• No results found

8. De economie van zware beroepen: een verkenning

8.2. Analyse

8.2.2. Simulaties

Figuur 8.1 maakt duidelijk welke consequenties zwaar werk heeft op latere leeftijd. De vraag is of het verstandig is om vanaf 40 nog door te werken in een zwaar beroep. Immers, vanaf dan treedt slijtage op in een zwaar beroep en neemt de kans op uitval toe. Er zijn drie alternatieven: (i) nooit werken in een zwaar beroep, (ii) de hele loopbaan werken in een zwaar beroep en (iii) tot het 40ste levensjaar werken in een zwaar beroep en daarna overstappen.

We bekijken hoe iemand zijn leven zou indelen als hij een van de drie opties zou kiezen, gegeven zijn persoonskenmerken. De persoon die kiest voor een zwaar beroep is in deze simulaties dus identiek aan de persoon die kiest voor een licht beroep. Ook de opleidingseisen en kennis door ervaring zijn gelijk. Het enige verschil is dat er in een zwaar beroep vanaf 40 sprake is van slijtage en dat er een compenserend loonverschil van 50 procent bestaat voor zware beroepen.

• Licht beroep: Figuur 8.2 laat zien hoe deze persoon zijn leven optimaal in zou richten als hij een licht beroep kiest. Hij gaat de eerste 30 jaar naar school en vervolgens 45 jaar werken. In eerste instantie neemt zijn werktijd geleidelijk af en vanaf 70 snel om met 75 jaar uit te treden.

• Zwaar beroep: Figuur 8.3 laat zien hoe het optimale levenspatroon verandert als dezelfde persoon kiest voor een zwaar beroep. In vergelijking met een licht beroep gaat hij korter naar school. Dit wordt veroorzaakt doordat de tijd voor leeftijd van 40 extra aantrekkelijke werkjaren zijn en omdat hij minder lang zal werken als gevolg van slijtage vanaf 40. Tot 40 kan hij in een zwaar beroep meer verdienen dan in een licht beroep, omdat het werk een extra beloning kent en hij een groter aantal uren werkt. Daarna dalen de verdiensten vanwege slijtage. Naar school gaan heeft dus relatief hoge opportuniteitskosten. Tevens zal de meeste tijd voor 40 worden besteed aan school en werk en wordt relatief weinig vrije tijd genoten. Vanaf 40 wordt snel minder verdient vanwege slijtage. In reactie daarop gaat hij ook minder uren werken. Als werk na 40 relatief weinig oplevert, wordt het aantrekkelijker vanaf dan meer vrije tijd te genieten. Op leeftijd 65 gaat hij met pensioen.

141 De economie van zware beroepen: een verkenning

Figuur 8.2. Optimale allocatie van activiteiten over het leven voor iemand met een licht beroep

Figuur 8.3. Optimale allocatie van activiteiten over het leven voor iemand met een zwaar beroep

0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1

0 10 20 30 40 50 60 70

School Zwaar werk Vrije tijd Kennis Algemene kennis Loon

0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1

0 10 20 30 40 50 60 70

School Licht werk Vrije tijd Kennis Algemene kennis Loon

• Switchen: De derde mogelijkheid is om tot 40 zwaar werk te verrichten en dan over te stappen op licht werk. Figuur 8.4 laat het optimale patroon zien voor iemand die voor deze optie kiest. Opnieuw kiest hij ervoor korter naar school te gaan en eerder met pensioen te gaan in vergelijking met een licht beroep. De effecten zijn minder groot dan bij een zwaar beroep, maar dat hangt af van de gekozen parameters. Het is ook denkbaar dat bij deze overstapvariant de effecten juist groter zijn. De redenen voor het aangepaste patroon zijn vrijwel identiek. Deze persoon kan tot 40 profiteren van een hogere beloning voor zwaar werk en heeft dus haast.

Na zijn 40ste loopt de beloning snel af. Deze lagere beloning na zijn 40ste en de hogere inkomsten eerder in het leven maken het aantrekkelijk eerder met pensioen te gaan. In figuur 8.4 is het optimaal om direct van het zware werk over te stappen op licht werk, maar bij bepaalde parameters kan het ook aantrekkelijk zijn om eerst weer enige tijd onderwijs te volgen alvorens over te stappen. Het rendement van dit latere onderwijs is echter laag. Afhankelijk van de parameters is de terugverdientijd te kort om de investering rendabel te maken of is het gunstiger om al jong extra onderwijs te genieten. De nadelen van de depreciatie wegen in de meeste gevallen niet op tegen de voordelen van het langer kunnen benutten van de opgedane kennis.

Figuur 8.4. Optimale allocatie van activiteiten over het leven voor iemand die op zijn 40ste overstapt van een zwaar naar een licht beroep

0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,91

0 10 20 30 40 50 60 70

School Licht werk Zwaar werk Vrije tijd

Kennis Algemene kennis Loon

143 De economie van zware beroepen: een verkenning

Tabel 8.1 geeft een samenvatting van de verschillen. Het nut en het inkomen voor een carrière in een licht beroep is op 100 gezet. De parameters zijn zo gekozen dat het nut in de andere levenslopen ongeveer even hoog is.

Vooral de compensatie voor zwaar werk is hierbij belangrijk. Door deze compensatie te variëren kan altijd zwaar werk aantrekkelijker of minder aantrekkelijk worden gemaakt. Als in werkelijkheid alle drie de levenslopen voorkomen valt te verwachten dat voor de marginale persoon het nut van de drie mogelijkheden ongeveer gelijk is. Het optimale patroon bij een loopbaan in een zwaar beroep betekent minder onderwijs, minder werk en in totaal lagere inkomsten. Maar door de grotere hoeveelheid vrije tijd is het nut ongeveer gelijk aan het nut van een loopbaan in een licht beroep.

Tabel 8.1 laat verder zien dat de keuze voor een zwaar beroep het meest aantrekkelijk is. De totale hoeveelheid nut in de drie scenario’s is vrijwel even hoog, maar het hoogst bij de keuze voor een zwaar beroep. Afhankelijk van de precieze omstandigheden, persoonskenmerken en het compenserende loonverschil zullen mensen dus kiezen voor een van de drie loopbaanva-rianten. Afhankelijk van persoonskenmerken zal een verdeling ontstaan tussen mensen die een zwaar of licht beroep kiezen en zal ook de keuze worden gemaakt om na verloop van tijd over te stappen of te blijven zitten.

In document Klik hier om dit boek te downloaden (pagina 142-145)