het netto-effect van persoonlijk politiecontact op vertrouwen en tevredenheid iets sterker is in vergelijking met politiecontact van significante anderen. Dit is met andere woorden een bevestiging van H3. Voor wat betreft gepercipieerde legitimiteit van de politie wordt een sterker netto-effect waargenomen op basis van contact van significante anderen met de politie. Dit laatste is bijgevolg niet in overeenstemming met H3.

4.2.5. Verklaring individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde

legitimiteit en tevredenheid op basis van de frequentie van persoonlijk

politiecontact (H4 en H10)

Figuur 11: Schematische weergave op basis van de frequentie van persoonlijk politiecontact

Tabel 7: Meervoudige regressieanalyse op basis van de frequentie van persoonlijk politiecontact Vertrouwen in de politie Gepercipieerde legitimiteit van de politie Tevredenheid over de politie Onafhankelijke variabelen

B Bèta B Bèta B Bèta

Frequentie persoonlijk

De frequentie van persoonlijk contact met de politie heeft een matig negatief, maar telkens significant (tot op het niveau 0,001) netto-effect op vertrouwen (bèta = -0,123), gepercipieerde legitimiteit (bèta = -0,156) en tevredenheid (bèta = -0,143). H4 wordt hierdoor bekrachtigd. Daarnaast heeft leeftijd (bèta = -0,081) een negatief, significant netto-effect op tevredenheid over de politie. De verklaringskracht van de onafhankelijke variabelen op de drie afhankelijke variabelen is telkens eerder laag. Voor vertrouwen in de politie geldt namelijk een verklaringskracht van 1,5% (adj. R² = 0,015). Daarentegen wordt 2,6% (adj. R² = 0,026) van de totale variantie in gepercipieerde legitimiteit en 2,7% (adj. R² = 0,027) van de totale variantie in tevredenheid verklaard door de frequentie van persoonlijk politiecontact, geslacht en leeftijd.

4.2.6. Verklaring individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde

legitimiteit en tevredenheid op basis van slachtofferschap van

significante anderen (H5 en H10)

Figuur 12: Schematische weergave op basis van slachtofferschap significante anderen

Tabel 8: Meervoudige regressieanalyse op basis van slachtofferschap significante anderen Vertrouwen in de politie Gepercipieerde legitimiteit van de politie Tevredenheid over de politie Onafhankelijke variabelen

B Bèta B Bèta B Bèta

Slachtofferschap significante anderen -1,692* -0,063* -1,018* -0,063* -0,200 -0,048 Geslacht -0,332 -0,015 0,535 0,040 0,109 0,032 Leeftijd -0,359 -0,051 -0,265* -0,062* -0,110*** -0,099*** R kwadraat 0,007 0,009 0,013 Adjusted R kwadraat 0,004 0,007 0,010 *: p<0,05; **: p<0,01; ***: p<0,001

Deze paragraaf gaat de invloed van slachtofferschap van significante anderen op vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid ten aanzien van de politie na. 0,4% (adj. R² = 0,004) van de spreiding in vertrouwen en 0,7% (adj. R² = 0,007) van de variantie in gepercipieerde legitimiteit kunnen verklaard worden door de onafhankelijke variabelen slachtofferschap van significante anderen, geslacht en leeftijd. De gestandaardiseerde richtingscoëfficiënt toont aan dat slachtofferschap van significante anderen een negatief netto-effect heeft op vertrouwen in de politie (bèta = -0,063) en gepercipieerde legitimiteit van de politie (bèta = -0,063). Voor beide effecten geldt daarenboven een significantieniveau van 0,05. Niet alleen slachtofferschap van significante anderen, maar ook leeftijd (bèta = -0,062) blijkt een significant netto-effect te hebben op gepercipieerde legitimiteit van de politie. Wanneer daarentegen gekeken wordt naar tevredenheid over de politie valt waar te nemen dat slachtofferschap van significante anderen hierop geen significant effect heeft, maar leeftijd (bèta = -0,099) wel. Verder is het zo dat 1% (adj. R² = 0,010) van de totale variantie in tevredenheid verklaard kan worden door de drie onafhankelijke variabelen. Er kan dus gesteld worden dat slachtofferschap van significante anderen voor een daling in vertrouwen en gepercipieerde legitimiteit ten aanzien van de politie zorgt. Desalniettemin werd een gelijkaardig significant effect voor tevredenheid over de politie niet gevonden op basis van de gebruikte steekproef.

