• No results found

De verhouding tussen de zachte aanpak in de strijd tegen het terrorisme en

§ 4.1 De hoedanigheid van de terrorist in Saoedi-Arabië en Egypte Er zijn vandaag de dag maar weinig benamingen die dezelfde negatieve connotatie hebben als het label terrorist. Indien een persoon, een beweging of een organisatie in verband wordt gebracht met terrorisme en daardoor het label van terrorist krijgt, wordt deze benaming ingezet om het individu buiten de grenzen en normen van de beschaafde en ontwikkelde samenleving te plaatsen.208 In dit geval zijn terroristen niet alleen de personen die zich schuldig maken aan strafbare feiten maar wordt daarnaast ook gesteld dat er voor deze personen geen plaats meer is in de samenleving. Deze omstandigheid leidt ertoe dat overheden, naar eigen zeggen, geheel rechtmatig een groot scala aan maatregelen kunnen inzetten om de dreiging van het terrorisme tegen te gaan.

In hoofdstuk 19 van zijn boek Legal Anthropology: an introduction beschrijft James Donovan, directeur van het Kentucky College of Law, het concept dat hij noemt anticiperende zelfbescherming (anticipatory self-defense). Donovan stelt dat in

tegenstelling tot zelfverdediging, dat wijst op het afweren van een aanval wanneer zich die voordoet, anticiperende zelfverdediging als doel heeft om op elk gewenst toekomstig 208 J. Donovan, Legal anthropology: an introduction. Lanham: AltaMira Press, 2008, p. 235.

moment iemand uit te schakelen die een gevaar vormt, zelfs indien er op dat specifieke moment nog geen sprake is van een direct gevaar.209 De overtuiging dat anticiperende zelfbescherming noodzakelijk is kan worden bereikt door wat Donovan noemt

‘retorische dehumanisering’. In tegenstelling tot de beschaafde mens, die in staat is om logisch en strategisch te redeneren en daarnaast kan onderhandelen en compromissen kan sluiten, wordt de vijand (in dit geval de terrorist) afgeschilderd als irrationeel. Deze irrationaliteit brengt met zich mee dat de handelingen van de vijand voorspelbaar noch voorzienbaar zijn. De rechtvaardiging voor de anticiperende zelfbescherming staat volgens Donovan in verband met de afschildering van de vijand als een persoon die zich niet anders dan agressief en strijdlustig kan gedragen. Donovan stelt dat dit beeld alleen gecreëerd kan worden als dehumanisering wordt ingezet als propagandacampagne van de overheid waardoor de bevolking een persoon niet meer als mens kan zien die ook andere kanten heeft en zich ook op een andere manier kan gedragen. Donovan schrijft dat retorische dehumanisering minstens drie vormen kan aannemen. Ten eerste stelt het geven van een label de terrorist gelijk met een onmenselijk object, bijvoorbeeld een beest of een demon. De tweede vorm betreft het stellen dat een terrorist niet in bezit is van bepaalde eigenschappen, zoals rationaliteit. Het gaat hier om eigenschappen die noodzakelijk zijn om deel te kunnen nemen en een rol te kunnen spelen binnen de menselijke gemeenschappen, denk aan de familie. Een terrorist wordt bij deze vorm van retorische dehumanisering neergezet als een dwaas. De derde vorm betreft het

denigreren van bepaalde kenmerken van een persoon die onderdeel zijn van de

identiteit van de persoon in kwestie, bijvoorbeeld religie.210 Dit zijn volgens Donovan de drie vormen van retorische dehumanisering. Door het concept van retorische

dehumanisering toe passen op de antiterrorismewetgeving (de harde aanpak) en het antiterrorismebeleid (de zachte aanpak) van respectievelijk Saoedi-Arabië en Egypte zullen de zachte en harde aanpak worden geëvalueerd om zo duidelijk te krijgen hoe de terrorist in beide aanpakken wordt neergezet. Dit is mijns inziens een goede manier om te onderzoeken in hoeverre in deze landen sprake is van retorische dehumanisering en zal ook duidelijk maken hoe de harde aanpak en de zachte aanpak op een verschillende manier omgaan met het belangrijkste object van het terrorismebeleid, de terrorist.

