• No results found

§ 1. Van de candidaatstelling.

Art. 12. 1. De tijd v a n de periodieke verkiezing der raadsleden is de derde Dinsdag der m a a n d Juli.

2. Op dien dag kunnen bij den in artikel 10 be-doelden a m b t e n a a r te diens kantore v a n des voor-middags 8 uur t o t des voor-middags 1 uur door de kies-m a n n e n van een kiesdistrict opgaven van candidaten worden ingeleverd.

Art. 13. 1. Eene opgave van candidaten mag niet meer namen v a n candidaten dan tweemaal het a a n t a l in het kiesdistrict te vervullen plaatsen b e v a t t e n .

2. De opgave moet vermelden de namen v a n den candidaat of van de candidaten, de voorletters dan wel andere voor de persoonsaanduiding noodzakelijke toevoegsels en de plaats van werkelijk verblijf binnen het regentschap, en onderteekend zijn door ten minste drie kiesmannen.

3. N a a s t de onderteekeningen moeten worden ver-meld de namen van de onderteekenaars in duidelijk leesbaar schrift en de nummers, waaronder deze namen op de kiesmannenlijst voorkomen.

4. Vorm en inrichting v a n de opgave worden vast-gesteld bij besluit v a n den provincialen raad.

5. De formulieren zijn gedurende veertien dagen vóór en op den dag der verkiezing kosteloos verkrijg-baar ten kantore van de districts- en onderdistricts-hoofden.

Art. 14. Zijn voor een kiesdistrict geen candidaten gesteld, dan verklaart de in artikel 10 bedoelde a m b t e -naar, d a t niemand voor d a t kiesdistrict is gekozen.

Art. 15. B e v a t t e n de gezamenlijke opgave1) van candidaten voor een kiesdistrict een gelijk a a n t a l n a m e n als er in d a t district leden moeten worden verkozen, of minder, dan verklaart de in artikel 10 bedoelde ambtenaar, d a t alle candidaten verkozen zijn.

Art. 16. 1. B e v a t t e n de gezamenlijke opgaven van candidaten voor een kiesdistrict méér namen d a n er in d a t district leden moeten worden verkozen, dan

i) Lees „opgaven".

m a a k t de in artikel 10 bedoelde a m b t e n a a r een lijst der candidaten op in alphabetische volgorde.

2. Zoo spoedig mogelijk zendt hij een exemplaar van deze lijst a a n iederen kiesman toe. Voorts wordt een exemplaar aan de plaatselijke bladen toegezonden of op de overigens ter plaatse gebruikelijke wijze open-baar gemaakt.

Art. 17. 1. Door den in artikel 10 bedoelden a m b t e n a a r worden v a n onwaarde verklaard de opgaven v a n candidaten:

Ie. waaraan het vereischte a a n t a l handteekeningen ontbreekt ;

2e. welke van een ander model zijn dan het voor-geschrevene.

2. De van onwaarde verklaarde opgaven worden niet op de in het vorig artikel bedoelde candidatenlijst gebracht.

Art. 18. I n de gevallen bedoeld in de artikelen 14 en 15, wordt in de opengebleven plaatsen voorzien door benoeming op den voet van het tweede lid van artikel 5 der Regentschapsordonnantie.

§ 2. Van het stemkantoor en de stemming.

Art. 19. 1. De in artikel 10 bedoelde a m b t e n a a r stelt voor zijn kiesdistrict een dag der stemming vast.

Hij m a a k t dezen op de gebruikelijke wijze bekend.

2. Tusschen den dag waarop de candidatenlijsten aan de kiesmannen zijn verzonden en den dag der stemming moeten ten minste vier weken verloopen.

3. De in artikel 10 bedoelde a m b t e n a a r doet a a n ieder der kiesmannen tijdig een oproepingskaart voor de stemming toekomen.

4. De kiesman levert bij deelneming aan de stem-ming op den daarvoor vastgestelden dag, deze k a a r t in bij den voorzitter van het stemkantoor.

Art. 20. 1. Tenzij bij provinciale verordening anders is bepaald, heeft de stemming plaats op de districtshoofdplaatsen van des morgens 8 uur t o t des namiddags 1 uur.

2. De stemming heeft m e t inachtneming v a n het bepaalde bij artikel 22 lid 1, plaats ten overstaan van een stemkantoor bestaande uit 3 leden, waarvan één voorzitter. Bovendien worden daarin twee plaats-vervangende leden benoemd.