4.2.7. Verklaring individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde

legitimiteit en tevredenheid op basis van persoonlijk slachtofferschap

(H6, H7 en H10)

Tabel 9: Meervoudige regressieanalyse op basis van persoonlijk slachtofferschap Vertrouwen in de politie Gepercipieerde legitimiteit van de politie Tevredenheid over de politie Onafhankelijke variabelen

B Bèta B Bèta B Bèta

Persoonlijk slachtofferschap -2,072*** -0,102*** -0,984** -0,081** -0,243** -0,076** Geslacht -0,426 -0,019 0,480 0,036 0,098 0,028 Leeftijd -0,340 -0,048 -0,254* -0,060* -0,107** -0,097** R kwadraat 0,013 0,012 0,016 Adjusted R kwadraat 0,011 0,009 0,014 *: p<0,05; **: p<0,01; ***: p<0,001

Uit Tabel 9 kan afgeleid worden dat persoonlijk slachtofferschap een matig negatief, significant netto-effect heeft op vertrouwen (bèta = -0,102), gepercipieerde legitimiteit (bèta = -0,081) en tevredenheid (bèta = -0,076) ten aanzien van de politie. Daarnaast heeft leeftijd een significant netto-effect op gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid. De verklaringskracht betreft 1,1% voor vertrouwen in de politie; 0,9% voor gepercipieerde legitimiteit en 1,4% voor tevredenheid over de politie. In deze studie wordt dus een matige evidentie gevonden voor de hypothese dat persoonlijk slachtofferschap tot negatievere attitudes ten aanzien van de politie leidt (H6). Geslacht blijkt ook hier geen significant netto-effect te hebben op de afhankelijke variabelen.

Wanneer de resultaten van persoonlijk slachtofferschap vergeleken worden met deze van slachtofferschap van significante anderen valt op te merken dat de netto-effecten van persoonlijk slachtofferschap iets hoger liggen en significant zijn voor alle drie de afhankelijke variabelen. Dit bevestigt bijgevolg H7.

4.2.8. Verklaring individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde

legitimiteit en tevredenheid op basis van slachtofferschap van

geweldsdelicten van significante anderen (H5 en H10)

Figuur 14: Schematische weergave op basis van slachtofferschap geweldsdelicten significante anderen

Tabel 10: Meervoudige regressieanalyse op basis van slachtofferschap geweldsdelicten significante anderen Vertrouwen in de politie Gepercipieerde legitimiteit van de politie Tevredenheid over de politie Onafhankelijke variabelen

B Bèta B Bèta B Bèta

Slachtofferschap geweldsdelicten significante anderen -3,353*** -0,165*** -1,730*** -0,142*** -0,475*** -0,149*** Geslacht -0,433 -0,020 0,476 0,036 0,097 0,028 Leeftijd -0,361 -0,051 -0,265* -0,062* -0,110*** -0,099*** R kwadraat 0,030 0,025 0,033 Adjusted R kwadraat 0,028 0,023 0,030 *: p<0,05; **: p<0,01; ***: p<0,001

Uit de determinatiecoëfficiënt kan afgeleid worden dat 2,8% van de totale spreiding in vertrouwen; 2,3% van de variantie in gepercipieerde legitimiteit en 3% van de totale spreiding

significante anderen voor een daling in vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid zorgt.