209 J. Donovan, Legal anthropology: an introduction. Lanham: AltaMira Press, 2008, p. 235. 210 J. Donovan, Legal anthropology: an introduction. Lanham: AltaMira Press, 2008, p. 236.

§ 4.1.1. Retorische dehumanisering in Saoedi-Arabië

Gedurende het rehabilitatieprogramma van Saoedi-Arabië worden de deelnemers aan het programma niet neergezet als beest of demon. Het programma met een zachte aanpak heeft als uitgangspunt de overtuiging dat de deelnemers aan het programma misleid zijn door extremisten die hen weerhouden van het volgen van de ware islam.211 Een terugkomend thema in de Saoedische antiterrorismeprogramma’s is dan ook de manipulatie van naïeve individuen door extremisten en zo worden ‘de extremisten’ op hun beurt dus wèl gedemoniseerd. De maatregelen, gestoeld op de zachte aanpak, ontnemen de terrorist geen eigenschappen die noodzakelijk zijn om een rol te kunnen spelen binnen bijvoorbeeld de familie. Daarnaast is er ook geen sprake van denigratie van bepaalde eigenschappen van de terrorist. Er wordt gesteld dat de terrorist zijn uitgevoerde handelingen rechtvaardigt op basis van een onjuist begrip van de islam. Tijdens de rehabiliatie worden de terroristen daarom de Saoedische interpretatie van de islam bijgebracht.212 Terroristen worden eerder gezien als verwarde rebellen dan als hopeloze gevallen. 213 Een deelnemer wordt gezien als rationeel aangezien hij door middel van het rehabilitatieprogramma weer in de ‘ware islam’ kan geloven. Veel deelnemers hebben in hun jeugd geen religieus onderwijs gehad en gaan daarom volgens de staatspropaganda uit van een onvolledige interpretatie van de islam.214 Er wordt daarom binnen het rehabilitatieproces veel aandacht geschonken aan de sociale behoeften van de deelnemer. De Saoedische overheid wil benadrukken dat het alle maatregelen neemt om te laten zien dat er, op individueel niveau, veel belang wordt gehecht aan iedere deelnemer van het programma. Bij de zachte aanpak in Saoedi- Arabië is het uitgangspunt dat het hebben van radicale ideeën niet vanzelfsprekend iets slechts is. Het handelen op basis van radicale ideeën is gedrag dat dient te worden aangepast.215 Daarnaast speelt de familie van de deelnemer ook een belangrijke rol in het deradicaliseringsproces van deze persoon. De familieleden dienen onder andere te 211 C. Boucek, ‘Saudi Arabia’s “Soft” Counterterrorism Strategy: Prevention, Rehabilitation, and Aftercare’. In: Carnegie Papers, 2008, p. 11.

212 K. Seifert, ‘Can Jihadis Be Rehabilitated? Radical Islam’. In: Middle East Quarterly, 2010, p. 24. 213 T. Hegghammer, ‘There is nothing soft about Saudi counterterrorism’, Foreign Policy, 11 maart 2010. <http://foreignpolicy.com/2010/03/11/there-is-nothing-soft-about-saudi- counterterrorism/>.

214 L. Cline, ‘Changing Jihadist Behavior: The Saudi Model’ In: Small Wars Journal, 10 april 2009, p. 3.

215 C. Boucek, ‘Saudi Arabia’s “Soft” Counterterrorism Strategy: Prevention, Rehabilitation, and Aftercare’. In: Carnegie Papers, 2008, p. 23.

voorkomen dat het vrijgelaten familielid een recidivist wordt.216 Dat de Saoedische overheid de terroristen, die onderdeel zijn van het antiterrorismeprogramma, niet buiten de grenzen van de samenleving plaatst blijkt uit het feit dat de Saoedische overheid regelmatig betoogt dat de ‘war of ideas’ niet alleen de verantwoordelijkheid is van de Minister van Binnenlandse zaken, maar van de samenleving als geheel.217 Door middel van bewustmakingcampagnes door het hele Koninkrijk, bijvoorbeeld aan de hand van billboards of het informeren van de bevolking, probeert de Saoedische overheid deze overtuiging op het volk over te brengen.

