• No results found

Verbatim uitgewerkte interviews

In document ‘Zeg gewoon dat het klote is’ (pagina 51-183)

Interview 1 – 18-04 10.00 – 12.00

...

Els: Ehm – Zoals ik al in mijn mail had aangekondigd is dit dus een interview wat gaat over – ehm

- een depressie, in combinatie met suïcidale gedachten – ehm – suïcidaliteit en de hulpverlening die daarbij is ervaren, en hoe dat precies is ervaren.

Respondent 1: Hmhm.

Els: En welke behoeftes daar bijvoorbeeld in bestaan, aan welke behoeftes helemaal niet zijn

toegekomen, wat u er allemaal van heeft gevonden. Ehm – Dus daar zou ik u graag een aantal vragen over willen stellen.

Respondent 1: Hmhm.

Els: Ehm, allereerst, ik heb natuurlijk nu net een – ehm – een klein beetje verteld over mijn

opleiding, dat ik dus maatschappelijk werk studeer. Ehm, mijn onderzoek loopt bij het Lectoraat Zorg Rond Het Levenseinde. Dat Lectoraat dat hoort bij de hogeschool waar ik aan studeer. En dat Lectoraat, dat is een groep docenten en onderzoekers die zich bezighouden met onderzoek doen naar vraagstukken rondom dus zorg rondom het levenseinde. Ehm – en dat heeft zoal betrekking tot verpleegkunde als tot maatschappelijk werk, want hoe ga je met die vraagstukken om, hoe ga je bijvoorbeeld om met mensen die suïcidale gedachten hebben en hoe – ja – hoe benoem je dat? Hoe ga je daar verder mee om? En hoe doe je dat als hulpverlener? En bij mijn onderzoek hoort ook veel literatuuronderzoek en onderzoek naar wat er allemaal al bekend is en dat soort zaken. En het blijkt dat er over behoeften vanuit de cliënt, vanuit de persoon zelf, dat dat eigenlijk heel weinig over bekend is – ja – omdat daar misschien niet genoeg op gelet wordt, misschien dat het niet genoeg ter sprake komt, ja, dat is de vraag. Dus vandaar dat ik me in dit onderzoek – ehm – verdiep in goh, dit en dit is er allemaal bekend in de literatuur, maar wat vindt de persoon nou echt? Waar heeft de persoon behoefte aan? Want dat lijkt me dat dat centraal hoort te staan.

Respondent 1: Ja zeker.

Els: Dus vandaar eigenlijk dit onderwerp. Ehm – het Lectoraat is daar heel erg in geïnteresseerd.

Ik heb zelf ook ervaring met depressieve gevoelens, best wel ernstig, waarbij ik zelf ook wel suïcidale gedachten heb ervaren en daar ook hulpverlening voor heb verkregen. Dus vandaar dat het interesse is vanuit het Lectoraat, maar ook vanuit mezelf zo van: Ah, ik heb wel – ik heb wel iets met dat onderwerp, ook vanuit mezelf. En dat is -

Respondent 1: Ja dat is heel belangrijk hè? Want dan weet je ook waar ik het over heb. Els: Ja.

Respondent 1: Want ik zat al te denken van – Als iemand daar helemaal geen ervaring mee heeft

- Hoe kan ik uitleggen wat een depressie is? Dat kun je niet uitleggen. Dus het is triest voor u dat u het meegemaakt heeft, maar tegelijkertijd hartstikke goed voor uw werk. En voor dit onderzoek. Maar voor je werk zeker ook. Want het is heel belangrijk ja, dat je het zelf meegemaakt hebt. Dan kun je ook heel veel voor andere mensen betekenen.

Els: Ja dat denk ik ook wel, ja.

Respondent 1: En ik denk dat er vanuit het maatschappelijk werk niet zoveel mensen zijn die dit

– ehm – op deze manier aan het werk zijn. Dus ja, ik zou zeggen: Verdiep je hierin, want er is een hele grote vraag naar mensen die weten waar het over gaat. Want er zijn er – Die hulpverleners die snappen er niks van. Dus – ehm – maar goed ik loop nu op de zaken vooruit. Daar gaan we het over hebben. Maar ik heb daar een mening over.