4.2.9. Verklaring individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde

legitimiteit en tevredenheid op basis van persoonlijk slachtofferschap

van geweldsdelicten (H6, H7 en H10)

Figuur 15: Schematische weergave op basis van persoonlijk slachtofferschap van geweldsdelicten

Tabel 11: Meervoudige regressieanalyse op basis van persoonlijk slachtofferschap van geweldsdelicten Vertrouwen in de politie Gepercipieerde legitimiteit van de politie Tevredenheid over de politie Onafhankelijke variabelen

B Bèta B Bèta B Bèta

Persoonlijk slachtofferschap geweldsdelicten -3,304*** -0,148*** -1,622*** -0,120*** -0,396*** -0,112*** Geslacht -0,434 -0,020 0,476 0,036 0,097 0,028 Leeftijd -0,336 -0,048 -0,252* -0,059* -0,107** -0,096** R kwadraat 0,025 0,020 0,023 Adjusted R kwadraat 0,022 0,017 0,021 *: p<0,05; **: p<0,01; ***: p<0,001

De verklaringskracht bedraagt hier 0,022 voor vertrouwen; 0,017 voor gepercipieerde legitimiteit en 0,021 voor tevredenheid. Persoonlijk slachtofferschap van geweldsdelicten blijkt een negatief effect te hebben op alle afhankelijke variabelen. Deze effecten zijn telkens significant tot op het niveau 0,001. Uit deze resultaten komt tevens naar voren dat leeftijd een significant netto effect heeft op gepercipieerde legitimiteit (bèta = -0,059) en tevredenheid (bèta

= -0,096). Desalniettemin is de invloed van persoonlijk slachtofferschap iets hoger dan deze van leeftijd. Jongeren die persoonlijk slachtoffer werden van een geweldsdelict hebben bijgevolg minder vertrouwen in de politie, gaan de politie als minder legitiem percipiëren en zijn minder tevreden over de politie.

Slachtofferschap van geweldsdelicten bij significante anderen heeft een iets groter effect op vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid dan persoonlijk slachtofferschap van geweldsdelicten. Dit spreekt H7 tegen waarbij het omgekeerde verwacht wordt.

4.2.10. Verklaring individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde

legitimiteit en tevredenheid op basis van slachtofferschap van

eigendomsdelicten van significante anderen (H5 en H10)

Figuur 16: Schematische weergave op basis van slachtofferschap eigendomsdelicten significante anderen

Tabel 12: Meervoudige regressieanalyse op basis van slachtofferschap eigendomsdelicten significante anderen Vertrouwen in de politie Gepercipieerde legitimiteit van de politie Tevredenheid over de politie Onafhankelijke variabelen

B Bèta B Bèta B Bèta

Slachtofferschap eigendomsdelicten

Uit Tabel 12 blijkt dat slachtofferschap van eigendomsdelicten bij significante anderen geen enkel significant effect heeft op vertrouwen, legitimiteit of tevredenheid ten aanzien van de politie. Uit de regressieanalyses komt naar voren dat enkel leeftijd voor een significant netto- effect zorgt ten aanzien van gepercipieerde legitimiteit (bèta = -0,060) en tevredenheid (bèta = -0,097). Deze resultaten kunnen dus H5 niet bevestigen. De verklaringskracht van de bovenstaande regressiemodellen betreft 0,2% (adj. R² = 0,002) voor vertrouwen; 0,5% (adj. R² = 0,005) voor gepercipieerde legitimiteit en 0,9% (adj. R² = 0,009) voor tevredenheid.

4.2.11. Verklaring individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde

legitimiteit

en

tevredenheid

op

basis

van

persoonlijk

slachtofferschap van eigendomsdelicten (H6, H7, H8 en H10)

Figuur 17: Schematische weergave op basis van persoonlijk slachtofferschap eigendomsdelicten

Tabel 13: Meervoudige regressieanalyse op basis van persoonlijk slachtofferschap eigendomsdelicten Vertrouwen in de politie Gepercipieerde legitimiteit van de politie Tevredenheid over de politie Onafhankelijke variabelen