Als we Donovans vormen van retorische dehumanisering toepassen op de antiterrorismewetgeving van Saoedi-Arabië dan rijst een ander beeld. Zoals eerder gesteld, schrijft artikel 6 van Saoedische basiswet voor dat de bevolking de heerser moet gehoorzamen. Deze bepaling werkt door in de antiterrorismewetgeving en het

bestempelen van de terrorist als afwijkend. Bij het rehabilitatieprogramma accepteert een deelnemer het leiderschap en steun van het Koningshuis en wordt de deelnemer vergeven indien hij weer op het rechte pad terecht is gekomen. Er bestaat een directe relatie tussen de terrorist en de heerser, vaak wordt aan de terroristen in persoonlijke gesprekken met een Minister amnestie verleend. Een persoon die deze directe relatie niet accepteert of door de Saoedische overheid onder de antiterrorismewet wordt vervolgd, wordt als afwijkend neergezet. Het niet loyaal zijn aan de heerser is niet alleen een misdrijf, maar wordt ook gezien als een belediging van de welwillendheid van de heerser. De terroristen worden als afwijkenden buiten de wet geplaatst en worden gezien als een vorm van corruptie op aarde.218 Dit label blijkt uit het feit dat de overheid de terrorist neer kan schieten of bijvoorbeeld het huis van de terrorist op kan blazen. Deze handelingen maken de machtspositie van de heerser meer dan duidelijk. Indien iemand als een soort corruptie op aarde wordt gezien kan deze persoon levenslang worden opgesloten en komt daarnaast niet in aanmerking voor het

rehabilitatieprogramma. Bij het Saoedische rehabilitatieprogamma wordt de terrorist gezien als iemand die van de ware islam is afgeweken en hulp nodig heeft om weer op 216 M. Porges, ‘The Saudi De-radicalization Experiment’. Council on Foreign Relations. Expert Brief, 22 januari 2010. <http://www.cfr.org/radicalization-and-extremism/saudi-

deradicalization-experiment/p21292>.

217 C. Boucek, ‘Saudi Arabia’s “Soft” Counterterrorism Strategy: Prevention, Rehabilitation, and Aftercare’. In: Carnegie Papers, 2008, p. 6.

218 R. Meijer, e.a. Counter-Terrorism Strategies in Indonesia, Algeria and Saudi Arabia. The Hague: Netherlands Institute of International Relations ‘Clingendael’, 16 maart 2012, p. 119.

het pad van ‘de ware islam’ te komen. Als een terrorist aan de andere kant gestraft wordt onder de antiterrorismewetgving dan wordt de retorische dehumanisering ingezet om de terrorist als een afwijkend persoon af te schilderen, die zich niet anders dan

opstandig kan gedragen.219 In tabel 1 op pagina 62 is het zojuist genoemde schematisch weergegeven.

§ 4.1.2. Retorische dehumanisering in Egypte

Dat de Egyptische overheid naast repressieve maatregelen ook overging tot het

ondersteunen van ideologische heroriëntatie maakt duidelijk dat de overheid niet alle militanten als demon of beest beschouwde. De Egyptische militanten van de IG en de IJ hadden voor hun gevangenneming, evenals de Saoedische deelnemers aan het

