• No results found

Hoe verschilden nu de ideeën van marxisten en de Historische Schule? Hoewel ze in elkaars verlengde leken te liggen waren de verschillen vooral in het begin groot. Een belangrijke overeenkomst was natuurlijk dat ze zich überhaupt om het lot van de arbeiders bekommerden, wat niet van alle tijdgenoten gezegd kon worden. Tegenstanders van de Historische Schule noemden hen zelfs

Kathedersozialisten, socialisten in de stoel, die onder het mom van de wetenschap zelf ook socialisten

zouden zijn. Het belangrijkste verschil tussen de marxisten en de Historische Schule zat hem in de vraag of men voort moest bouwen op de huidige samenleving of dat de revolutie er een snel een eind aan moest maken. De school was tegen de revolutie en vond het gevaarlijk dat dit idee werd

uitgedragen. Het spook van de revolutie waarde immers door de hele 19de eeuw heen. De SPD-leiders

daarentegen waren voor de revolutie maar naarmate de tijd vorderde, bleken ze feitelijk ook op de bestaande staat voort te bouwen, zelfs als ze van revolutie bleven spreken.

Een ander hiermee samenhangend verschil was dat de marxisten het over de toekomststaat bleven hebben. Het kapitalisme was slechts een tussenfase in de maatschappelijke ontwikkeling van de mensheid, net zoals bijvoorbeeld het middeleeuwse feodalisme dat ooit geweest was, en het socialisme was nu eenmaal de staatsvorm van de toekomst dat er met of zonder revolutie hoe dan ook zou komen want het kapitalistische systeem was gedoemd om zichzelf de afgrond in te werken. Wat de toekomststaat precies was en hoe die er uit precies uit zou komen te zien, hadden de marxisten zelf ook niet een duidelijke voostelling van. In het Erfurter Programm van 1891 beweerde de SPD zelfs dat het alleen maar realistisch was dat ze zich hier niet expliciet over uitspraken. De Historische

Schule daarentegen geloofde juist in de mogelijkheden van kapitalisme – ook voor de arbeiders. Men

moest echter in de gaten houden of het niet ontspoorde, wat ook de reden was waarom de school niet achter het klassiek liberale laissez-faire principe stond. Het was volgens hen op dit punt waar de rol van staat naar voren kwam, in tegenstelling tot de marxisten die de staat wantrouwden als een institutie van de elite om de status-quo te handhaven. Karl Marx had zelfs een grote hekel aan de Pruisische staat waarin hij zelf opgegroeid was.107 De Historische Schule had juist een diepgeworteld

respect voor deze institutie en vond het zonde en ronduit irreëel om dat wat de mensheid in de loop der eeuwen ontwikkeld had omver te werpen door een revolutie die maatschappij in een bloedige chaos zou werpen. Een overeenkomst tussen de meeste leden van de school en de marxisten was echter dat ze beiden geloofden dat er zoiets als een klassenstrijd bestond en dit in de hele geschiedenis waar te nemen was. Sombart zag dit zelfs als dat wat vooruitgang bood als men op een beschaafde manier met elkaar met woorden en niet met daden het debat aanging. De Historische Schule streefde in tegenstelling tot de (vroege) marxisten niet naar een ontwrichting van de huidige samenleving maar juist naar een stabilisering ervan.

107 Jonathan Sperber, Karl Marx: A Nineteenth-Century Life, New York: Liveright Publishing Corporation 2013,

Hierdoor waren de oplossingen voor de sociale kwestie volgens de marxisten en volgens

Historische Schule aanvankelijk anders. Terwijl de marxisten de oplossing zochten in de revolutie, de

toekomststaat en de macht en emancipatie voor de arbeiders die zich over de hele wereld verenigen zouden, zag de school de oplossing vooral in de staat, omdat alleen deze de middelen had om de situatie voor de arbeiders te verbeteren. De staat kon sociale verzekeringswetten opleggen, belastingen heffen om deze te bekostigen en veranderingen brengen die de particuliere werkgevers uit economische afwegingen niet zouden of kunnen brengen. Belasting en staatssocialisme waren woorden die bij de school steeds terugkwamen. Ook werden werkgevers aangespoord naar vakbonden te luisteren om er vervolgens samen uit te komen. Niet alleen de staat maar ook allerlei andere instituties moesten de sociale kwestie oplossen. Een ander verschil was dat terwijl de marxisten een sterke nadruk op economie legden, terwijl de Historische Schule betoogde dat culturele factoren ook een rol speelden en dat vooral in de Duitse cultuur de staat en de bureaucratie van grote betekenis waren.

De verschillende gedachtes over hoe de sociale kwestie opgelost moest worden, zat hem erin dat de grondprincipes zeer anders waren. De marxisten dachten aanvankelijk dat verandering van onderaf moest komen, dus vanuit de arbeiders zelf. De Historische Schule daarentegen redeneerde sterk van bovenaf, vanuit de staat, wat een erg Pruisisch gedachte was. Een ander grondprincipe was dat de marxisten idealistischer en utopischer waren, hoewel ze ervan waren overtuigd dat hun voorspelling onvermijdelijk uit zouden komen en dat het wetenschappelijk gefundeerd was. De school had juist meer een pragmatische invalshoek. want voor de leden ervan was sociaal beleid niet zozeer een kwestie van willen, maar een noodzakelijkheid om de samenleving te stabiliseren en de arbeiders voor de staat terug te winnen. Ze stelden vast dat er een acuut probleem was en dat deze opgelost diende te worden. De cynische uitdrukking ‘de revolutie afkopen’ was voor een groot deel van toepassing op dat wat de Historische Schule als oplossing aanraadde, al speelden ideeën als rechtvaardigheid en een staat die voor iedereen zorgde, ook een grote rol. Het marxisme daarentegen werd voor veel arbeiders bijna een religie van miljoenen aanhangers, met Marx als de profeet, Kautsky als de paus, de bourgeoisie als de satanisten, de revolutie als de verlossing en de toekomststaat als de hemel.