3. De in artikel 10 bedoelde a m b t e n a a r is lid en voorzitter van het kantoor; de overige leden en plaats-vervangende leden worden benoemd door den voor-zitter van den regentschapsraad.

40

Art. '21. 1. De voorzitter van het s t e m k a n t o o r d r a a g t zorg d a t bij den a a n v a n g v a n de stemming een voldoend a a n t a l stembrieven aanwezig is, zoomede een exemplaar van de kiesmannenlijst, terwijl ter raadpleging door de kiesmannen mede de rwoodige candidatenlijsten beschikbaar moeten zijn.

2. De blanco stembrieven worden aan den voor-zitter van het stemkantoor toegezonden door den voorzitter van den regentschapsraad. De stembrief b e v a t aan de achterzijde den n a a m van den r a a d dwars over het biljet gedrukt, terwijl a a n de voorzijde tweemaal zooveel nummers zijn gedrukt, opeenvolgend en te beginnen m e t No. 1, als in het kiesdistrict raads-leden moeten worden gekozen, m e t voldoende r u i m t e daarachter voor het inschrijven van de namen.

Art. 22. I. Gedurende de zitting zijn steeds de voorzitter en twee leden van het stemkantoor aanwezig.

2. Bij ziekte of noodzakelijke verhindering van den voorzitter treden die leden, naar volgorde van benoe-ming, als zoodanig op.

3. De tijdelijke vervanging der leden wordt, zoo d a a r a a n behoefte bestaat, door den voorzitter v a n het stemkantoor geregeld.

4. Van alle verwisselingen in de samenstelling van het stemkantoor wordt op het proces-verbaal aan-teekening gehouden, met opgave van de reden daar-voor en van den tijd der vervanging.

5. De voorzitter zorgt voor de inrichting van het stemlokaal, voor de aanwezigheid daarin van een tafel, een of meer geheel v a n elkander afgescheiden lessenaars, zoomedc van een stembus, gesloten m e t twee verschillende sleutels, waarvan de eene onder den voorzitter, de andere onder het oudste lid berust.

6. De verdere inrichting van het s t e m l o k a a l e n de plaatsing der lessenaars wordt door den voorzitter geregeld.

Art. 23. 1. Tot de stemming wordt alleen toe-gelaten hij, wiens n a a m voorkomt op de kiesmannen-lijst.

2. De voorzitter v a n het stemkantoor verstrekt den kiesman, tegen inlevering van diens oproepings-k a a r t een blanco stembrief n a dezen aan de voorzijde in den rechterbovenhoek v a n zijn paraaf te hebben voorzien; hij leest daarbij overluid op den n a a m v a n den kiesman, zoomede het nummer, waaronder deze voorkomt op de kiesmannenlijst.

3. Van de verstrekking van den stembrief wordt door een der leden v a n het stemkantoor aanteekening

41

gehouden door het stellen van zijn paraaf vóór het volgnummer v a n den n a a m van den kiesman op de kiesmannenlijst.

4. De kiesman vult den stembrief in m e t de namen zijner candidaten in de volgorde waarin hij aan hen de voorkeur geeft.

Hij vouwt den stembrief vervolgens dicht en werpt dien in de stembus.

Art. 24. 1. E e n kiesman kan, wanneer hij zich bij de invulling van zijn stembrief vergist, niet meer dan tweemaal een nieuwen stembrief aanvragen, mits de reeds overhandigde door hem wordt teruggegeven.

2. Wanneer blijkt d a t een kiesman lichamelijk hulpbehoevend is, kan de voorzitter van het stem-kantoor toestaan d a t hij zich doet bijstaan.

Art. 25. 1. De kiesman, die na waarschuwing de bij of krachtens deze ordonnantie gegeven voorschriften omtrent de stemming niet opvolgt, wordt niet t o t de stembus toegelaten en is verplicht den stembrief, zoo hem deze reeds overhandigd is, terug te geven.

2. De kiesman, die t o t de stembus toegelaten, weigert den stembrief in de bus te steken, is eveneens verplicht dezen terug te geven.

3. De teruggegeven stembrieven worden onmiddel-lijk onbruikbaar gemaakt door het stellen v a n eene duidelijke aanteekening op de beide zijden van den stembrief.

Art. 26. 1. Gedurende den tijd, d a t het stern-kantoor zitting houdt, zijn de kiesmannen bevoegd in het stemlokaal te vertoeven, voor zoover de orde daardoor niet wordt verstoord en de voortgang der stemming niet wordt belemmerd.

