• No results found

Vergelijking van twee vertalingen van de roman Het derde huwelijk

5. Interne vertaalpoëtica

5.5 Vergelijking van twee vertalingen van de roman Het derde huwelijk

Typering brontekst

Kostas Tachtsís’ roman To tríto stefáni (1962/2009) (Het derde huwelijk)⁴² behoort in de Griekse literatuur tot het neorealisme in een stedelijke variant. In de Griekse literatuur van de jaren zestig van de twintigste eeuw staat het dagelijkse leven van sociale groepen, soms belichaamd door een of meerdere hoofdpersonen, centraal (Borghart 2012: 240, 241). In deze roman betreft het mensen die behoren tot de sociale klasse van de kleine burgerij.

Field: Nina vertelt in het begin van de jaren vijftig, niet lang na de Griekse Burgeroorlog

(1947-1949), haar levensverhaal en dat van haar vriendin Ekávi. We lezen wat er zich in de gezinssfeer van hun families afspeelde tussen 1900 en 1950, een periode in de Griekse geschiedenis waarin oorlogen plaatsvonden. Het gaat niet in de eerste plaats om de historische gebeurtenissen maar om de manier waarop de twee gezinnen in die tijd leefden, over de wijze waarop een kind opgroeit bij een verwennende Griekse moeder en oma, die zich overal mee bemoeit en alles overdrijft.

Mode: het participatieniveau wordt gerealiseerd door middel van één lange monoloog,

waarin Nina over zichzelf vertelt en letterlijk doorvertelt wat Ekávi tegen haar zegt. De taal is levendige spreektaal van de kleinburger in de stad: dhimotikí vermengd met wat katharévousa.

Tenor: de auteur richt zich door middel van zijn personage Nina tot de Griekse lezer uit de

zestiger jaren van de twintigste eeuw.

42. College 3 mei 2011: Hokwerda heeft in 1986 met de schrijver over de vertaling van de titel overlegd want To tríto stefáni betekent letterlijk De derde krans. Het woord ‘krans’ symboliseert ‘huwelijk’ omdat het Grieks-orthodoxe huwelijk met het uitwisselen van kransen boven de hoofden van het paar wordt ingezegend. De letterlijke vertaling zou bij de Nederlandse lezer verkeerde associaties oproepen.

Voorbeelden van verschillen tussen de vertalingen uit 1986 en 2004

In verband met het aantal veranderingen ten opzichte van de vertaling uit 1986 vermeld ik dat Hokwerda elf fragmenten uit de roman in de bloemlezing heeft opgenomen en herzien (Hokwerda 2004: 143-154). Het was dus niet mogelijk om een vergelijking te maken van vertalingen van de hele

roman. Maar het is opvallend dat Hokwerda in elk fragment een flink aantal verbeteringen aanbrengt. Hieronder volgen enkele voorbeelden:

1. In het eerste voorbeeld zien we dat Hokwerda in 2004 de modaliteit verandert door ‘moeten’ weg te laten waardoor de verhouding tussen de personages zoals die in de taal tot uiting komt, anders wordt en dat betekent dat de tenor is veranderd. De vertaling is ook spreektaliger

geworden door het weglaten van ‘moet’ en door een andere woordkeus: ‘een keer’ in plaats van ‘eens’.

«Βικτώρια», της έλεγα, «θα πεις στο Νταβίκο να πάρει τον Άκη στη Χάβρα να τον βάλει στις βελόνες, όταν δεν ακούει τη γιαγιά του;» (2009: 97)

“Viktόria,” zei ik wel eens, “zul je tegen je vader zeggen dat hij Akis eens mee moet nemen

naar de synagoge om hem met naalden te laten prikken, als hij weer eens niet naar zijn

grootmoeder wil luisteren?” (1986: 69)

“Viktόria,” zei ik wel eens, “zul je tegen je vader zeggen dat hij Akis een keer mee naar de

synagoge neemt om hem met naalden te laten prikken, als hij weer eens niet naar zijn

grootmoeder wil luisteren?” (2004: 143)

2. In het tweede voorbeeld zien we een subjectverandering in de vertaling uit 2004: in deze zin zijn het ‘zij’ die van het huis een bordeel willen maken en dat betekent een verandering in field.