Els: Ja zeker. Nee, dat ben ik zeker met u eens. Je kan op een andere manier contact maken,

omdat je elkaar beter begrijpt.

54

Els: Nee, daar gaan we het zeker nog over hebben. Ehm – Dit interview is een beetje opgebouwd

in drie delen. Ik zal u zometeen een aantal hele korte vragen stellen voor wat achtergrondkennis. Ehm – daarna over de ervaring van wat u heeft meegemaakt – ehm – en daarbij zal ik ook wat begrippen vanuit de literatuur vanuit het onderzoek noemen, zo van – dit wordt benoemd als ja, dat hoort echt bij die beleving. En hoe u dat dan heeft meegemaakt, of dat dan klopt, wat de literatuur eigenlijk wel zegt. En uiteindelijk inderdaad over uw ervaring met de hulpverlening van – Is daarin wel toegekomen aan waar u nou echt behoefte aan had in die tijd.

Respondent 1: Hmhm.

Els: Dus dat is eigenlijk – ehm – de opzet van het interview. U bent ook het eerste interview -

*gelach* - wat ik voer, dus vandaar dat ik had gezegd van: Ik wil daar graag een uur voor reserveren dus ja – ik denk dat dat wel kloppend is, maar stel – ja –

Respondent 1: *gelach* Ik heb de tijd. Els: Okee.

Respondent 1: Ik moet alleen even mijn telefoon klaarleggen. Er is een situatie met een kennis

en daar kan de Reclassering mij voor bellen voor informatie. Dus dan zeg ik even van: Kunt u om 12.00 uur even terugbellen, want ik zit in een onderzoek. Dus dan moet ik wel even opnemen.

Els: Natuurlijk. Wel even opnemen inderdaad, zeker. Nee, dat is duidelijk. Ehm – Natuurlijk zijn

alle gegevens – worden helemaal anoniem gemaakt. Dus het is niet terug te leiden naar u. Ehm – de geluidsopname en de uitwerking daarvan worden bewaard door het Lectoraat, die gaan achter slot en grendel.

*telefoon van respondent gaat, respondent voert kort gesprek met beller*

Respondent 1: Dat was dus degene waar het over gaat. En dit zit nou helemaal in de zenuwen zo

van: Wat ga ik allemaal vertellen? Maar ik vertel goeie dingen.

Els: Ja anders snap ik die zenuwen inderdaad *gelach*. Ehm – Nou ja, alle gegevens worden dus

anoniem gemaakt, niet terug te leiden, die worden voor een tijdsperiode van 5 jaar bewaard, en dan worden ze vernietigd. Voor de rest kan niemand bij de gegevens komen, behalve als ze bijvoorbeeld willen controleren of ik mijn onderzoek wel goed heb gedaan. Dus vandaar dat dat –

Respondent 1: Maar ik ben ervaringsdeskundige he? Dus ik vertel over wat ik meegemaakt heb.

Dus die anonimiteit vind ik wel belangrijk, maar is niet zó belangrijk voor mij, omdat meerdere situaties, mensen mijn verhaal kennen. Dus het is niet de eerste keer dat ik het hier over heb.

Els: Nee precies, dat is ook zo.

Respondent 1: Dus dat zit allemaal wel goed. Ja.

Els: Zeker. Ehm – nou ja, de achtergrondkennis bestaat uit – uw leeftijd? Respondent 1: 68 jaar.

Els: En u bent dus ervaringsdeskundige bij (*naam organisatie*). Respondent 1: Hmhm. Ja.

Els: En bent u officieel gediagnosticeerd met een depressie? Respondent 1: Ja.

Els: Weet u nog wanneer dat was?

Respondent 1: Ja, dat was toen ik.. nou.. de officiële diagnose is 28 jaar geleden. Dus even

kijken, toen was ik veertig.

55

Respondent 1: Ik heb dat tot 3 keer meegemaakt, heel heftig. Eén keer toen ik 27 was, 1 jaar,

één keer toen ik 37 was, 3 jaar, was echt heel lang, en nog een keer toen ik 50 was, 1 jaar.

