• No results found

5. Analyse knelpunten angstschadevordering

5.2.2. Vergelijking Frans aansprakelijkheidsrecht

Het Franse aansprakelijkheidsrecht kent een ‘open’ stelsel voor immateriële schadevergoeding. Dit maakte het mogelijk voor de Franse rechter om angstschade als immateriële schadepost te

kwalificeren.217 De Nederlandse rechter is vanwege het gesloten stelsel onder het Nederlandse

aansprakelijkheidsrecht gebonden aan art. 6:106 BW. Het is daardoor alleen mogelijk om immateriële schadevergoeding te verkrijgen bij angstschade indien er sprake is van een grond genoemd in dit artikel. Uit de Franse jurisprudentie blijkt dat bij niet-asbest gerelateerde zaken een aanspraak op immateriële schadevergoeding voor angstschade bestaat indien de angst ziet op het bestaan van een bewezen wetenschappelijk risico op ernstige schade waaraan de

benadeelde is blootgesteld.218 Deze drempel geeft meer duidelijkheid. Het is op deze manier

voor de benadeelde duidelijk dat angstschade voor vergoeding in aanmerking komt indien aan de voorwaarde wordt voldaan: dat de angst ziet op een bewezen wetenschappelijk risico op ernstige schade. Het Franse Hof van Cassatie stelde daarnaast dat de angst een voldoende psyschische ernstige stoornis moet hebben veroorzaakt, maar er wordt niet gesproken over een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.219 Dit lijkt een lagere drempel dan onder het Nederlandse

aansprakelijkheidsrecht wordt gehanteerd. De kans is evenwel groot dat in de praktijk, om te

216 Samoy, NTBR 2017/1, p. 2. 217 Overheul, TVP 2018, nr. 4, p. 120. 218 Overheul, AV&S 2018, afl. 31/6, p. 165. 219 Overheul, AV&S 2018, afl. 31/6, p. 163

38 kunnen bewijzen dat sprake van een voldoende psychische ernstige stoornis, alsnog een in de psychiatrie erkend ziektebeeld moet worden aangetoond. Het Franse Hof van Cassatie heeft daarnaast geoordeeld dat bij asbest gerelateerde zaken benadeelde automatisch recht hebben op een vergoeding van angstschade, indien het bedrijf vermeld staat op de ACAATA lijst. Het Franse Hof van Cassatie oordeelde dat angstschade inherent is aan de wetenschap dat de benadeelde is blootgesteld aan asbest. Uit dit oordeel kunnen lessen worden getrokken voor het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht. Het is ook onder het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht mogelijk om een onweerlegbaar bewijsvermoeden op angstschade te introduceren bij bepaalde normschendingen. De uitwerking van de regel in de rechtspraktijk in Frankrijk is minder wenselijk. De Franse jurisprudentie laat zien dat in asbest gerelateerde zaken de aanspraak op vergoeding van immateriële schadevergoeding bij angstschade volledig afhankelijk is van een vermelding op de ACAATA lijst. Dit leidt tot een scheve situatie waarbij het kan voorkomen dat werknemers die niet zijn blootgesteld aan asbest maar wel bij een bedrijf hebben gewerkt

die op de lijst staat recht hebben op een vergoeding van angstschade en andersom.220

5.3. Juridische causaliteit

Juridische causaliteit ziet op de vraag welke schade aan de normschending kan worden

toegerekend. 221 Bij angstschade gaat het in het bijzonder om de vraag in hoeverre psychische

schade, in de vorm van angstklachten, als gevolg van een normschending aan de aansprakelijke kan worden toegerekend.

5.3.1. Discussie

Een knelpunt dat zich bij de juridische causaliteit kan voordoen is dat niet duidelijk is wanneer angstschade aan de normschending en daarmee aan de benadeelde kan worden toegerekend. In het arrest Versluis/Ziekenzorg stelde de Hoge Raad dat er een verschil bestaat in de toerekening tussen een schending van een verkeers- of veiligheidsnorm en een schending van een ander

type zorgvuldigheidsnorm.222 Bij schending van een verkeers-of veiligheidsnorm is in beginsel

ruimte toerekening gerechtvaardigd. Uit dit arrest volgt dat het afhangt van de geschonden norm

of uitzonderlijke en onverwachte gevolgen kunnen worden toegerekend.223 Het antwoord op