Έχουν την απαίτηση να κάνω το σπίτι μου μπορντέλο (2009: 216)

Dat zouden ze wel willen: dat ik van mijn huis een bordeel maak! (1986: 158) Dat zouden ze wel willen: van mijn huis een bordeel maken! (2004: 147)

3. In het derde voorbeeld is de spreektaligheid in 2004 verbeterd door een verandering in de werkwoordstijd.

« Δε θα μεγαλώσεις ποτέ, το Χριστό σου!» του λέει. «Δε θα γίνεις ποτέ σου άντρας![…]» (2009: 239)

‘Jij zult ook nooit volwassen worden, God nog aan toe!’ zei hij. ‘Jij zult ook nooit eens een man worden![…]’ (1986: 174)

‘Jij wordt ook nooit volwassen, God nog aan toe!’ zei hij. ‘Jij wordt ook nooit eens een man! […]’ (2004: 149)

4. In dit voorbeeld zien we dat Victoria met een zwaar accent praat. Zij spreekt het Griekse woord ‘kind’ verkeerd uit (‘paizí ‘in plaats van ‘paidí’) en maakt een grammaticale fout door de naam van de jongen te laten voorafgaan door het onzijdige lidwoord ‘to’ (To Akis) in plaats van het

mannelijk lidwoord ‘ο’ (o Akis). De vertaler moet dit vanwege het Nederlandse taalsysteem, dat geen grammaticaal geslacht kent, compenseren. Hokwerda compenseert in 1986 gestileerd met twee woorden (‘lieferd’ en ‘iek’) en in 2004 met vier woorden, wat het zware accent

nauwkeuriger weergeeft.

«Ό-χι!» έλεγε η Βικτώρια. «Το Άκη είναι καλό παιζί! Αχ, πώς τ’ αγαπάω!...» Μμ! Πιο πολύ αγαπούσε το μπάρμπα του το Δημήτρη!...» (1962: 97-98)

“Nee-ee!” zei Viktόria dan, “Akis is een lieferd! Ach, iek hou toch zo-o van hem…!” Hm! Het allermeest hield ze wel van zijn oom Dimitris…! (1986: 69-70)

“Nee-ee!” zei Viktόria dan, “Akies ies een lieferd! Ach, iek hou toch zo-o van hem…!” Hm! Het allermeest hield ze wel van zijn oom Dimítris…! (2004: 143)

5. In het vijfde voorbeeld zien we dat Hokwerda lange Griekse zinnen opsplitst in twee zinnen wanneer die in het Nederlands onnatuurlijk lang zouden worden. Hij had in 1986 de Griekse zin al in twee zinnen omgezet en een persoonlijk voornaamwoord toegevoegd, maar in 2004 zet hij ook de laatste zin van deze passage op die manier om. Hokwerda verandert de mode want door de herhaling van het persoonlijk voornaamwoord ‘ik’ bevordert hij de cohesie.

Τη Μεγάλη Παρασκευή το πρωί ήρθε στο σπίτι, κι όπως είχα δε θυμάμαι τι δουλειά έξω στην αυλή, έκατσε μόνη της στο χολ ώσπου να τελειώσω, κι άρχισε να ρίχνει πασιέντζες και να τραγουδάει τα εγκώμια του Επιταφίου: […] Ξαφνικά σταμάτησε το τραγούδι, άκουσα κάτι

περίεργους χτύπους, έσκυψα μέσ’ απ’ το παράθυρο να δω τι συμβαίνει, και τη βλέπω να χτυπάει το κεφάλι της στον τοίχο. (2009: 178)

Op Goede Vrijdag kwam ze ‘s ochtends bij ons, en omdat ik buiten met een karweitje bezig was ging ze alleen in de hal zitten wachten tot ik klaar was. Ze begon patience te leggen en de lofzangen van de Goede Vrijdagprocessie te zingen: […] Plotseling hield het zingen op en hoorde ik een merkwaardig gebons, keek door het raam naar binnen om te zien wat er gebeurde en zag haar met haar hoofd tegen de muur beuken. (1986: 129)