2. De in het stemlokaal aanwezige kiesmannen kunnen, zoo zij van meening zijn d a t de stemming niet overeenkomstig de bij of krachtens deze ordon-nantie gegeven voorschriften geschiedt, bezwaren in-brengen. Hiervan wordt door het stemkantoor in het proces-verbaal der stemming melding gemaakt.

Art. 27. De voorzitter v a n het stemkantoor is belast m e t de handhaving der orde in het stemlokaal.

Art. 28. 1. Zoodra de in artikel 20 voor de stemming bepaalde tijd verstreken is, wordt dit door den voorzitter van het stemkantoor aangekondigd en worden alleen de op het oogenblik dezer aankondiging in het stemlokaal aanwezige kiesmannen nog t o t de stemming toegelaten.

2. N a d a t de stemming is afgeloopen, wordt het aantal kiesmannen, d a t blijkens het aantal ingeleverde

• ^ ^ ^ ^ • ^ • • H H B B H H M H I ^ ^

42

oproepingskaarten a a n de verkiezing heeft deelgenomen en het a a n t a l der niet gebruikte en der teruggegeven stembrieven opgemaakt, en aan de aanwezige m a n n e n bekend gemaakt. D a a r o p wordt de kies-mannenlijst door het stemkantoor, m e t opgave van het a a n t a l der daarop gestelde parafen gewaarmerkt.

§ 3. Van de vaststelling van den uitslag der stemming.

Art. 29. I n den namiddag van den dag, waarop de stemming heeft plaats gehad, k o m t het stemkantoor weder bijeen t o t de vaststelling van den uitslag van de gehouden stemming.

Art. 30. 1. De voorzitter opent de stembus.

2. H e t stemkantoor telt het aantal der in de stem-bus aanwezige stembrieven en vergelijkt dit m e t het a a n t a l kiesmannen, d a t a a n de stemming heeft deel-genomen.

3. H e t voor de verkiezing vcreischte aantal stemmen is dat, verkregen door het in het voorgaande lid bedoeld a a n t a l der stembrieven te deelen door het m e t één te vermeerderen a a n t a l der te vervullen plaatsen, en het quotiënt, te verhoogen t o t het onmiddellijk daarboven liggende geheele getal.

4. H e t aldus verkregen getal wordt kiesquotiënt genoemd.

Art. 3 1 . 1. De stembrieven worden door het stem-kantoor dooreen gemengd en d a a r n a genummerd.

2. De voorzitter opent vervolgens de stembrieven in de volgorde der nummers en leest overluid den n a a m v a n den candidaat voor, voor wien de stembrief overeen-komstig artikel 34 als eene stem geldt.

3. Twee andere leden zien de stembrieven na.

Art. 32. 1. Van onwaarde zijn andere stembrieven dan die, welke door den voorzitter aan de kiesmannen zijn verstrekt.

2. Van onwaarde zijn voorts de stembrieven:

a. waarop geen der candidaten is vermeld;

b. die eene aanduiding v a n den kiesman bevatten.

3. H e t stemkantoor beslist over de waarde van den stembrief terstond n a d a t de brief is geopend.

4. De voorzitter m a a k t de reden van ongeldig-verklaring onmiddellijk bekend. Indien een der in de zaal aanwezige personen dit verlangt, moet de stem-brief worden vertoond. Van een en ander geschiedt aanteekening in het proces-verbaal der stemming.

Art. 33. 1. De namen op den stembrief van andere

personen dan de candidaten of van candidaten, die overleden zijn en de namen, die geen candidaat duidelijk aanwijzen of die niet in volgorde zijn geplaatst, worden als niet op den stembrief voorkomende be-schouwd.

2. H e t stemkantoor m a a k t de redenen van twijfel en de beslissing onmiddellijk bekend. Indien een der in de zaal aanwezigen dit verlangt, moet de stembrief worden vertoond. Van een en ander geschiedt aan-teekening in het proces-verbaal der zitting.

Art. 34. 1. Iedere stembrief geldt als eene stem voor den eersten daarop geplaatsten candidaat. Is deze, door het bereiken van het kiesquotiënt, gekozen, dan geldt de stembrief als eene stem voor den volgenden daarop geplaatsten candidaat, die het kiesquotiënt nog niet heeft bereikt.

2. De stem wordt door twee leden van het stem-kantoor opgeteekend.

3. Zoo dikwijls het kiesquotiënt is bereikt, wordt dit door het stemkantoor vastgesteld en door den voorzitter bekend gemaakt.