Els: Ja 3 jaar is best lang inderdaad. Respondent 1: Ja dat is heel lang.

Els: En bent u tijdens de depressie onder begeleiding van hulpverlening geweest?

Respondent 1: Ja – ehm – het eerste jaar niet. Heb ik dat helemaal zelf gedaan. Met mijn eigen

medicijn, namelijk wijntjes drinken. Dat hielp *gelach*. Nee, het was wel gezellig en het hielp helemaal niet, want je wordt er alleen maar gekker van. Maar in alle perioden dat ik zo heftig depressief was, heb ik geprobeerd met de alcohol die gevoelens weg te drukken. En in die zin ben ik ook verslaafd geraakt aan alcohol. Na de laatste depressie heb ik ook – als ik te snel ga moet je het zeggen – Na de laatste depressie heb ik een aantal jaren in – ehm – bij de AA geweest, bij de supportgroep bij de AA. Supportgroep erbij zetten is wel belangrijk, omdat de AA eigenlijk heel fel is op alcoholgebruik, maar bij de supportgroep zijn ze ook fel op alcoholgebruik, maar daar kijken ze naar: hoe komt het dat je drinkt? Ik had redenen om te drinken. Want eigenlijk vind ik alcohol helemaal niet lekker, maar ik was zo in paniek dat ik alles aangreep om maar dat te – naar beneden te drukken. Dus ehm – ja dus toen ben ik verslaafd geraakt. Maar ik drink nu toch al – ja toch zeker – even kijken – zeg maar ehm 17 jaar niet meer. 16 jaar, laat ik het daar op houden. Drink ik niet meer, maar heb ik ook die depressie niet meer gehad. Dus ehm...

Els: Nee ik wou net zeggen, dat is dan best wel snel na de laatste keer dat u die depressieve

gevoelens had, dat u gelijk bent gestopt met de alcohol.

Respondent 1: Ja dat klopt, dat klopt. Ja en daardoor is mijn depressie ook weggegaan. Maar ook

omdat ik vooral in die supportgroep van de AA heel veel steun heb gekregen voor mijn redenen waarom ik dronk. Eigenlijk veel meer dan in de reguliere hulpverlening. Want ik heb een

psychologe gehad op een gegeven moment, en daar heb ik een jaar of twee, drie, meer gepraat. Daar had ik ook veel aan, maar dan vertelde ik meer over alles wat ik meegemaakt had, dan dat ik het echt over de depressie had. En ehm, ik moet zeggen dat ik – niet dat ik de hulp – ik heb eigenlijk geen hulp gehad bij die depressie, want ik was opgenomen toen – ik kon niet meer voor mezelf zorgen – op (*naam locatie*), en ik kon helemaal niet praten over waar die depressie vandaan kwam. Ik had niet zulke problemen dat die depressie te begrijpen was. Die depressie had ik, en daardoor viel ik eigenlijk stil. Maar ik had – het was echt niet omdat mijn vriendje dit deed of wat mijn – helemaal niet. Dat overkwam mij. Het heeft wel met ervaringen te maken, maar in die depressie kon ik daar niet over praten, omdat je er niks van snapte. Ik snapte er niks van waarom ik in godsnaam zo down was. En ehm – ja, flutdingen. Ja wist ik veel. Maar met die psycholoog heb ik heel veel verteld over spanningen die er vroeger toch veel waren. En wat eventueel wel een rol kan hebben gespeeld in het ontstaan van die ongelukkige gevoelens, maar waarom ik nou zo in die depressie kwam snap ik nou nog niet.

Els: Nee, nee. Nee, want dat was inderdaad mijn volgende vraag ook: Wat denkt u, hè, wat naar

uw mening de depressie heeft veroorzaakt? Wat de aanleiding was?