Op Goede Vrijdag kwam ze ‘s ochtends bij ons, en omdat ik buiten met een karweitje bezig was ging ze alleen in de hal zitten wachten tot ik klaar was. Ze begon patience te leggen en de lofzangen van de Goede Vrijdagprocessie te zingen: […] Plotseling hield het zingen op en hoorde ik een merkwaardig gebons. Ik keek door het raam naar binnen om te zien wat er gaande was en zag haar met haar hoofd tegen de muur beuken. (2004: 145)

6. Hokwerda kiest in 2004 het stilistisch mooiere ‘lucht kreeg van’,een hyponiem van het algemene woord ‘vernemen’, wat beter aansluit bij de manier waarop het personage haar emoties uit. Het hyponiem is tegelijkertijd een geval van ‘evaluatief lexicon’, waardoor de tenor is veranderd:

Σα να μην έφταναν όλ’ αυτά, έμπλεξε και με την κόρη του νοικοκύρη, τη Βικτώρια. […] Όταν έμαθε ο Νταβίκος τα περί ειδυλλίου με την κόρη του, έγινε βαπόρι. (2009: 102)

‘En alsof dat allemaal nog niet genoeg was legde hij het ook nog aan met Viktόria, de dochter van onze huisbaas. […] Toen Davíkos van de idylle van zijn dochter vernam was hij des duivels.’ (1986: 73)

‘En alsof dat allemaal nog niet genoeg was, legde hij het ook nog aan met Viktόria, de dochter van de huisbaas. […] Toen Davíkos lucht kreeg van de idylle van zijn dochter, was hij

des duivels.’ (2004: 143)

7. In het zevende voorbeeld staat letterlijk in het Grieks: ‘maar ik ben erg bang dat de dromen dromen zullen blijven’ en die zin werd in 1986 bijna woordelijk vertaald. Maar in 2004 laat hij het woordelijke vertalen los en is ‘dromen’ uit de vertaling verdwenen. Hij gebruikt de Nederlandse collocatie in zuivere vorm ‘ijdele hoop’. De mode is veranderd want door de collocatie is de cohesie vergroot.

« […] Χτες το βράδυ γύρισε στο σπίτι στις δύο τα μεσάνυχτα. Πρέπει, καταλαβαίνεις, να σπάσει τα κέρατά του για να τα σει τη φύτρα του Νταβίκου. Ήλπιζα πως θα συνήθιζε ο ι αλάδωτος στην ιδέα, και θα ‘βαζε νερό στο κρασί του, αλλά πολύ φοβάμαι ότι τα όνειρά

μου θα μείνουν όνειρα». (2009: 231)

“Gisteren kwam hij om twee uur ’s nachts thuis. Het kost hem heel wat hoofdbrekens, snap je, om dat gebroed van Davíkos te onderhouden. Ik hoopte dat die ouwe jood aan het idee zou wennen en water in de wijn zou doen, maar ik ben bang dat dat ijdele dromen zullen

blijven.” (1986: 169)

“Gisteren kwam hij om twee uur ’s nachts thuis. Het kost hem heel wat hoofdbrekens, snap je, om dat gebroed van Davíkos te onderhouden. Ik hoopte dat die ouwe jood aan het idee zou wennen en water in de wijn zou doen, maar ik ben bang dat het ijdele hoop is.” (2004: 148)

8. Hokwerda maakt in2004 verkleinwoorden van woorden die in het Grieks niet verkleind worden. De woorden krijgen een sterkere emotionele lading door het verkleinwoord ‘tortelduifjes’ in combinatie met ‘die’ waardoor de tenor is veranderd.

Αγαπιούνται δα σαν τα πιτσούνια. (2009: 215)

En ze zijn me daar gek op elkaar, net tortelduiven. (1986: 157) En ze zijn me daar gek op elkaar, die tortelduifjes. (2004: 146)