Art. 35. 1. Indien, n a d a t alle stembrieven voor-gelezen zijn, nog niet zooveel personen zijn verkozen als plaatsen te vervullen zijn, geschieden een tweede en zoo noodig verdere voorlezingen.

2. Ook daarbij geldt iedere stembrief als eene stem voor den eersten daarop geplaatsten, nog niet gekozen candidaat.

3. T o t d a t door een candidaat het kiesquotiënt is bereikt, wordt iedere, bij eene volgende voorlezing door hem verkregen stem, opgeteld bij de stemmen welke hij bij eene vorige voorlezing heeft verkregen.

4. De voorlezing der stembrieven wordt gestaakt zoodra evenveel personen zijn verkozen als plaatsen t e vervullen zijn.

Art. 36. 1. De voorzitter m a a k t den uitslag der stemming bekend. De in de zaal aanwezigen kunnen bezwaren inbrengen. Hiervan geschiedt aanteekening in het proces-verbaal der zitting.

2. H e t proces-verbaal wordt terstond openbaar gemaakt. H e t blijft berusten onder den voorzitter.

HOOFDSTUK IV.

VERDERE VOORZIENINGEN.

Art. 37. 1. Onmiddellijk n a d a t de voorzitter den uitslag der stemming heeft bekend gemaakt, worden zoowel de geldige als de van onwaarde verklaarde

44

stembrieven, elke soort afzonderlijk, in een verzegeld pak gesloten.

2. De stembrieven worden door den voorzitter bewaard gedurende den tijd waarvoor de verkiezing is geschied.

3. N a verloop van dien tijd vernietigt de voor-zitter de stembrieven. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

Art. 38. De voorzitter zendt onmiddellijk na afloop der verrichtingen van het stemkantoor een afschrift van het proces-verbaal der zitting aan den Regent, die, terstond n a d a t hij de afschriften der processen-verbaal van de zittingen der stemkantoren in zijn regentschap heeft ontvangen, de verkozenen m e t hunne verkiezing in kennis stelt.

Art. 39. 1. Terstond n a d a t de Regent volgens het bepaalde bij het eerste lid van artikel 11 der Regent-schapsordonnantie kennis heeft bekomen, d a t een gekozene zijne verkiezing niet aanneemt, of n a d a t de in het tweede lid van d a t artikel bedoelde termijn zonder kennisgeving is verstreken, geeft de Regent d a a r v a n bericht aan den voorzitter van het stem-kantoor.

2. Binnen acht dagen n a d a t de voorzitter van het stemkantoor zoodanig bericht heeft ontvangen, wijst dit kantoor den persoon aan, die voor de opengevallen plaats is gekozen.

3. Daartoe wordt in eene openbare zitting, waarvan dag en uur vooraf zijn bekend gemaakt, het verzegeld p a k geldige stembrieven, in artikel 37 bedoeld, door het stemkantoor geopend en worden daaruit de stembrieven genomen, waarop de n a a m v a n hem, die de verkiezing niet heeft aangenomen, voorkomt.

4. H e t tweede en derde lid van artikel 3 1 , zoomede de artikelen 33 t o t en m e t 36 zijn van toepassing, met dien verstande dat, voor zooveel betreft de artikelen 34 en 35 buiten rekening worden gelaten, de op de stem-brieven voorkomende candidaten, die reeds op grond van den uitslag der zelfde stemming gekozen zijn verklaard.

5. N a afloop der zitting worden de stembrieven opnieuw in een verzegeld p a k gesloten en wordt damede gehandeld zooals is voorgeschreven bij ar-tikel 37.

Art. 40. Op gelijke wijze wordt gehandeld telkens wanneer door of vanwege den raad aan den voorzitter van het stemkantoor wordt medegedeeld d a t een der

in het kiesdistrict verkozen leden heeft opgehouden lid van den r a a d te zijn.

Art. 41. Wanneer in de gevallen, bedoeld in de artikelen 39 en 40, op de stembrieven, waarop de n a a m s t a a t v a n hem, wiens plaats vervuld moet worden, geen namen v a n candidaten meer voorkomen, geeft de voorzitter van het stemkantoor hiervan on-middellijk kennis aan den Regent en wordt in de open-gevallen plaats voorzien door benoeming op den voet v a n het tweede lid v a n artikel 5 der Regentschaps-ordonnantie.