rehabilitatieprogramma, weinig onderwijs genoten. De Egyptische overheid hielp de gevangengenomen leden om boeken en andere religieuze teksten te verkrijgen om zo hun religieuze kennis uit te breiden.220 Dit laat zien dat er tijdens het proces ideologische heroriëntatie niet kwaad werd gesproken over bepaalde aspecten, die de identiteit van een persoon vormden, zoals religie. Er werden verschillende maatregelen genomen zoals de inzet van tussenpersonen met een academische achtergrond om de religieuze standpunten van de militante leden te beïnvloeden. Dat de leden van de IG als rationele wezens werden gezien komt terug in de omstandigheid dat de leden van de IG hun organisatorische structuur in de gevangenis mochten behouden en bezoeken mochten brengen aan gevangenissen om hun nieuwe religieuze ideeënte delen.221 Dat de Egyptische overheid er alles aan deed om leden van de IG en de IJ na de Ideologische heroriëntatie, letterlijk niet buiten de samenleving te plaatsen werd duidelijk uit de massale vrijlating van de (voormalig) militante leden. Terwijl door inlichtingendiensten wereldwijd middelen werden ingezet om op verdachte jihadisten te jagen en honderden jihadisten gevangen te nemen pakte Egypte het anders aan. Egypte begon met het vrijlaten van meer dan twintigduizend IG-leden uit de gevangenissen en het versnellen van de vrijlating van IJ-leden in 2007.222 Ook in Egypte wordt retorische dehumanisering 219 J. Donovan, Legal anthropology: an introduction. Lanham: AltaMira Press, 2008, p. 236. 220 L. Blaydes & R. Lawrence, ‘Ideological Reorientation and Counterterrorism: Confronting Militant Islam in Egypt’. In: Terrorism and Political Violence, 20:4, 2008, p. 469.

221 L. Blaydes & R. Lawrence, ‘Ideological Reorientation and Counterterrorism: Confronting Militant Islam in Egypt’. In: Terrorism and Political Violence, 20:4, 2008, p. 470.

222 D. Rashwan, ‘Egyptian islamists and non-violence: views from the prison cell’. In: Emerging Financial & Economic Trends. 2008 issue, p. 48.

gebruikt om op grond van de antiterrorismewetgeving terroristen en andere personen die onder de wet vervolgd worden hardhandig te straffen. Revkin beschrijft hoe de grondwet ‘de afwijkenden’, om in de woorden van Donovan te spreken, probeert te marginaliseren: ‘The new constitution further marginalizes Islamist from political life and

enhances the powers of the military and security services, by among other things, banning all political activity based on religion and giving the military veto authority over the president’s choice of defense minister for the next eight years’.223 Egypte gebruikt de televisie om programma’s uit te zenden die betrekking hebben op Egyptes strijd tegen het terrorisme. Zo werd zelfs in 2014 een marionettenpop beschuldigd van het

doorsturen van gecodeerde boodschappen naar de Moslimbroederschap met het specifieke doel om alle politieke opponenten te dehumaniseren. De

propagandacampagne van de Egyptische overheid om de Moslimbroederschap in een kwaad daglicht te stellen geeft een goed beeld van de retorische dehumanisering in Egypte. Terwijl de nieuwe grondwet van Egypte in ontwikkeling was werden alle aanvallen op overheidspersoneel, instituten en de opleving van het geweld in de Sinaï toegeschreven aan de Moslimbroederschap.224Zelfs nadat de militante groepering Ansar

Beit al-Maqdis de verantwoordelijkheid opeiste voor een aantal aanvallen, gaf de

Egyptische overheid toch de schuld aan de Moslimbroederschap voor veel van het geweld. Deze houding van de Egyptische overheid is een propagandacampagne tegen de Moslimbroederschap. Door de Moslimbroederschap na de propagandacampagne als terroritische organisatie te bestempelen stelt de overheid van Egypte de

Moslimbroederschap buiten de wet en geeft het zichzelf de mogelijk om hardhandig op te treden tegen de organisatie. Ook in Saoedi-Arabië worden mensen ten onrechte van terrorisme beschuldigd met een bepaald achterliggend politiek doel. De executie van de prominente sjiitische geestelijke Nimr al-Nimr op 2 januari 2016 is hier een voorbeeld van. Zie tabel 2 op pagina 62 en 63 voor een schematische weergave van deze paragraaf. Tabel 1: Omschrijving van een terrorist in Saoedi-Arabië

Antiterrorismebeleid (zachte aanpak) Antiterrorismewetgeving (harde aanpak)

223 M. Revkin, ‘Worse Than Mubarak: Egypt’s New Constitution and the Police State’. In: Foreign Affairs. 11 februari 2014. <https://www.foreignaffairs.com/articles/egypt/2014-02-11/worse- mubarak>.