B Bèta B Bèta B Bèta

Persoonlijk slachtofferschap eigendomsdelicten -1,368* -0,065* -0,729* -0,058* -0,132 -0,040 Geslacht -0,431 -0,020 0,477 0,036 0,098 0,028 Leeftijd -0,346 -0,049 -0,257* -0,061* -0,108** -0,097** R kwadraat 0,007 0,009 0,012 Adjusted R kwadraat 0,005 0,006 0,010 *: p<0,05; **: p<0,01; ***: p<0,001

Persoonlijk slachtofferschap van eigendomsdelicten, geslacht en leeftijd verklaren 0,5% van de variantie in vertrouwen; 0,6% van de spreiding in gepercipieerde legitimiteit en 1% van de spreiding in tevredenheid. Toch heeft persoonlijk slachtofferschap van eigendomsdelicten een significant negatief effect op zowel vertrouwen (bèta = -0,065) als gepercipieerde legitimiteit (bèta = -0,058). Dit betekent dat persoonlijk slachtofferschap van eigendomsdelicten voor een daling in vertrouwen en gepercipieerde legitimiteit zorgt (H6). In verband met tevredenheid over de politie werd geen gelijkaardig effect gevonden. Daarenboven heeft ook leeftijd een negatief, maar significant effect op gepercipieerde legitimiteit (bèta = -0,061) en tevredenheid (bèta = -0,097). Verder blijkt dat deze effecten groter zijn dan de netto-effecten die persoonlijk slachtofferschap van vermogensdelicten verwezenlijken.

Wat betreft het verschil in effectsterkte tussen persoonlijk slachtofferschap en slachtofferschap van significante anderen in verband met eigendomsdelicten (H7) blijkt dat de voorspellende waarden van persoonlijk slachtofferschap ietwat hoger liggen. Bovendien heeft slachtofferschap van eigendomsdelicten bij significante anderen geen significante invloed op vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid. Daarentegen heeft persoonlijk slachtofferschap een significant, laag netto-effect op vertrouwen en gepercipieerde legitimiteit.

Om H8 te toetsten, dienen de resultaten tussen slachtofferschap van geweldsdelicten en slachtofferschap van vermogensdelicten met elkaar vergeleken te worden. Hierbij valt op dat slachtofferschap van geweldsdelicten telkens een sterkere voorspeller is dan slachtofferschap van eigendomsdelicten. De resultaten van deze studie bevestigen dus H8.

4.2.12. Verklaring individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde

legitimiteit en tevredenheid op basis van de frequentie van

persoonlijk slachtofferschap (H9 en H10)

Tabel 14: Meervoudige regressieanalyse op basis van de frequentie van persoonlijk slachtofferschap Vertrouwen in de politie Gepercipieerde legitimiteit van de politie Tevredenheid over de politie Onafhankelijke variabelen

B Bèta B Bèta B Bèta

Frequentie persoonlijk slachtofferschap -1,459*** -0,140*** -0,767*** -0,123*** -0,182*** -0,111*** Geslacht -0,515 -0,023 0,433 0,033 0,087 0,025 Leeftijd -0,360 -0,051 -0,264* -0,062* -0,110*** -0,099*** R kwadraat 0,022 0,020 0,023 Adjusted R kwadraat 0,020 0,018 0,020 *: p<0,05; **: p<0,01; ***: p<0,001

Tabel 14 bevestigt H9 waarin gesteld wordt dat vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid daalt naarmate jongeren slachtoffer worden van meerdere misdrijven. De frequentie van persoonlijk slachtofferschap heeft namelijk een significant netto-effect op alle drie de afhankelijke variabelen. De gestandaardiseerde richtingscoëfficiënt bedraagt -0,140 voor vertrouwen; -0,123 voor gepercipieerde legitimiteit en -0,111 voor tevredenheid. Vervolgens heeft leeftijd opnieuw een significant netto-effect op gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid ten aanzien van de politie. Beide effecten zijn negatief. De drie regressievergelijkingen hebben telkens een lage verklaringskracht. Zo verklaren de onafhankelijke variabelen 2% van de variantie in vertrouwen en tevredenheid. Terwijl deze variabelen slechts 1,8% van de spreiding in gepercipieerde legitimiteit van de politie verklaren. Ondanks deze lage verklaringskracht en de lage effecten, wordt H9 wel degelijk bevestigd.

