• No results found

Grondmechanische effecten

3.2.1 Stroomlijnalternatief Bovengrondse variant (B 5-2w-5)

Doordat het tracé voornamelijk door stedelijk gebied loopt (Gaasperdammerweg) is er al veel aan de geologische opbouw veranderd. Ter plekke van het tracé zijn ophooglagen aanwezig van zand of klei. Toch worden in het niet stedelijk gebied nog grote gebieden doorsneden met een zeer sterke tot extreme zettinggevoeligheid. Deze gebieden liggen vooral tussen de knooppunten Muiderberg en Diemen.

Verdiepte variant (V 5-2w-5 en V5-2w-5 tol)

De verdiepte variant heeft niet of nauwelijks last van zettingsverschijnselen. Dit komt door de diepe ligging van deze variant op ongeveer 10 meter beneden maaiveld. Op deze diep-te treft men al Pleistocene afzettingen aan welke niet tot nauwelijks zettingsgevoelig zijn . Bij deze varianten treden minder zettingsverschijnselen op, door de gedeeltelijk diepe ligging op ongeveer 10 m beneden maaiveld. Op deze diepte ligt de formatie van Kreften-heye die niet tot nauwelijks zettingsgevoelig is.

3.2.2 Verbindingsalternatief Bovengrondse variant (B2x3)

Het tracé van de bovengrondse variant doorloopt grote gebieden die extreem zettingsge-voelig zijn. Dit zijn vooral de gebieden waar het Hollandveen aan de oppervlakte ligt. De dikte van het veen is variabel maar ligt gemiddeld tussen de 1,0 tot 2,5 meter tussen Knooppunt Muiderberg en de spoorlijn Amsterdam- Amersfoort en 3 tot 6 meter tussen het Gein en knooppunt Holendrecht. Het wegtracé zal hier verhoogd worden aangelegd op een aarden baan. Door de verhoogde belastingtoename op de ondergrond kan dit tot zeer grote zettingen leiden in de samendrukbare ondergrond. Dit deel van de bovengrondse variant wordt dan ook als sterk negatief beoordeeld.

Het gebied tussen het Gein en de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort is minder zettingsvoelig. Toch is ook hier zetting te verwachten vanwege de aanwezigheid van minder ge-rijpte kleilagen in de ondergrond. Gedeelten van dit gebied zijn dan ook als matig zettings-gevoelig beoordeeld.

Verdiepte variant (V2x3)

De verdiepte variant ligt over de volle lengte op ongeveer 10 meter beneden maaiveld.

Hierdoor ligt het tracé voornamelijk in Pleistocene afzettingen waar weinig tot geen zetting te verwachten is. De tunnelmonden zijn evenwel gelegen in ondiepere holocene bodemla-gen die (extreem) zettingsgevoelig zijn.

In situ tunnel variant (T2x3 in situ)

Door de diepe ligging van deze variant liggen net als bij de verdiepte variant alleen de tunnelingangen in het Holocene pakket. Hier zijn nog wel sterke zettingen te verwachten omdat het tracé extreem zettingsgevoelige gebieden met veel veen doorsnijdt. Door de lange aanloop van de ingang van deze variant aan de oostelijke tunnelingang, valt de doorsneden lengte extreem zettingsgevoelig gebied van de in situ en de boortunnel vari-ant groter uit dan bij de lange tunnel varivari-ant. De stukken tunnel die ondergronds zijn gele-gen lopen alleen door Pleistocene pakketten. Hier is weinig tot geen zetting te verwachten.

Boortunnel variant (T2x3) en Lange boortunnel variant (T2x3 lang)

De effecten van de korte en lange boortunnel zijn gelijk aan die van de in situ variant.

Tabel 3.1 geeft een samenvattend overzicht van de mate van doorsnijding (uitgedrukt in meters) door de verschillende varianten naar de zettingsgevoeligheid van de ondergrond (niet tot extreem gevoelig).

De zettingsgevoeligheid is eveneens weergegeven op de kaarten 3 t/m 6.

Tabel 3.1 Doorlopen meters per zettingscategorie

Stroomlijnalternatief verbindingsalternatief

B5-2w-5 V5-2w-5 B2x3 V2x3 In situ 2x3 T2x3 kort T2x3 lang

Uit de tabel blijkt dat de minste doorsnijding van zettingsgevoelige gronden is te verwach-ten bij de lange boortunnel. Ernstige doorsnijdingen komen voor bij de bovengrondse variant van het verbindingsalternatief en het stroomlijnalternatief.

Op basis van de doorsnijdingen is de volgende beoordeling opgesteld.