220 Overheul, AV&S 2018, afl. 31/6, p. 163. 221 Art. 6:98 BW.

222 HR 2 november 1979, ECLI:NL:PHR:1979:AB7349, r.o. 27 (Versluis/Ziekenzorg). 223 Akkermans, TVP 2003, nr. 4, p. 94.

39 de vraag of angstschade voor vergoeding in aanmerking komt is zodoende sterk afhankelijk van het type norm dat is geschonden. Bij zorgvuldigheidsnormen zal het in beginsel moeilijker zijn om de schade aan de normschending toe te rekenen. Bij de beoordeling of een zorgvuldigheidsnorm is geschonden wordt gekeken welke zorgvuldigheid van een persoon mag worden verwacht mede gelet op de kans dat uit de gedraging ongevallen ontstaan en de ernst

die de gevolgen daarvan kunnen hebben.224 De kans op angstschade moet hierdoor in beginsel

voorzienbaar zijn geweest voor de aangesprokene.

Een tweede knelpunt is of er ook eisen moeten worden gesteld aan de ‘redelijkheid’ van de

angst.225 Bij een schending van een zorgvuldigheidsnorm kan het gevolg voor de benadeelde

sterk verschillen. De situatie waarin door een arts een verkeerde diagnose wordt gesteld kan bij een persoon leiden tot ernstige angstklachten, terwijl dit bij een andere persoon geen angstgevoelens oproept. Er wordt daarom door verschillende auteurs betoogd dat er sprake moet zijn van een gerechtvaardigde angst.226 Eisen aan de ‘redelijkheid’ van angst worden

impliciet gesteld bij de vraag of er in de eerste plaats sprake is van een normschending. Het is in de vestigingsfase van aansprakelijkheid niet opmerkelijk om een dergelijke drempel te hanteren. Dit is anders in de omvangsfase van schadevergoeding. De predispositie van de benadeelde staat niet aan toerekening in de weg. Dit betekent mijns inziens dat bij de toerekening geen eisen meer mogen worden gesteld aan de ‘redelijkheid’ van angst. De aansprakelijke heeft de benadeelde immers te nemen zoals hij is indien de normschending vaststaat. Dit houdt in dat hij ook moet opkomen voor schade veroorzaakt door irreële angsten. Een derde knelpunt bij de toerekening doet zich eveneens voor bij de persoonlijke predispositie van de benadeelde. De Hoge Raad heeft bepaald dat het mogelijk is dat de schade niet wordt toegerekend aan de aansprakelijke of dat de looptijd van de schadevergoeding wordt beperkt indien aannemelijk is dat de predispositie ook zonder de aansprakelijkheidvestigende gebeurtenis op enig moment in de toekomst zou hebben geleid tot (een deel van) de schade

waarvan vergoeding wordt gevorderd.227 De Hoge Raad geeft verder geen handvaten hoe

aannemelijk moet worden gemaakt dat de persoonlijke predispositie ook in de toekomst tot

224 Asser/ Sieburgh 6-IV 2019/58. 225 Lindenbergh 2019, p. 162.

226 Kottenhagen & Kottenhagen-Edzes 1997, p. 233. 227 HR 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1278, r.o. 2.10.3.

40 dezelfde schade zou hebben geleid zonder de normschending. Het is hierdoor lastig te bepalen wanneer de schade niet aan de normschending kan worden toegerekend.

5.3.2. Vergelijking Frans aansprakelijkheidsrecht

Een vergelijking met het Franse aansprakelijkheidsrecht biedt bij het leerstuk van juridische causaliteit weinig uitkomst. De Franse jurisprudentie geeft nauwelijks inzicht in wat moet worden verstaan onder een ‘zeker’ en ‘rechtstreeks’ verband.228 Het causale verband wordt

onder het Franse recht over het algemeen snel aangenomen.229 Uit de Franse cassatierechtspraak

volgt verder dat afhankelijk van de normschending eisen worden gesteld aan de redelijkheid van angst. Bij niet-asbest gerelateerde zaken stelde het Hof van Cassatie dat een benadeelde voor een vergoeding van angstschade in aanmerking komt indien de angst ziet op het bestaan van een bewezen wetenschappelijk risico van ernstige schade waaraan de benadeelde is blootgesteld.230 Het Hof van Cassatie oordeelde dat bij asbest gerelateerde zaken geen