Art. 42. 1. T o t d a t daarin bij ordonnantie zal zijn voorzien, wordt aan den Gouverneur onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaal overgelaten aanvullende voorschriften te geven voor die gevallen of ten aanzien v a n die p u n t e n waaromtrent bij de uit-voering dezer ordonnantie blijkt, d a t zij daarin geen voldoende regeling vinden.

2. Indien de Gouverneur gebruik m a a k t v a n de hem in het eerste lid toegekende bevoegdheid, stelt hij onverwijld den Gouverneur-Generaal in kennis m e t de door hem gegeven voorschriften en zorgt voor de plaatsing d a a r v a n in het provinciaal blad.

Overgangsbepalingen.

Art. 43. Zoolang er nog geen provinciale raad of regentschapsraad is, worden de aan deze or-ganen of aan hunne voorzitters opgedragen ver-richtingen vervuld door den Gouverneur en door den Regent.

Art. 44. De verrichting bedoeld bij artikel 13, vierde lid, alsmede de bevoegdheid ingevolge artikel 42 toekomend aan den Gouverneur, worden zoolang deze nog niet in functie is getreden, vervuld of uitgeoefend door de Residenten, Hoofden van gewestelijk bestuur, ieder voor zijn gewest.

Art. 45. Indien de omstandigheden dit wenschelijk maken, kan de Gouverneur-Generaal voor de eerste verkiezing van de raadsleden afwijken v a n het bepaalde bij artikel 12, eerste lid.

Slotbepaling.

Art. 46. Deze ordonnantie k a n worden aangehaald als Regentschapskiesordonnantie en treedt in werking m e t ingang v a n den dag na dien harer afkon-diging.

E n o p d a t niemand hiervan onwetendheid

voor-4(5

wende, zal deze in het Staatsblad van Nederland-Indië worden geplaatst.

Gedaan te Batavia, den 14den November 1927.

D E G R A E F F . De Algemeene Secretaris,

G. R. E R D B R I N K . Uitgegeven den zesden December 1927.

De Algemeene Secretaris, G. R. E R D B R I N K .

(Besluit van den Gouverneur-Generaal van 14 November 1927 No. 18).

B l z . 354 r e g e l 17. Art. 17, lid 4, wordt gelezen als volgt:

,,4. Op een wethouder of plaatsvervangend wet-houder, die geen lid is van den raad, zijn de artikelen 6, 7, 8, 13, 14, en 15 van overeenkomstige toepassing".

Aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 12 Maart 1928, Ind. S. 67.

B l z . 354 r e g e l 20 v a n o n d e r . Art. 18, lid 2, vervalt.

Aldus bepaald bij ordonnantie van 12 Maart 1928, Ind. S. 67.

B l z . 356 r e g e l 19. Men plaatse n a art. 26 een nieuw Art. 26a, luidende als volgt:

, , 1 . De verbodsbepalingen v a n artikel 8, lid 1, gelden ook voor den burgemeester.

2. H e m kan van deze verbodsbepalingen door den Gouverneur-Generaal dispensatie worden verleend".

Aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 12 Maart 1928, Ind. S. 67.

B l z . 369 r e g e l 17 v a n o n d e r . Aan art. 79 voege men een nieuw vierde lid toe :

,,De krachtens lid 1 en 2 strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen".

Aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 22 October 1929, Ind. S. 395.

B l z . 372 r e g e l 6 v a n o n d e r . Art. 93 wordt gelezen als volgt :

„Onroerende eigendommen v a n een stadsgemeente worden niet dan krachtens beslissing v a n den r a a d vervreemd of bezwaard, noch in optie gegeven, ver-huurd, verpacht of op eenige andere wijze in gebruik gegeven. De R a a d kan echter de bevoegdheid t o t vervreemden, bezwaren, in optie geven, verhuren, verpachten of op eenige andere wijze in gebruik geven, opdragen a a n het college v a n burgemeester en wet-houders of, waar zoodanig college niet bestaat, aan den burgemeester".

Aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 23 Februari 1929, Ind. S. 25.

B i z . 372 r e g e l 2 v a n o n d e r . De aanhef van art. 94 wordt gelezen als volgt:

„Besluiten v a n den raad, dan wel van het college van burgemeester en wethouders of van den burge-meester krachtens opdracht van den raad strekkende t o t : "

Aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 23 Februari 1929, Ind. S. 25.

B i z . 373 r e g e l 18. Art. 96 wordt gelezen als volgt:

„Eigendommen v a n een stadsgemeente worden slechts in het openbaar verkocht, verhuurd of ver-pacht, tenzij de raad, dan wel het college van burge-meester en wethouders of de burgeburge-meester, daartoe door den raad bevoegd verklaard, in bijzondere om-standigheden machtiging of last geeft t o t onder-handschen verkoop, verhuur of verpachting".

Aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 23 Februari 1929, Ind. S. 25.

B i z . 386 r e g e l 6 v a n o n d e r . Art. 144 wordt gelezen als volgt:

„ 1 . De besluiten van den r a a d en v a n het college van burgemeester en wethouders kunnen, voor zoover zij m e t een algemeene of provinciale verordening dan wel m e t het algemeen belang in strijd zijn, door den Gouverneur-Generaal, den R a a d van Nederlandsch-Indië gehoord, te allen tijde worden geschorst of vernietigd.

2. Wanneer het college van gedeputeerden van meening is, d a t besluiten van den r a a d of van het college v a n burgemeester en wethouders in strijd zijn m e t een algemeene of provinciale verordening dan wel m e t het algemeen belang, draagt het college die be-sluiten geheel of gedeeltelijk ter schorsing of vernietiging voor a a n den Gouverneur-Generaal.

3. H e t schorsings- of vernietigingsbesluit wordt m e t redenen omkleed in het provinciaal blad geplaatst".

Aldus nader vastgesteld bii ordonnantie van 4 Januari 1928, Ind. S. 2.

B i z . 412 e i n d . Men plaatse hier

WATERSCHAPPEN.

O r d o n n a n t i e van 2 October 1920, Ind.

S. 722, houdende een regeling nopens water-schappen, zooals zij gewijzigd en aangevuld is bij ordonnanties van 10 November 1922, Ind.

S. 704, 13 September 1926, I n d . S. 404, en 30 Juni 1928, Ind. S. 242. (Vorstenlandsche Waterschapsordonnantie).

48 In n a a m der Koningin!

De Gouverneur-Generaal enz.

Den R a a d van Nederlandsch-Indië gehoord:

Allen, enz. doet te weten:

D a t Hij, het wenschelijk achtende voor de resi-dentiën x) Soerakarta en Djokjakarta gebruik te maken v a n de H e m bij artikel 145 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië 2) toe-gekende bevoegdheid;

Overwegende, d a t met de daartoe strekkende regeling door de betrokken Zelf bestuurders is ingestemd;

Lettende op de artikelen 20, 27, 29, 31', 33 en 145 van het Reglement op het beleid der Regeering v a n Nederlandsch-Indië ;

Heeft goedgevonden en v e r s t a a n : H O O F D S T U K I.

V a n d e o p r i c h t i n g , d e w i j z i g i n g e n d e o p h e f f i n g v a n w a t e r s c h a p p e n .

Art. 1. 1. Na goedkeuring door den Gouverneur-Generaal, kunnen, in overleg m e t den betrokken Zelf-bestuurder of diens Patih, in de gewesten Soerakarta en Djokjakarta bij beschikking van het Hoofd van gewestelijk bestuur voor bepaalde gebieden, waar-binnen landbouwondernemingen gelegen zijn, water-schappen worden opgericht in het belang v a n de bevloeiing, van den waterafvoer en van de bescherming tegen zand- en watervloeden v a n de binnen die ge-bieden gelegen gronden. Dit geschiedt in elk geval voor gebieden waarbinnen landbouwondernemingen, bestaande uit gronden bedoeld in artikel 11 n° 4, Va van het Grondhuurreglement voor de residentiën Soerakarta en Djokjakarta 3) (Staatsblad 1918 n° 20), zijn gelegen.

2. Tot het gebied v a n een waterschap worden geacht te behooren de daarbuiten gelegen door het waterschap beheerde zaken.

Art. 2. 1. H e t hoofd van gewestelijk bestuur stelt bij de in artikel 1 bedoelde beschikking, in overleg met den Zelfbestuurder of diens Patih, voor elk waterschap een reglement vast, waarin al wat noodig is voor de

x) Thans : gouvernementen.

2) T h a n s : Art. 186 Ind. Staatsregeling.

3) Bij ordonnantie van 30 Juni 1928, Ind. S. 242 werd de titel van het „Grondhuurreglement voor de residentiën Soera-karta en DjokjaSoera-karta" gewijzigd in het „Vorstenlandsche

3) Bij ordonnantie van 30 Juni 1928, Ind. S. 242 werd de titel van het „Grondhuurreglement voor de residentiën Soera-karta en DjokjaSoera-karta" gewijzigd in het „Vorstenlandsche