Tabel 3.2·Samenvatting grondmechanische effecten

Stroomlijnalternatief Verbindingsalternatief

3.3 Aantasting bodembeschermingsgebieden In bijlage 1 zijn tabellen opgenomen waarin de doorsnijding van de bodembeschermings-gebieden is uitgewerkt. Per relevant gebied is daarin aangegeven welke varianten dit gebied doorsnijden. In de kaartbijlage staan alle bodembeschermingsgebieden in het plangebied weergegeven. Hierbij is onderscheid gemaakt naar aardkundig waardevolle gebieden en aardkundige monumenten.

3.3.1 Stroomlijnalternatief Bovengrondse variant (B 5-2w-5)

De bovengrondse variant doorsnijdt twee gebieden (64e en 64g) terwijl drie gebieden worden geschampt door het ruimtebeslag rondom de weg.

Aardkundig monument 64e wordt nabij Muiden doorsneden. De aantasting beperkt zich tot een zeer klein deel van het aardkundige monument en wordt voornamelijk veroorzaakt door de op- en afritten van de afslag Muiden. Bij gebied 64e wordt het aardkundig waar-devolle gebied van de Gaasp doorsneden. Bij knooppunt Holendrecht wordt het aardkun-dig waardevolle gebied 64b doorsneden.

Bij het knooppunt Muiderberg worden twee aardkundig waardevolle gebieden (65 en 70) en één aardkundig monument geschampt door het ruimtebeslag van het tracé. Vooralsnog wordt aangenomen dat de aantasting van deze gebieden beperkt blijft tot de aanlegfase van de weg.

Bij het Knooppunt Diemen beïnvloedt de uitbreiding van dit knooppunt het gebied 64f. Ook hier blijft de aantasting beperkt tot de aanlegfase.

Verdiepte variant (V 5-2w-5 en V5-2w-5 tol)

De effecten van de verdiepte variant zijn gelijk aan die van de bovengrondse variant.

3.3.2 Verbindingsalternatief Bovengrondse variant (B2x3)

De bovengrondse variant van het verbindingsalternatief doorsnijdt 4 verschillende aard-kundig waardevolle gebieden (64b, 64d, 64g en 67). Ook worden er nog 3 gebieden (65, 66, 70) rondom het ruimtebeslag van dit alternatief beïnvloed. Hieronder zal het effect op de verschillende aardkundig waardevolle gebieden worden beschreven.

Bij knooppunt Holendrecht wordt het aardkundig waardevolle gebied 64b doorsneden.

Doordat het tracé van deze variant op maaiveld ligt, zijn de doorsnijdingen van gebied 64g en 67 maximaal. Voor gebied 64g is dit extra onwenselijk omdat dit een aardkundig mo-nument betreft.

De gebieden 65, 66 en 70 worden geschampt door het tracé (rondom het knooppunt Mui-derberg). Bij gebied 66 gaat het om een aardkundig monument. Daar de aantasting van deze gebieden beperkt blijft tot de aanlegfase van de weg kan de aantasting tot een mini-mum worden beperkt.

Verdiepte variant (V2x3)

Voor de gebieden 64b, 65, 66 en 70 gelden dezelfde effecten als beschreven bij de bo-vengrondse variant.

De impact van de verdiepte variant op de gebieden 64d, 64g en 67 is maximaal. De tunnel dient gegraven te worden vanaf maaiveld. Hierbij worden de binnen het ruimtebeslag aanwezige aardkundige waarden volledig afgegraven. Zowel gebied 64g als 67 worden maximaal aangetast, wat voor gebied 64g zeer onwenselijk is omdat dit gebied een aard-kundige monumentale status heeft.

In situ tunnel variant (T2x3 in situ)

Zie verdiepte variant. De tunnelbak wordt weliswaar weer afgedekt, maar hierbij is herstel van de aardkundige waarden uitgesloten.

Boortunnel variant (T2x3)

Voor de gebieden 64b, 65, 66 en 70 gelden dezelfde effecten als beschreven bij de bo-vengrondse variant. Voor gebied 67 geldt dat deze wordt aangetast door het bovengrond-se gedeelte van de tunnel

De boortunnel ondertunneld de gebieden 64d en 64g volledig. Door de diepte van de tunnel treedt er geen aantasting op van de aardkundige waarde van deze gebieden.

Lange boortunnel variant (T2x3 lang)

Voor de gebieden 64b, 65, 66 en 70 gelden dezelfde effecten als beschreven bij de bo-vengrondse variant. Verder heeft de lange boortunnelvariant de minste impact op de aard-kundige waarden van het plangebied. Naast in de bovengrondse variant beschreven effec-ten wordt geen enkel gebied doorsneden omdat deze allen ondertunneld worden op vol-doende diepte.

Tabel 3.3 Samenvatting effecten op bodembeschermingsgebieden (bbg)

Stroomlijnalternatief Verbindingsalternatief