• No results found

Vergelijking voorgenomen plan met het geldend plan of bestaande toestand

4. ONERZOEK TOT M.E.R

4.4. Motivatie ‘onderzoek tot M.E.R.’

4.4.2. Bespreking

4.4.2.1. Vergelijking voorgenomen plan met het geldend plan of bestaande toestand

INDICATORENSET

Indicator 1: Activiteiten

Zijn er verschillen tussen de stedenbouwkundig vergunbare activiteiten uit het huidig geldend plan en de stedenbouwkundige vergunbare activiteiten uit het voorgenomen plan?

Ja. De planinitiatieven houden een bestemmingswijziging in van:

1) woongebied met landelijk karakter (gewestplan)  zone voor bedrijvigheid (3.435m²). Deze wijziging houdt dus minder bestemmingsmogelijkheden in.

2) landschappelijk waardevol agrarisch gebied (gewestplan)  zone voor bedrijvigheid (227m²). Deze wijziging houdt dus meer bestemmings- en bebouwingsmogelijkheden in.

Indicator 2: Bodemafdekking

Laat het voorgenomen plan ten opzichte van het geldend plan een wijziging toe van de totale bodemafdekking binnen het planonderdeel?

Ja. 227m² landschappelijk waardevol agrarisch gebied wordt ingenomen door

bedrijvigheid. Dit houdt een toename van bebouwing en verharding in. Echter betreft het hier slechts een kleine oppervlakte t.o.v. het vigerend gewestplan.

Indicator 3: Bestaande toestand

Is het doel van het voorgenomen plan enkel de bestendiging van de huidige stedenbouwkundig vergunde of vergund geachte toestand?

Nee. Het betreft een bevestiging van de bestaande vergunde toestand + een reliëfswijziging op korte termijn + een uitbreiding op lange termijn (positief planologisch attest).

Score planonderdelen Indeling

Activiteiten

(zie pg. hiervoor)

Bodemafdekking

(zie pg. hiervoor)

Bestaande toestand

(zie pg. hiervoor)

Geen effecten Nee Nee Nee

Geen effecten Nee Nee Ja

Effecten die significant kunnen zijn Nee Ja Nee

Effecten die vermoedelijk niet significant zijn

Nee Ja Ja

Effecten die significant kunnen zijn Ja Nee Nee

Effecten die vermoedelijk niet significant zijn

Ja Nee Ja

Effecten die significant kunnen zijn

Ja Ja Nee

Effecten die vermoedelijk niet significant zijn

Ja Ja Ja

Grijze arcering geeft aan welke vakken nodig zijn om tot de indeling te komen.

Vet kader geeft de van toepassing zijnde beslissingpiste aan.

Uit bovenstaande tabel blijkt dat er effecten voorkomen die significant kunnen zijn.

Onderzoek van de effecten op de verschillende disciplines moet meer duidelijkheid brengen.

Valt het plangebied geheel of gedeeltelijk samen met:

a) Een beschermd landschap, relictzone of ankerplaats?

De bedrijfssite is gelegen in de relictzone ‘Rug van Westrozebeke’.

De Rug van Westrozebeke vormt de noord-zuid gerichte waterscheidingsrug tussen Leie- en IJzerbekken, bestaande uit terrasgrint en omgeven door licht versneden heuvelland. Deze boog is een uitloper van de oost-west gerichte West-Vlaamse heuvelkam. Dit heuvelachtig gebied is lichtjes versneden door naar het oosten of westen gericht beken, die in het zuidelijke gedeelte eerder naar het zuiden, zuidoosten of noordwesten vloeien. Samenhangende

biotoop-complexen zijn teruggebracht tot zeer fragmentaire lijnen en vlakken op de natste en meest hellende plaatsen, namelijk kleine bosrelicten langs bovenlopen van beken (’s Graveneik, Keiaard, Vijverbos), taluds op zandig substraat langs wegen, de spoorwegberm en de hellingsgraslandjes met kwelzones (’s Graveneik).