Respondent 1: Ik denk een genetische bepaaldheid, denk ik zeker. Mijn vader was ook depressief

met tijden. En het zit een beetje in de familie van mijn moeders kant ook. En dus ik denk zeker een genetische factor. Verder veel spanningen vroeger toen ik kind was, voelde ik me niet veilig thuis. Is een heel onveilig gevoel, had ik eigenlijk altijd. Niet dat mijn vader mij sloeg ofzo, maar hij was toch wel heel fel in zijn bewoordingen, waardoor ik altijd een beetje op mijn hoede was. En – ehm – ja, stress ook. Ik studeerde psychologie, de eerste keer dat ik in de depressie terecht kwam. En dat was toch wel heel veel stress ook, dat studeren.

Els: Dat vroeg veel van u.

Respondent 1: Dat vroeg veel van mij ja. Dus ik denk een beetje die dingen. Verder – ehm – ja

ehm – Toen, ik had het eerste jaar een vriend. En die – daar was ik heel gek op. En die heeft mij eigenlijk belazert. Ik wist het wel een beetje, maar ik wou het niet zien. Uiteindelijk is hij gewoon een keer weggegaan en heeft nooit meer iets van zich laten horen. En ik was, ik was – hoe oud was ik? Daardoor heb ik nog een depres- nou niet echt een depressie, ik was wel heel ongelukkig, omdat: hij was ineens weg en hij zei niet waarom. En ik snapte dat helemaal niet. Ben ik nog een keer naar hem toe gegaan, maar hij zei niks tegen mij. En daar werd ik helemaal, ja, ik hield echt

56

veel van die jongen, dus dat heeft me heel diep geraakt. En daar was ik ongelukkig om, en dat had ook een duidelijke reden, maar dat was niet echt en depressie. Dat was toch iets anders, maar wel een periode waarin ik toch wel heel ongelukkig was, maar wat ook een duidelijke reden had.

Els: Terwijl de echt zwaardere depressies, ja, waar die precies vandaan kwamen, of hoe die

veroorzaakt werden..

Respondent 1: Dat wist ik niet, maar ik ging er wel redenen voor zoeken. Bijvoorbeeld, toen was

ik 27 hè? Ik had een tijd lang een partner gehad, daar had ik het zelf mee uit gemaakt. En ehm, de leegte daarna kan ik heel moeilijk invullen. Dus dan begin ik mezelf te beschuldigen van: Je hebt het uitgemaakt, en toen je met hem was ging het nog goed, en nou heb je het uitgemaakt en ben je alles kwijt, en blablabla. Hele verhalen tegen mezelf dat ik het allemaal verkeerd had gedaan. Dus als je vraagt naar redenen voor een depressie is dat vaak eenzaamheid geweest, en ook mezelf heel erg beschuldigen van mijn falen wat ik dan vond. En dat heeft in alle drie die

depressies een grote rol gespeeld. Zelfbeschuldiging en heel veel negatieve gevoelens over mezelf. Dus ehm – ja.

Els: Is dat – Want u heeft net aangegeven van: Ik heb dat tot drie keer in mijn leven eigenlijk wel

wat ernstiger ervaren. Zijn die drie keer alle drie terug te brengen op een verbroken relatie?

Respondent 1: Ehm – ja, ja. Dat speelt zeker een rol, ja. Ook al verbrak ik het zelf, dan nog

speelde dat een rol. Omdat ik gefaald had. Ik ben ook kort getrouwd geweest, en – maar die man die – toen we eenmaal getrouwd waren begon hij losse handjes te krijgen. Die heb ik vrij snel de deur uit gewerkt, maar ehm – het verdriet – ik had toch het idee van: ik heb een leuke man, we gaan trouwen, allemaal leuk, en dat liep dan helemaal uit op een fiasco. En dat verdriet maakte mij ook heel ongelukkig. En ook dat ik weer ging denken van: als ik dat niet had gezegd..

Els: ‘Was het dan mijn schuld?’ inderdaad.