Hoewel de enkele vertalingen die ik onderzocht onvoldoende beeld kunnen geven van een

veranderde vertaalpoëtica, heb ik wel een indruk gekregen en dat kan leiden tot een hypothese voor verder onderzoek. Naar mijn mening is Hokwerda nauwkeuriger en expressiever gaan vertalen. Hij brengt ook meer cohesie aan. Ik bedoel ‘nauwkeuriger’ niet in de zin van woordelijk vertalen zoals hij in de jaren tachtig deed. Hij laat de Griekse woorden en zinsconstructies juist meer los en zoekt vrijer in het Nederlands naar taal die het beste aansluit bij het idee en de stijl van de auteur. Door de veranderingen klinkt de Nederlandse spreektaal levendiger en natuurlijker. Hokwerda’s recensie van de Griekse vertaling van de De donkere kamer van Damokles, waarin hij pleit voor niet te letterlijk

vertalen, bevestigt mijn indruk en dat gebeurt opnieuw in twee andere teksten. De eerste tekst is het artikel “Tussen de wasemende rotsen die meedogenloos de zon vermalen”,⁴³ dat Hokwerda schreef bij de dood van Marko Fondse in 1999 (Hokwerda 1999: 8-10). Hij beschrijft dat hij de beste

herinneringen bewaart aan het samen met Fondse vertalen van een keuze uit al het tot dan toe verschenen werk van de dichter Nasos Vayenás: Biografie en andere gedichten (1990), waarna in 1997 nog Barbaarse oden zou volgen. Hokwerda schrijft dat hij:

bij het vertalen weleens terug kon vallen op een bredere kennis van de Nieuwgriekse taal ― Marko kende het Grieks heel behoorlijk, maar durfde niet altijd goed los te komen van de boeken ―, maar dat er voor hemzelf veel te leren viel van het grote vertaaltalent en de rijke ervaring van Marko. Een les die mij geholpen heeft verder los te komen van het woord voor woord vertalen, en die me ertoe bracht in de eerste plaats te kijken naar wat er in een tekst op allerlei manieren ― met woorden, constructies, klanken etc. ― aan gevoel, gedachten, ervaringen, belevingen wordt uitgedrukt, en dát in het Nederlands over te brengen.

(Hokwerda 1999: 10) Bovendien is het alsof ik de opvattingen van Hokwerda lees wanneer hij in het artikel beschrijft wat Marko Fondse voor ogen stond als hij Kavafis vertaalde: ‘Bij het vertalen stonden voor hem twee dingen voorop. Het overbrengen van de eigen cadans van Kavafis’ verzen ― Marko’s muzikale achtergrond verloochende zich in zijn vertalingen niet ― en van het eigen taalgebruik van Kavafis.’ (Hokwerda 1999: 9). Mijn conclusie is dat de habitus van Hokwerda door de samenwerking met Marko Fondse is beïnvloed.

43. De titel van het artikel is ontleend aan Barbaarse oden II van de dichter Nasos Vayenás.

De tweede tekst die bevestigt dat de precisie van de vertaling opvalt, is de recensie die Marco Kamphuis kortgeleden in de boekenbijlage van het NRCHandelsblad schreef naar aanleiding van de bij Uitgeverij Ta Grammata verschenen vertaling van Yannis Kiourtsakis’ roman Bij wijze van roman. Het

zelfde en het andere (2014). Kamphuis noemt het boek een meesterwerk en schrijft over de vertaling:

Zouden de volgende twee delen van de cyclus Het zelfde en het andere dezelfde

overrompelende kracht hebben? Dan kan ik niet wachten. En dan hoop ik dat Hero Hokwerda opnieuw de vertaler is, want hij is erin geslaagd lange, complexe zinnen in helder, uiterst precies Nederlands om te zetten. (NRC 24 oktober 2014: C9)

We zien dus dat de complexe structuur van de Griekse brontekst en de helderheid en precisie van de Nederlandse vertaling werden opgemerkt.

Conclusie

De onderzoeksvraag van de scriptie is: wat zijn de fundamentele overtuigingen en inzichten van Hero Hokwerda omtrent de wijze waarop de Nieuwgriekse taal en cultuur in Nederlandse vertalingen zichtbaar en toegankelijk gemaakt moeten worden? Het onderwerp betreft de vertaalpoëtica van Hokwerda: vertalersopvattingen over het vertaalproces, over het vertaalproduct (de vertaling) en over de functie van de vertalingen in de doelliteratuur en doelcultuur. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen externe en interne poëtica (Gillaerts 1988: 130). De onderzoeksvraag is ingebed in de algemenere vraag of dit onderwerp met behulp van de inzichten van de sociologie van vertalen samenhangend vanuit verschillende kennisgebieden kan worden belicht. In navolging van de theorie van Jean-Marc Gouanvic heb ik een reconstructie gemaakt van het sociale traject van Hokwerda en daaruit zijn habitus afgeleid. Vervolgens heb ik zijn externe en interne vertaalpoëtica onderzocht.