Beleidsmatig wil men in deze zone open ruimte vrijwaren of herstellen door het concentreren van de bebouwing en (agro)-industrie, bocagerelicten en lineair groen in beek-valleien herstellen met een verbetering van de

connectiviteit ervan.

Storende elementen in deze relictzone zijn de hoogspanningslijn tussen Houthulstbos en de heuvelkam, serrebedrijven (Keiaard) en een veevoeder-fabriek (Stampkot).

b) Een beschermd monument?

Neen.

c) Een beschermd stads- of dorpsgezicht?

Neen.

d) Duingebied, VEN of beschermd grondgebied?

Neen.

e) Waterwingebied Neen.

Volgens de website dov.vlaanderen.be is het plangebied niet gelegen in een

Is, bij de vergelijking tussen de nulvariant en de uitvoering van het voorgenomen plan, het volgende het geval:

f) Er is een wijziging in de stedenbouwkundige vergunbare projecten.

Ja.

g) Een wijziging in de hoeveelheid en aard (modal split, personen- en

goederenvervoer) van vervoerbewegingen na de uitvoering van het plan dan in de nulvariant.

Ja.

De aard van vervoersbewegingen blijft ongewijzigd (eigenaars, werknemers, leveranciers, klanten).

De komst van een bijkomende parking is een gevolg van de uitbreiding van het bedrijf. Dit betekent dat steeds meer klanten het bedrijf zullen bezoeken.

Leveringen kunnen beperkt blijven tot het huidige aantal, er zullen echter per keer meer wagens worden geleverd.

Betreffende het aantal verkeersbewegingen wordt, indien een bijkomende toonzaal, een stijging van 50 à 60% t.o.v. de huidige situatie niet uitgesloten.

Dit heeft een gemiddelde van 8 verkeersbewegingen per uur voor gevolg.

Bij de levering van wagens kan de parkeerstrook worden gebruikt om de wagens van de vrachtwagen te halen, zoals vandaag het geval is. Indien deze wagens naar een eventueel nieuw lager gelegen parkeerterrein naast de nieuwe toonzaal moeten worden gebracht, moet de Menenstraat gebruikt worden. Een nieuwe ontsluiting zal immers op lange termijn toegang bieden tot de nieuwe parking, vanaf de Menenstraat, over de onverharde berm heen.

Deze nieuwe ontsluiting zal zich ter hoogte van het begin van de

middengeleider die sowieso een vertragende werking geeft, voorzien worden, wat mogelijk verkeersonveilige situaties bij het in- of uitrijden van de parking sterk beperkt.

h) Een wijziging in het watersysteem (waterlopen, oppervlaktewater, grondwater, infiltratie in de bodem, overstromingsgebieden,…)?

Ja.

De bestemmingswijziging van landschappelijk waardevol agrarisch gebied naar zone voor bedrijvigheid houdt een toename in van toegelaten verharding.

Het vastleggen van een private tuin in woongebied houdt een afname in van toegelaten verharding.

i) Een significante wijziging in de aard, omvang en diepte van de mogelijke werken in en op de bodem (afdekking, vergraving, aandrukking,…)?

Ja.

Om de uitbreiding mogelijk te maken moet het terrein opgehoogd, over een diepte van 13 meter, evenwijdig aan de rooilijn. Hierbij hoort de aanleg van een talud met hellingsgraad van 45°, teneinde het hoogteverschil met het weiland te overbruggen. De bijkomende parkeerruimte komt 1 meter lager te liggen dan het maaiveldniveau van de Menenstraat, teneinde de landschappelijk impact van de parking te beperken.

j) Een wijziging van het bodemgebruik?

Ja.

Het plangebied omvat deels een bestaande toestand (bedrijvigheid), deels landschappelijk waardevol agrarisch gebied dat wordt ingenomen door een aanbouw en een nieuwe parkeerzone voor de stockage van wagens.