Respondent 1: Was het dan mijn schuld? Komt het door mij? Hij zei altijd dat het door mij kwam

dat hij mij sloeg. Maar in die depressie ging ik daar dus helemaal mee aan de haal en dat is dus wel iets – ehm – wat gebeurde, dat ik heel erg ging malen over mezelf op een hele negatieve manier. En ehm, ja, dat – maar in – tijdens – ik heb eigenlijk niet echt begeleiding gehad in die depressies. Want ze praten daar niet over. Ik heb toen die psychologe wel gehad en toen was ik niet zo zeer depressief, toen had ik dat meegemaakt en was ik daar uit gekomen en daarna kreeg ik die psychologe en te vertellen en te kijken wat er allemaal nog speelde in mijn leven. Er waren heel veel problemen toch geweest, ook vroeger vanuit mijn gezin, mijn jeugd. Mijn zusje heeft suïcide gepleegd en dat is gelukt. En zij had eigenlijk een beetje hetzelfde als ik – depressies en toch ook wel moeilijkheden vanuit vroeger. Nou wil ik niet mijn ouders de schuld geven, dat is helemaal niet mijn bedoeling, maar hoe mijn vader was heeft wel een handje geholpen, laat ik het zo zeggen, om in die depressie te komen. En mijn moeder kon daar helemaal niet tegenop, tegen de felheid van mijn vader. Maar goed, dus dat – maar tijdens die opname – ik heb ook twee suïcidepogingen gedaan. Ernstige. Maar daar werd niet over gepraat.

Els: Tijdens de opname heeft u die gedaan?

Respondent 1: Nee, één heb ik gedaan, toen was ik 27, toen heb ik geen hulp gezocht maar ben

ik weer daarna bij mijn moeder thuis beland. En één toen was ik 49/50, en toen ben ik op de PAAZ belandt. Van een algemeen ziekenhuis.

Els: En u bent daar naartoe gebracht door de ambulance?

Respondent 1: Door de ambulance ja. Door de ambulance kwam ik daar terecht. En – ehm – dus

ik had – ik had mezelf opgehangen, twee keer. Dus dat is nogal heftig. Maar ik was iedere keer heel snel gevonden. Terwijl ik mezelf toch goed verstopt had. Waardoor ik daar – Ik moet blijkbaar niet dood. Ik moet blijkbaar niet dood, want ik – Je bent binnen een aantal minuten dood. En toch iedere keer – *respondent lacht* - ja.

Els: Hoe denkt u dat dat kwam, dat ze u toch vonden?

Respondent 1: Ik had één keer mezelf opgehangen in een kelder. En toen kwamen er mensen

langs, en die haalden me van de paal af.

57

Respondent 1: Ja. Die gingen hun fiets pakken. En één keer – Ik heb een tijd begeleid gewoond.

Na de opname ben ik een tijd begeleid gaan wonen, en toen heb ik het op mijn kamer gedaan met de deur op slot. Maar toen belde mijn moeder naar de begeleiding van – ehm – (*naam*) was een vriend van mij in die begeleide woonvorm – gewoon vriendschap – en die had naar mijn moeder gebeld van: (*naam respondent*) is thuis, maar ze doet niet open, de deur zit op slot. Die wist ook dat ik heel depressief was. En toen heeft mijn moeder meteen naar de begeleiding gebeld van: Ga eens kijken bij (*naam respondent*) want ze heeft haar deur op slot en ze is wel op de kamer. Dus die (*naam*) en mijn moeder, die zijn eigenlijk – die hebben dat aangevoeld, ja toch wel. En er was maar één begeleider, ze mogen nooit alleen je kamer op gaan, maar die had dat wel gedaan en die had mij gevonden. En toen was ik bewusteloos. En ik weet helemaal niet hoe ik daar kwam op de PAAZ, ik wist het niet. Ik werd wakker op de Intensive Care, een uur of 10 later. En ehm, ik moet zeggen – toen kwam de arts, en die zei: We waren jou bijna kwijt geweest. En toen dacht ik van: Ja, wat heb ik gedaan dan? Ik was echt even weg. En toen zei hij wat ik gedaan had, en toen was ik heel blij dat het niet gelukt was. Terwijl ik toch in die depressie zat, maar ik dacht: Gelukkig ben ik er nog! Het waren geen bewuste keuzes, het was paniek. Paniek waardoor ik dat deed. Ik kon de angst en de paniek niet meer aan. En dat moest stoppen. En daardoor deed ik dat, maar

In document ‘Zeg gewoon dat het klote is’ (pagina 51-183)