• No results found

Verbindingsalternatief

2.2 Bodem

2.2.2 Verbindingsalternatief

Bodemopbouw

In het gebied tussen de A2 en de A1 bestaat de bodem veelvuldig uit veengronden en langs de oever van de Vecht uit zeekleigronden. Rondom het Naardermeer komen gebie-den voor bestaande uit moerige grongebie-den. Tussen Muiderberg en Naargebie-den komen ten noorden van de A1 overslaggronden voor (zie ook kaart 1, Bodemkaart) . Deze gronden zijn vooral ontstaan uit doorbraken van wielen en dijken van de Vecht. Het overslagzand varieert op korte afstand in dikte. Op korte afstand worden hier zowel zand-, klei- als v gronden aangetroffen in alle mogelijke combinaties. Het Naardermeer, een natuurlijk meer en de dekzandruggen in de Nieuwe Keverdijkse Polder, waarvan de zandkoppen boven het veen en de klei uitsteken, maken hier onder andere deel van uit. In figuur 2.2 is een schematische weergave van de bodemopbouw tot de geohydrologische basis weergege-ven.

een-Figuur 2.2 Bodemopbouw bij het verbindingstracé

Geomorfologie (aardkundige waarden)

Binnen het studiegebied liggen 8 bodembeschermingsgebieden, welke zijn aangeduid als aardkundig waardevol en waarvan 2 zijn aangeduid als aardkundig monument (zie ook kaart 7, Bodembeschermingsgebieden).

Aardkundige waarden geven een beschrijving van welke bodemvormende factoren en processen in het verleden het landschap hebben vormgegeven. Gebieden waar deze

processen en factoren duidelijk te zien zijn in het landschap zijn aangeduid als aardkundig waardevol.

Het plangebied is aardkundig zeer divers gebieden en is te typeren als een conglomeraat van klei- en veenvlakten, ontstaan respectievelijk als zeebodem (de Flevopolder en de droogmakerijen) en verlande lagune (het veenweidenland). Bij Muiderberg steekt een oudere ondergrond daardoorheen: opgestuwd zand met grind uit de glaciale periode. Ook tussen Muiderberg en de Vecht reiken glaciale opduikingen tot net onder het veenopper-vlak (lage stuwwal). Langs de veenrivieren liggen enigszins kleiige rivierinversieruggen, die als gevolg van de klink in het veen iets hoger liggen dan hun achterland. De vlakten zijn door dijken van elkaar en van het grotere water gescheiden. Vroeger stond het ge-bied gedeeltelijk onder invloed van getijden toen het IJsselmeer nog Zuiderzee was.

In het plangebied komen twee aardkundige monumenten voor: ‘De Vecht en Aetveldsche polder’ en het ‘Naardermeer’.

In navolgend kader worden alle aardkundige objecten kort toegelicht. Alle objecten zullen terugkomen bij de behandeling van de effecten.

Vecht en Aetveldsche polder (64g)

Dit aardkundige monument bestaat uit een gebied met voormalige veenrivieren, veenstromen en kreekbeddingen met oeverwallen. Het gebied is uniek voor Nederland en wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan (tamelijk) gave kenmerkende vormen met een grote genetische en ruimte-lijke (merendeel) interne samenhang. Binnen Nederland is de Vecht de best bewaarde veenstroom met voormalige getijdeninvloed. De Aetveldsche polder is een door een delta opgevuld meer waar de Vechtlopen (Gein en Vecht) omheen slingerden.Binnen de gebieden komt ondanks de lage ligging nog tamelijk veel reliëf voor in de vorm van inversiekreekruggen en oeverwallen. De gelaagdheid en geologie van de Aetveldsche polder zijn uniek en hebben een grote wetenschappelijke waarde.

Zowel de Vecht als de Aetveldsche polder zijn belangrijk voor de reconstructie van de ontstaansge-schiedenis van het gebied en Nederland en zijn zelfs Europees gezien uniek. Het gebied is zo uniek dat het in aanmerking komt voor een aanwijzing tot Nationaal park. De grootste bedreiging voor het gebied in relatie tot de planontwikkeling vormt vergraving van de geologische opbouw en egalisatie van het huidige relief. Dit zou de kenmerkendheid van het gebied zeer sterk aantasten en de aard-kundige waarde drastisch verminderen.

Holendrecht en de Bullewijk (64b)

De Holendrecht en Bullewijk zijn voormalige veenstromen welke vallen binnen het grotere systeem van voormalige veenrivieren, veenstromen en kreekbeddingen met oeverwallen. Beide gebieden bestaan uit veen met een dun kleidek en hebben een bijzondere hydrologie waarbij kwel een veel-voorkomend verschijnsel is. De gebieden zijn internationaal zeldzaam alleen in Zuid-Holland zijn soortgelijke gebieden aan te treffen.

Gaasp (64e)

Ook de Gaasp is een voormalige veenstroom welke de zelfde eigenschappen heeft als de Holend-recht en de Bullenwijk. De Gaasp is alleen aan de westzijde erg aangetast door het creëren van onnatuurlijke oevers. Ook is een deel van het gebied rondom de Gaasp vergraven voor de aanleg van een park.

Gein (64d)

De Gein is een voormalige loop van de Vecht waar een gedeelte van de aanwezige waarden rondom de Vecht ook nog zijn terug te vinden. Deze waarden zijn Europees gezien zeldzaam.