Uit de externe vertaalpoëtica is ten eerste gebleken dat zijn selectie van Griekse literatuur, die wordt gekenmerkt door thema’s als de tragiek van het menselijk bestaan of de gevoelsmatige

reflectie op het Griekse verleden en door een specifieke stijl of mooie taal, door zijn habitus wordt bepaald omdat hij zelf in zijn parateksten de diepere achtergronden van zijn selectie beschrijft.

Ten tweede is uit de externe vertaalpoëtica gebleken dat Hokwerda een hermeneutische benadering van vertalen heeft. Hij verwoordt dat het de kunst is om te vertalen wat er niet staat en hij licht in zijn parateksten toe wat hij daaronder verstaat. Daar komt bij dat in die teksten en in zijn afscheidsrede van de universiteit wordt bevestigd dat hij vertaalt nadat hij onderzoek heeft verricht naar de context, naar de denkwereld van de auteur en zijn taal, naar de historische, culturele, maatschappelijke en politieke omstandigheden waarin het werk werd geschreven, en nadat hij de structuur van de tekst en zijn relatie met andere teksten heeft onderzocht. Hij beschrijft dat men de Nieuwgriekse taal en cultuur niet echt goed kan begrijpen zonder een degelijke Klassiek Griekse (en ook Byzantijnse), Middel- en Nieuwgriekse ondergrond (Cf. 14). Hij gaat als vanzelf op zoek naar de oorsprong van taal, thema’s, motieven, literaire vormen etc. om te kunnen vertalen. We zagen dat en op welke wijze hij de resultaten van zijn onderzoek in periteksten van zijn vertalingen verwerkt.

De hermeneutische visie blijkt bovendien uit zijn methode van vertalen. Hij gebruikt zijn inlevingsvermogen en werkt vanuit het perspectief van de schrijver. De methode komt overeen met de methode die Katharina Reiss beschrijft voor literair vertalen (Cf. p. 29-30). Daar komt bij dat hij een beweging in zijn vertaalproces beschrijft die overeenkomt met de hermeneutische beweging van

George Steiner (Cf. p. 34-35). De recensie van de Griekse vertaling van De donkere kamer van

Damokles toont aan dat Hokwerda vindt dat de fasen van die hermeneutische beweging doorlopen

moeten worden (Cf. p. 32-33).

Mijn derde conclusie betreft de kwaliteitseisen die Hokwerda stelt aan een vertaling, het vertaalproduct. Ik baseer me daarbij op zijn kritiekpunten in bovenstaande recensie. Hokwerda is van mening dat er geen weglatingen ten opzichte van de brontekst mogen zijn die een verandering van betekenis of stijl opleveren; dat de vertaling vloeiend leest, al moet dat niet strikt worden opgevat; dat er geen betekenisfouten in staan; dat de vertaler niet zondigt tegen het taaleigen (idioom); dat hij rekening houdt met structurele verschillen tussen beide talen; dat hij niet zoveel mogelijk woord voor woord moet vertalen. Deze criteria komen overeen met de criteria van het Nederlands Letterenfonds en dat betekent dat zijn vertaalpoëtica met de dominante vertaalpoëtica overeenstemt.

Mijn vierde conclusie is dat hij als de algemene functie van vertalen beschouwt het overdragen van de Griekse letterkunde en cultuur. Hij gebruikt zijn periteksten als middel om de kennis van de lezer te bevorderen en zijn reflectie op taal, cultuur en thema’s die de tekst betreffen, te stimuleren. Uit de doelstellingen van de boekenreeksen Obolos en Grieks Proza (Cf. p.21) en de bloemlezing Gioconda leid ik af dat Hokwerda met name literatuur wil overdragen waarin Grieken gevoelsmatig reflecteren op hun verleden. Uit het commentaar dat hij in sommige periteksten verwerkt, heb ik de indruk gekregen dat hij vertalingen ook gebruikt om bepaalde waarden door te geven zoals het in ere houden van de herinnering aan de joodse slachtoffers van de oorlog. Uit wat hij in de parateksten over zichzelf vertelt, heb ik de indruk gekregen dat hij het zinvol vindt dat een vertaling de lezer in contact brengt met andere manieren van denken, voelen en reageren. De vorm waarin hij dit giet, is niet moralistisch.