224 M. Revkin, ‘Worse Than Mubarak: Egypt’s New Constitution and the Police State’. In: Foreign Affairs. 11 februari 2014. <https://www.foreignaffairs.com/articles/egypt/2014-02-11/worse- mubarak>.

Slachtoffer van radicalisering Afwijkend

Rationeel Irrationeel

Staat open voor hulp Staat niet open voor hulp

Ondersteunende rol van de samenleving Buiten de samenleving geplaatst

Verward Blijvend gewelddadig

Directe relatie met de heerser Geen directe relatie met de heerser Rehabilitatie en nazorg Harde strafmaatregelen

Tabel 2: Omschrijving van een terrorist in Egypte

Antiterrorismebeleid (zachte aanpak) Antiterrorismewetgeving (harde aanpak)

Rationeel Irrationeel

Verward Blijvend gewelddadig

Ideologische heroriëntatie Geen ideologische heroriëntatie Overbrengen nieuwe (geweldloze)

ideologieën

Geen nieuwe (geweldloze) ideologieën

§ 4.2 De antiterrorismewetgeving van Saoedi-Arabië en Egypte: ‘a sign of times?’

De vraag naar democratische hervormingen is groter geworden na de gebeurtenissen van de Arabische Lente in 2011. Gedurende de Arabische Lente in Egypte vonden er confrontaties tussen demonstranten en aanhangers van de regering plaats. Het geweld in Egypte is na de val van Morsi alleen nog maar heviger geworden en sindsdien treedt president Sisi hardhandig op tegen islamisten. Door Sisi werd de Moslimbroederschap in 2013 bestempeld als terroristische organisatie en werden duizenden vermeende

islamistische aanhangers gevangengenomen en in sommige gevallen, vaak via

massaprocessen, ter dood veroordeeld.225 Ook de overheid van Saoedi-Arabië heeft de Moslimbroederschap na de afkondiging van de antiterrorismewet als terroristische organisatie bestempeld.226Sinds de Arabische Lente zijn er kleine groepen Saoediërs (met name sjiieten) de straat op gegaan om op te roepen tot hervormingen en hun ontevredenheid met de status quo in Saoedi-Arabië te uiten. De kleinschalige protesten van onder andere hoger opgeleiden en de sjiitische minderheid hebben ertoe geleid dat Saoedi-Arabië moest ingeven aan de recentelijke protesten en onrust in het Koninkrijk.

225 G. Cohen, ‘Egypt Cabinet Passes Anti-terrorism Laws Amid Deadliest Sinai Battle in 40 Years’. Haaretz, 1 juli 2015. <http://www.haaretz.com/middle-east-news/1.663992>.

226 D. Kirkpatrick, ‘Saudis Put Terrorist Label on Muslim Brotherhood’. The New York Times, 7 maart 2014 <http://www.nytimes.com/2014/03/08/world/middleeast/saudis-put-terrorist- label-on-muslim-brotherhood.html?_r=0>.

Als gevolg van de kleinschalige protesten heeft het Koninkrijk in maart 2011 een algeheel demonstratieverbod uitgevaardigd.

Revkin noemt de Egyptische grondwet ‘a sign of times’.227 Revkin stelt: ‘The legal

designation criminalized the Brotherhood’s activities, as well as those of any group even loosely associated with it, including a network of charitable hospitals that serves millions of patients every year’.228 Het voorkomen, onderzoeken en bestraffen van de gewapende aanvallen doet Egypte aan de hand van de nieuwe antiterrorismewet. De nieuwe

antiterrorismewet, die de Egyptische overheid een ongekend aantal bevoegdheden geeft in de strijd tegen het terrorisme, kan zeker evenals de grondwet als ‘a sign of times’ worden gezien omdat de nieuwe antiterrorismewet uitvoering geeft aan de repressieve politieke campagne van de Egyptische overheid. Dit geldt eveneens voor de Saoedische antiterrorismewet, die ook de bevoegdheden van de overheid heeft vergroot.