Keverdijkse polder (67)

De Keverdijkse polder ligt op de grens van de overgang tussen Holocene en Pleistocene sedimenten welke de grens markeert tussen ‘hoog’ en ‘laag’ Nederland. Deze grens bestaat uit de overgang van hollandveen naar dekzand. In het gebied bevinden zich enkele dekzanddonken welke ontstaan zijn door het stuiven van het dekzand. De dekzandruggen worden geassocieerd met het stuwwalcomplex van Muiderberg en zijn ontstaan in de laatste ijstijd. Het gebied is zowel bodemkundig als fysisch geografisch zeer divers door het aanwezige relief, verschillende moedermaterialen en zowel zee als rivier invloeden. Het gebied kent een grote verscheidenheid aan matig kenmerkende vormen met wel genetische maar geen ruimtelijke samenhang. Het gebied kent momenteel geen actieve aardkundige processen en dient daardoor beschermd te worden. Er is een provinciale waardering aan het gebied toegekend.

De Diemen (64f)

De Diemen bestaat uit de voormalige monding van een veenrivier in de Zuiderzee. Het gebied stond voor het afsluiten van de Zuiderzee onder getijde invloed waardoor een estuarium is ontstaan. Onder invloed van het estuarium is veenvorming opgetreden. Dit proces is nog steeds actief ondanks de verdwenen getijden invloed. Het estuarium systeem is niet meer actief door de afgenomen getijdenin-vloed. Het gebied is een provinciale waardering toegekend.

Muiderberg (65)

Het gebied bestaat uit een mini stuwwal welke gevormd is in de voorlaatste ijstijd (Saalien). Verder komen in het gebied dekzandwelvingen voor uit de laatste ijstijd (Weichselien) en komen er in het gebied wielen voor met overslaggronden. Aan de oostzijde van het gebied bevindt zich gebied een kustwal. Het gebied is regionaal gezien zeldzaam, elders in Nederland zijn geen vergelijkbare gebie-den te vingebie-den. Het gebied is weinig gaaf en niet kenmerkend, daarom is er aan het gebied een pro-vinciale waardering toegekend.

Naardermeer (66)

Het Naardermeer is een aardkundig monument. Het bestaat uit een op natuurlijke wijze ontstaan laagveenmeer dat in de Middeleeuwen in contact stond met de Zuiderzee. Door vervening van het gebied was afslag van veen door golfwerking een belangrijk proces vormend proces. In het gebied zijn nog actieve aardkundige processen aan te treffen zoals veenvorming en verlanding. Ook treedt er kwel op vanuit het aangrenzende stuwwallen complex vanuit het Gooi. Aan de noordoost en zuidwest kant van het gebied bevindt zich marien beïnvloede dekzandrug.Het gebied heeft een hoge weten-schappelijk waarde Door de aanwezigheid van vier zeldzame a-biotische verschijnselen voor zijnde:

een natuurlijk meer, rijp, onveraard veen en een marien beinvloede dekzandrug. Deze processen staan met elkaar in verband en zijn in Nederland erg zeldzaam geworden. Daarom is er aan dit gebied een nationale waardering toegekend in de vorm van een aardkundig monument.

Binnendijksche-, Overscheense-, Berger- en Meentpolder (70)

De gebieden worden gekenmerkt door de aanwezigheid van wielen en overslaggronden welke het resultaat zijn van dijkdoorbraken van de voormalige Zuiderzee. De overslaggronden zijn niet direct zichtbaar. Midden in het gebied ligt een dekzandrug. In het gebied komen geen actieve processen meer voor. Deze gebieden komen veelvuldig voor langs de het IJsselmeer en de Westfriese zeedijk en zijn dus niet zeldzaam. Er is een regionale waardering aan het gebied toegekend.

Bodemverontreinigingslocaties

Er zijn 50 bekende (potentiële) gevallen van (ernstige) bodemverontreiniging binnen het studiegebied (zie kaart 8). Hiervan zijn 34 vlaklocaties en 16 puntlocaties.

Hierbij worden de volgende opmerkingen gemaakt:

• De Horn 5 heeft een grondwaterverontreiniging met per, tri en cis in verschillende afbraakstadia. Minimale diepte van de verontreiniging is 26 m-mv;

• alle percelen langs de Vecht zijn in meer of mindere mate verontreinigd met zware metalen en PAK. Het betreft hier historische verontreinigingen van in het bijzonder de bovengrond;

• in het gehele gebied dat het toekomstige tracé doorloopt komt kwelwater voor dat met arseen is verontreinigd. De verontreiniging is heterogeen verdeeld en kan plaatselijk de interventiewaarde overschrijden;

• Bij Muiden, ten noordoosten van de A1 is een voormalige stortplaats voor chemisch afval aanwezig; hier moet rekening gehouden worden met het (plaatselijk) voorkomen van toemaakdek (zware metalen en PAK);

• Het deelgebied ligt voor het grootste deel in een weidegebied. Grootschalige (diffuse) verontreinigingen worden op grond hiervan niet verwacht. Concrete informatie over lokale verontreinigingen bij boerderijen en bedrijven is er niet maar vooralsnog moet rekening worden gehouden dat zich op deze locaties onbekende gevallen van veront-reiniging kunnen voordoen.

2.2.3 Autonome ontwikkeling