• No results found

Vergrijzing is meer een effect van geboorte dan sterfte

In document Klik hier om dit boek te downloaden (pagina 56-59)

1. Actief ouder worden in Nederland

3.3. Vergrijzing is meer een effect van geboorte dan sterfte

Vergrijzing is niet een heel recent verschijnsel. Het aantal 65-plussers vertoont in Nederland al meer dan 50 jaar een geleidelijke stijging (zie figuur 3.3). In de jaren vijftig groeide de groep 65-plussers al met 20 duizend per jaar. Omdat de groei van het aantal 65-plussers vooral wordt bepaald door de geboorteaantallen van 65 jaar geleden, valt het toekomstige aantal 65-plussers nauwkeurig te voorspellen. De Nederlandse bevolkings-prognoses voorspellen dan ook al heel lang een versnelling van de groei van het aantal 65-plussers vanaf 2011, het jaar waarin de eerste babyboomers die in 1946 werden geboren 65 jaar worden. Zo voorspelde de CBS-prognose van 1984 het huidige aantal 65-plussers vrijwel exact.

Weliswaar bepaalt de geboorteontwikkeling in het verleden voor een belangrijk deel de huidige en toekomstige vergrijzing, maar veranderingen

 

Lager dan 25 procent 25 tot 35 procent 35 tot 45 procent 45 procent of hoger

Lager dan 25 procent 25 tot 35 procent 35 tot 45 procent 45 procent of hoger

Kaart 3.1. Grijze druk per gemeente, links: 2010; rechts: 2025

Bron: CBS.

55 Demografie van de vergrijzing

in de levensduur spelen ook een rol. De leeftijdsopbouw van personen die vóór de Tweede Wereldoorlog zijn geboren is inmiddels zelfs sterker bepaald door de hoogte van de sterftecijfers dan door die van de geboorte in de eerste helft van de 20e eeuw. Van de mensen die in 1940 zijn geboren leeft nu in Nederland nog ruim driekwart, van de mensen die in 1930 zijn geboren leeft nog de helft en van de mensen die in 1920 zijn geboren leeft nog een op de zes. De schommelingen in het aantal geboorten vóór 1940 waren niet zo groot, met uitzondering van de geboortepiek vlak na de Eerste Wereldoorlog.

Maar de gevolgen van die geboortepiek zijn nu niet meer duidelijk zichtbaar in de huidige leeftijdsopbouw van de bevolking. Dit komt doordat er van de 193 duizend mensen die tijdens de geboortepiek van 1920 zijn geboren inmiddels meer mensen zijn overleden dan van de 182 duizend mensen die in 1922 zijn geboren.

Het aantal 65-plussers neemt toe doordat het aantal mensen dat de 65-jarige leeftijd bereikt toeneemt en doordat het aantal jaren dat mensen na hun 65e blijven leven toeneemt. Het eerste hangt vooral af van geboortecijfers, het tweede van sterftecijfers. Terwijl tot 1985 110 duizend mensen per jaar 65 jaar werden, waren dat er in de jaren negentig 130 duizend per jaar (figuur 3.3). Vanaf 2004 neemt het aantal jaarlijks toe als gevolg van de stijging die zich vanaf 1938 in het jaarlijkse aantal geborenen heeft voorgedaan.

Figuur 3.3. Aantal mensen dat 65 jaar wordt, aantal 65-plussers dat overlijdt en groei van het aantal 65-plussers

0 20000 40000 60000 80000 100000 120000 140000 160000 180000 200000

1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

Aantal mensen dat 65 jaar wordt Aantal 65-plussers dat overlijdt Groei van het aantal 65-plussers

Bron: CBS.