De antiterrorismewetten van Saoedi-Arabië en Egypte zijn een duidelijke reactie van de overheid van beide landen om de macht van de autoriteiten te beschermen en in stand te houden. De strijd tegen het terrorisme geeft de autoriteiten van Saoedi-Arabië en Egypte een gemakkelijke dekmantel die wordt gebruikt om een repressiever beleid te voeren. De antiterrorismewetgeving wordt ingezet om de macht van de autoriteiten te beschermen en te vergroten in de naam van de bescherming tegen (recente)

veiligheidsbedreigen. Terwijl de roep om vrijheid en sociale rechtvaardigheid groter is geworden in beide landen, gebruiken de overheden de wetgeving ook om vormen van niet-gewelddadig politiek protest de kop in te drukken. Er kan niettemin ook worden gesteld dat de brede omschrijving van terroristische activiteiten in de

antiterrorismewetten is ontwikkeld om zo rekening te houden met het evoluerende karakter van terrorisme (denk aan de opkomst van de Islamitische Staat) en daarnaast kan worden ingezet als middel dat gebruikt wordt voor algehele repressie. De brede en vage antiterrorismewetten worden echter vooral geëxploiteerd om zo de eigen

repressieve agenda van de landen te volgen.229 Dit wordt goed duidelijk indien men kijkt 227 M. Revkin, ‘Worse Than Mubarak: Egypt’s New Constitution and the Police State’. In: Foreign Affairs. 11 februari 2014. <https://www.foreignaffairs.com/articles/egypt/2014-02-11/worse- mubarak>.

228 M. Revkin, ‘Worse Than Mubarak: Egypt’s New Constitution and the Police State’. In: Foreign Affairs. 11 februari 2014. <https://www.foreignaffairs.com/articles/egypt/2014-02-11/worse- mubarak>.

229 M. Revkin, ‘Worse Than Mubarak: Egypt’s New Constitution and the Police State’. In: Foreign Affairs. 11 februari 2014. <https://www.foreignaffairs.com/articles/egypt/2014-02-11/worse-

naar welke personen er onder de antiterrorismewetgeving worden vervolgd. Al een groot aantal mensenrechtenactivisiten is in Saoedi-Arabië veroordeeld op grond van de terrorismewet. In juli 2014 werd Waleed Abu al-Khair als eerste mensenrechtenactivist veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar, een reisverbod van 15 jaar en een geldboete op grond van de terrorismewet.230 Al-Khair werd onder andere schuldig bevonden aan het schaden van de reputatie van het Koninkrijk door het delen van informatie met internationale organisaties, het beledigen van de rechtsmacht en het in twijfel trekken van de integriteit van de rechters. Daarnaast zijn ook twee vrouwen die vanuit de Verenigde Arabische Emiraten naar de grens van Saoedi-Arabië zijn gereden vervolgd op basis van de antiterrorismewet. Naar verluidt zijn beide vrouwen vervolgd onder de terrorismewetgeving voor uitspraken die ze op social media hadden gedaan en niet voor het schenden van het rijverbod. Om welke uitspraken dit gaat is niet bekend gemaakt.231 Op 12 februari 2015 werden beide vrouwen vrijgelaten en kregen ze te horen dat hun zaak was afgehandeld. Deze voorbeelden maken duidelijk dat de

antiterrorismewetten van Saoedi-Arabië en Egypte niet alleen een uitdrukking zijn van de verharde strijd tegen het terrorisme, maar vooral een poging is van de autoriteiten om de critici en de dissidenten verder de mond te snoeren door ze te beschuldigen van