4.2.13. Besluit

Om een antwoord te formuleren op de verklarende onderzoeksvragen werd een conceptueel model met bijhorende hypotheses ontwikkeld. Deze hypotheses werden vervolgens getoetst aan de hand van diverse meervoudige regressieanalyses. Tot slot worden de resultaten in dit besluit samengevat op basis van de onderzoeksvragen en de hypotheses.

In welke mate dragen politiecontact van significante anderen, persoonlijk politiecontact en de frequentie van politiecontact bij tot de verklaring van individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid?

H1: Jongeren waarvan significante anderen reeds in contact kwamen met de politie, hebben

minder vertrouwen in de politie, percipiëren de politie als minder legitiem en zijn minder tevreden over de politie.

Deze hypothese wordt volledig bevestig door de resultaten. Politiecontact van significante anderen heeft namelijk een significant, negatief netto-effect op vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid. Dit effect is echter laag voor alle drie de afhankelijke variabelen. Hieruit kan besloten worden dat politiecontact van significante anderen voor een lichte daling in vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid zorgt.

H2: Jongeren die persoonlijk in contact kwamen met de politie, hebben minder vertrouwen in

de politie, percipiëren de politie als minder legitiem en zijn minder tevreden over de politie.

Wanneer gekeken wordt naar de effecten van persoonlijk politiecontact, wordt ook hier een negatief netto-effect gevonden op vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid. Deze netto-effecten zijn opnieuw significant, maar hebben een klein effect. Dit betekent dat ook voor H2 evidentie gevonden wordt in deze studie. Concluderend kan gesteld worden dat persoonlijk politiecontact voor een lichte daling vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid ten aanzien van de politie zorgt.

H3: Politiecontact van significante anderen is een minder sterke voorspeller van vertrouwen,

gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid t.a.v. politie, dan persoonlijk politiecontact.

Voor de derde hypothese wordt slechts gedeeltelijk bevestiging gevonden. Het is namelijk zo dat het netto-effect van persoonlijk politiecontact op vertrouwen en tevredenheid iets sterker is in vergelijking met politiecontact van significante anderen. Dit is dus in overeenstemming met H3. In verband met gepercipieerde legitimiteit wordt het omgekeerde effect waargenomen. Met andere woorden is politiecontact van significante anderen een minder sterke voorspeller van vertrouwen en tevredenheid in vergelijking met persoonlijk politiecontact. Daarentegen is

H4: Hoe vaker jongeren persoonlijk in contact komen met de politie, hoe lager het vertrouwen

in de politie, de gepercipieerde legitimiteit van de politie en de tevredenheid over de politie.

Uit de analyse komt naar voren dat de frequentie van persoonlijk contact met de politie een laag negatief effect heeft op vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid ten aanzien van de politie. Deze effecten zijn ook telkens significant tot op het niveau 0,001. Hieruit kan besloten worden dat hoe vaker jongeren persoonlijk in contact komen met de politie, hoe lager hun vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid is.

In welke mate dragen slachtofferschap van significante anderen, persoonlijk slachtofferschap, het type misdrijf en herhaald slachtofferschap bij tot de verklaring van individuele verschillen in vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid? H5: Jongeren waarvan significante anderen slachtoffer werden van een misdrijf, hebben

minder vertrouwen in de politie, percipiëren de politie als minder legitiem en zijn minder tevreden over de politie.