Ten gevolge van de geboortepiek in 1946 nam in 2011 het aantal mensen dat 65 jaar wordt eenmalig zelfs zeer sterk toe. Dit aantal zal in 2012 weer teruglopen, maar de hoge geboorteaantallen tot begin jaren zeventig zullen ervoor zorgen dat het aantal mensen dat 65 jaar wordt de komende 25 jaar hoog blijft. Daar komt nog bij dat de generaties die vanaf de jaren zestig zijn geboren met zo’n tien procent zijn gegroeid door migratie. Volgens de CBS-prognose ligt het aantal mensen dat 65 jaar wordt tot 2037 elk jaar boven de 200 duizend. Naast de ontwikkeling van de geboorte 65 jaar geleden is een deel van de groei van het aantal mensen dat 65 jaar wordt, veroorzaakt door de daling van de sterftecijfers. Van de mensen die rond 1910 werden geboren bereikte tweederde halverwege de jaren zeventig de 65-jarige leeftijd. Van de generatie die in de jaren veertig werden geboren bereikt nu 80 procent de 65-jarige leeftijd. Van de stijging van het aantal 65-jarigen tussen 1985 en 2010 kan ongeveer 60 procent worden toegeschreven aan de stijging van het aantal geborenen tussen 1919 en 1944 en 40 procent aan de stijgende overlevingskansen.

Naast de instroom in de groep 65-plussers van mensen die 65 jaar worden, wordt de toename van het aantal 65-plussers ook bepaald door de omvang van de uitstroom door het overlijden van 65-plussers. Tussen 1950 en 2005 fluctueerde de jaarlijkse groei van het aantal 65-plussers tussen 20 duizend en 40 duizend per jaar: instroom en uitstroom namen ongeveer in hetzelfde tempo toe. De laatste 5 jaar is de groei van het aantal 65-plussers fors toegenomen doordat enerzijds de instroom harder groeide dan de jaren daarvoor terwijl tegelijkertijd de uitstroom daalde. De recente daling van het aantal 65-plussers dat overlijdt wordt veroorzaakt doordat 65-jarigen gemiddeld langer blijven leven (zie figuur 3.4).

Lange tijd is de toename van het aantal 65-plussers onder mannen veel geringer geweest dan onder vrouwen. Tot begin jaren negentig verliep deze toename onder vrouwen ongeveer twee keer zo snel als onder mannen.

Daarna daalde de groei onder vrouwen opvallend scherp totdat, aan het begin van het nieuwe millennium, het aantal oudere mannen sneller begon te stijgen dan het aantal oudere vrouwen. Het vrouwenoverschot op hogere leeftijd wordt daardoor minder scheef, het eerst onder de 70ers. Het verschil in vergrijzing tussen mannen en vrouwen is voor een belangrijk deel het gevolg van de historische ontwikkeling van hun sterfterisico’s. Voor de totale groep mannen van 65 jaar of ouder was er, tot ongeveer 1990, geen sprake van dalende sterfterisico’s. Tot in de jaren zeventig namen deze risico’s, vooral als gevolg van een toename van sterfte aan kanker en hart- en vaatziekten zelfs toe. In dezelfde periode, tot ongeveer 1990, daalden de sterfterisico’s bij

57 Demografie van de vergrijzing

vrouwen fors, waardoor hun levensverwachting toenam (figuur 3.4). Daarna was enige tijd sprake van stagnatie, waarna de daling van de sterfte opnieuw inzette. Het grootste verschil in het seksepatroon van de sterfterisico’s is zichtbaar bij de 70ers. Begin jaren negentig was het risico bij vrouwen sterk gedaald ten opzichte van het niveau in 1960, terwijl er bij mannen nog geen enkele winst was geboekt. In recente jaren hebben echter juist de mannelijke 70ers een forse inhaalslag gemaakt. Die daling hangt onder meer samen met de afname van rookgerelateerde doodsoorzaken. Enkele decennia eerder is, anders dan bij vrouwen, het percentage rokers onder mannen sterk gedaald.

3.4. Vrouwen in verzorgings- en verpleeghuizen ouder en talrijker

In document Klik hier om dit boek te downloaden (pagina 56-59)