Mijn conclusie uit de interne vertaalpoëtica is dat Hokwerda bij het vertalen van poëzie op pragmatische wijze verschillende vertaalstrategieën toepast om vanuit het perspectief van de auteur betekenis en esthetische vorm van het gedicht zo volledig mogelijk over te brengen. Tegelijkertijd probeert hij een Nederlands gedicht te scheppen dat voldoet aan de verwachtingen die de Nederlandse lezer van een gedicht heeft. Hij zoekt een compromis tussen brontekst- en

doeltekstgericht vertalen, wat overeenkomt met de theorie van Gideon Toury (2012: 70). Tijdens het vergelijken van poëzievertalingen zag ik dat Hokwerda meer dan de andere vertalers vertaalde vanuit het perspectief van de dichter en de stijl van Kavafis ― strofebouw, het jambische metrum, de zinsconstructies, de taal etc. ― en nauwkeuriger vertaalde maar niet in de zin van woord voor woord.

Mijn indruk met betrekking tot de prozavertalingen is dat zijn vertaalpoëtica in de loop der tijd is veranderd. Hokwerda is nauwkeuriger en expressiever gaan vertalen vanuit het perspectief van de auteur doordat hij niet de exacte Griekse woorden vertaalde maar echte Nederlandse spreektaal

die hoort bij de personages, die gevoelens direct uiten. Ook heeft hij de cohesie van zijn eerdere vertaling uit 1986 verbeterd wat de stijl ten goede is gekomen. Mijn algemene conclusie is dat de interne en externe vertaalpoëtica van Hokwerda overeenkomen.

Tenslotte heb ik ontdekt dat het mogelijk was om linguïstische, vertaalwetenschappelijke, literaire, filosofische en sociologische kennis in het onderzoek te integreren door de vertaler centraal te stellen en het concept ‘habitus’ als leidraad te nemen.

Bibliografie

Abrams, M. H. The Mirror and the Lamp: Romantic Theory and the Critical Tradition. New York: Oxford University Press, 1953.

Borghart, Pieter. Inleiding in de Nieuwgriekse Literatuur van de 12de tot de 21ste eeuw. Gent: Academia

Press/ Groningen: Ta Grammata, 2012.

Bourdieu, Pierre. Questions de sociologie. Paris : Minuit, 1984.

Clogg, Richard. A Concise History of Greece. Second Edition. Cambridge: Cambridge University Press, 2008⁷.

Chesterman, Andrew. “Bridge concepts in translation sociology.” Constructing a sociology of

translation. Red. Michaela Wolf, Alexandra Fukari. Amsterdam/ Philadelphia: John Benjamins

Publishing Co., 2007. 171-183.

D’Hulst, L. “Comparative Literature versus Translation Studies: Close Encounters of the Third Kind?”

European Review 15. 1 (2007): 95-104.

Emmanouilidis, Pavlos. “Hero Hokwerda. Nederlandse stem van de Griekse letteren.” Lychnari 28.2 (2014): 8-10.

Fakínou, Evjenía. Het zevende kleed.Vert. Hero Hokwerda. Groningen: Styx Publications, 1996. Genette, Gérard. Seuils. Paris: Editions du Seuil, 1987.

Gillaerts, Paul. “De vertaalpoetica van Martinus Nijhoff.” Literatuur van elders: over het vertalen en de

studie van vertaalde literatuur in het nederlands. Red. Raymond van den Broeck. Leuven/ Amersfoort:

Uitgeverij Acco, 1988. 129-137.

Gouanvic, Jean-Marc. “Pour une sociologie de la traduction: le cas de la littérature américaine traduite en France après la Seconde Guerre mondiale (1945-1960).” Translation as intercultural

communication : selected papers from the EST congress, Prague 1995. Red. Mary Snell-Hornby,

Zuzanna Jettmarová, Klaus Kaindl. Amsterdam/ Philadelphia: John Benjamins Uitgeverij, 1997. 33-44.