aanvullende eisen worden gesteld aan de angst, indien werknemers werkzaam zijn geweest bij

een bedrijf die vermeld staat in de ACAATA lijst.231 Het Franse aansprakelijkheidsrecht stelt

zodoende eveneens eisen aan de redelijkheid van de angst bij niet-asbest gerelateerde zaken doordat de angst moet zien op het bestaan van een wetenschappelijk risico van ernstige schade. Schade als gevolg van irreële angst komt hierdoor onder het Franse aansprakelijkheidsrecht niet voor vergoeding in aanmerking. Ceulen betoogt ten aanzien van het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht dat dit criterium in de praktijk niet werkbaar is.232 Ceulen stelt terecht

de vraag hoe men uiteindelijk bepaalt of een angst voor iets wel of niet objectief te

rechtvaardigen is?233 Angsten worden namelijk vaak gebaseerd op onrealistische gedachten.234

Als de huidige Nederlandse jurisprudentielijn wordt gevolgd ten aanzien van de persoonlijke predispositie is het daarnaast opmerkelijk indien irreële angsten niet voor vergoeding in aanmerking zouden komen, omdat het uitgangspunt is dat de aansprakelijke de benadeelde heeft te nemen zoals hij is. Zolang vast komt te staan dat de angstschade het gevolg is van de

228 Viney & Jourdain 2006, nr. 346-1. 229 Viney & Jourdain 2006, nr. 353. 230 Overheul, AV&S 2018, afl. 31/6, p. 165. 231 Cass. Soc. 3 maart 2015, nr. 13-20.486. 232 Ceulen, TVP 2009, afl. 2, p. 73. 233 Ceulen, TVP 2009, afl. 2, p. 73. 234 Ceulen, TVP 2009, afl. 2, p. 74.

41 normschending, zou de predispositie van de benadeelde waaruit de irreële angst voortvloeit, niet bij de toerekening in de weg moeten staan.

5.4. Tussenconclusie

Een recht op immateriële schadevergoeding voor angstschade bestaat indien sprake is van een persoonsaantasting. In de situaties waar geen sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is het lastiger voor de benadeelde om een immateriële schadevergoeding te krijgen. De benadeelde moet hiervoor aantonen dat aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan meebrengen dat sprake is van een persoonsaantasting. Het blijft echter onduidelijk wanneer de gevolgen ‘voldoende’ ernstig zijn en wanneer de ernstige gevolgen ‘verondersteld’ kunnen worden. Dit leidt ook tot problemen bij de bewijslast. Als de gevolgen niet verondersteld mogen worden blijft de bewijslast bij de benadeelde rusten. Bij angstschadevorderingen zal dit ertoe leiden dat het moeilijk wordt voor de benadeelde om vergoeding te krijgen voor angstschade indien geen sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Het Franse aansprakelijkheidsrecht kent een open stelsel waardoor angstschade als immateriële schadepost kon worden erkend. Uit de Franse jurisprudentie blijkt daarnaast dat bij niet-asbest gerelateerde zaken een aanspraak op immateriële schadevergoeding voor angstschade bestaat indien de angst ziet op het bestaan van een bewezen wettenschappelijk

risico op ernstige schade waaraan de benadeelde is blootgesteld.235 Deze drempel geeft meer

duidelijkheid. Een knelpunt dat zich voordoet bij de juridische causaliteit is dat niet duidelijk is wanneer de schade aan de normschending kan worden toegerekend. Het is voor de toerekening van angstschade sterk afhankelijk van het type norm dat is geschonden. Een ander knelpunt is dat er discussie bestaat in de literatuur of er eisen moeten worden gesteld aan de ‘redelijkheid’ van angst bij de schending van zorgvuldigheidsnormen. Het Franse aansprakelijkheidsrecht stelt eisen aan de redelijkheid van angst bij niet-asbest gerelateerde zaken. Bij asbest gerelateerde zaken geldt een onweerlegbaar bewijsvermoeden van angstschade indien het bedrijf op de ACAATA lijst wordt vermeld. Dit is ook een mogelijkheid voor het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht.

42