Slachtofferschap van significante anderen in het algemeen heeft een laag, negatief netto-effect op vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid. Dit effect blijkt enkel significant te zijn voor vertrouwen en gepercipieerde legitimiteit ten aanzien van de politie. De bevindingen in verband met slachtofferschap van geweldsmisdrijven bij significante anderen zijn wel volledig in overeenstemming met H5. Zo heeft slachtofferschap van geweldsmisdrijven bij significante anderen een laag negatief effect op vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid ten aanzien van de politie. Wat betreft slachtofferschap van eigendomsdelicten bij significante anderen wordt geen enkel significant netto-effect waargenomen op de drie afhankelijke variabelen. Slachtofferschap van significante anderen zorgt dus voor een lichte daling in vertrouwen en tevredenheid ten aanzien van de politie. Indien vervolgens een onderscheid gemaakt wordt op basis van het type misdrijf blijkt dat slachtofferschap van geweldsdelicten bij significante anderen voor een kleine daling in de drie afhankelijke variabelen zorgt. Dit laatste kan op basis van de resultaten niet bevestigd worden voor slachtofferschap van vermogensmisdrijven bij significante anderen.

H6: Jongeren die persoonlijk slachtoffer werden van een misdrijf, hebben minder vertrouwen

in de politie, percipiëren de politie als minder legitiem en zijn minder tevreden over de politie.

Persoonlijk slachtofferschap leidt tot minder vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid ten aanzien van de politie. In verband met persoonlijk slachtofferschap in het algemeen wordt een klein negatief effect gevonden op de drie afhankelijke variabelen. Dit blijkt ook het geval te zijn voor wat betreft persoonlijk slachtofferschap van geweldsmisdrijven. Daarenboven heeft persoonlijk slachtofferschap van eigendomsdelicten een significant, negatief effect op zowel vertrouwen in de politie als op gepercipieerde legitimiteit van de politie. Voor tevredenheid over de politie werd een gelijkaardig effect waargenomen, maar dit effect blijkt niet significant. Concluderend kan gesteld worden dat persoonlijk slachtofferschap in het algemeen, persoonlijk slachtofferschap van geweldsdelicten en slachtofferschap van vermogensdelicten tot een lichte daling in vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid leidt. Enkel het netto-effect van persoonlijk slachtofferschap van vermogensmisdrijven op tevredenheid over de politie is niet significant.

H7: Slachtofferschap van significante anderen is (vermoedelijk) een minder sterke voorspeller

van vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid t.a.v. politie, dan persoonlijk slachtofferschap.

Persoonlijk slachtofferschap in het algemeen blijkt iets sterkere netto-effecten te hebben op vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid in tegenstelling tot slachtofferschap van significante anderen. Bijgevolg wordt het vermoeden uit de literatuur dat persoonlijk slachtofferschap een sterkere voorspeller is dan slachtofferschap van significante anderen bekrachtigd. Voor wat betreft slachtofferschap van vermogensdelicten wordt een gelijkaardig resultaat verworven. Echter, in verband met slachtofferschap van geweldsdelicten wordt het omgekeerde effect gevonden. Zo blijkt slachtofferschap van geweldsmisdrijven bij significante anderen een sterkere voorspeller te zijn van vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid dan persoonlijk slachtofferschap van geweldsdelicten. Uit de analyse blijkt dus dat slachtofferschap van significante anderen in het algemeen en voor eigendomsmisdrijven een minder sterke voorspeller is van vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid,

H8: Slachtofferschap van eigendomsdelicten is een minder sterke voorspeller van vertrouwen,

gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid t.a.v. politie, dan slachtofferschap van geweldsdelicten.

Uit de netto-effecten kan afgeleid worden dat slachtofferschap van geweldsdelicten telkens een sterkere voorspeller is van vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid t.a.v. politie in vergelijking met slachtofferschap van vermogensmisdrijven.

H9: Hoe vaker jongeren persoonlijk slachtoffer worden, hoe lager het vertrouwen in de politie,

de gepercipieerde legitimiteit van de politie en de tevredenheid over de politie.

De frequentie van persoonlijk slachtofferschap heeft een laag negatief effect op vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid. Dit betekent dat hoe vaker jongeren persoonlijk slachtoffer worden van een misdrijf, hoe lager hun vertrouwen, gepercipieerde legitimiteit en tevredenheid ten aanzien van de politie is.

In welke mate dragen geslacht en leeftijd bij tot de verklaring van individuele verschillen