• No results found

Het wagentje van Ed werd hierboven al even genoemd als praktisch vehikel voor Maddy en Conny om in de stad te geraken. Ook in de andere boeken wordt er heel wat heen en weer gereisd tussen dorp en stad. Aanvankelijk gebeurt dit lopend, fietsend of met het openbaar vervoer. Later veelal met de auto, van een ander, of zelfs per brommer. Autobezitter Ed is een jonkheer van geboorte, met genoeg geld tot zijn beschikking om zijn groene wagentje anno 1947 te kunnen verklaren. Goud-Elsjes Taco beschikt als dokter ook over voldoende financiële middelen om zich in 1948 een motor te kunnen veroorloven, gelijk zijn ouders een auto. Bert is eveneens arts dus ook hier is het niet verwonderlijk dat hij en Marjolein een auto bezitten. Tot op dit punt, halverwege de jaren vijftig, geldt dat het vaak niet de gezinnen van de meisjes zelf zijn die over een auto beschikken. Meestal betreft het welgesteldere mensen in hun omgeving, familieleden of vrienden. Vanaf de jaren zestig hebben feitelijk alle (nieuwe) vaders en vrijwel alle vrijers een goedbetaalde baan én een auto. Mieke… de vrije vogel laat zich niet vangen is in 1969 het eerste van de tien boeken, waarin de protagonist zélf een auto bestuurt. En zij niet alleen. Meerdere vriendinnen hebben een eigen brommer of zelfs een eigen auto. En dat zonder het salaris van een dokter of een bestseller- auteur te verdienen. Gaandeweg worden de afstanden tussen verschillende locaties gemakkelijker te overbruggen, uiteindelijk zelfs voor de jeugd zelf.

Het wagenbezit in de boeken is zo overeenkomstig de al eerder genoemde financiële situatie van de meeste huishoudens in de jaren vijftig. De gemiddelde man had meestal geen auto en hier ook de middelen niet voor. In (aanloop naar) de jaren zestig gaat het economisch beter met Nederland en kopen meer (jeugdige) mensen een brommer en/of een auto. In de boeken beschikken ook de meeste gezinnen in de vijftiger jaren niet over een auto, maar in het daarop- volgende decennium nemen de goede banen en het brommer- en autobezit toe.

Buitenland

Het merendeel van de meisjesromans speelt zich af in knus en oerdegelijk Holland. In bijna alle romans is echter wel iets van buitenland te bespeuren. Madeleine en Conny beginnen hun avon- tuur terwijl ze op wintersport zijn in de Alpen; Goud-Elsje bezoekt haar vriendin Lotty die kuurt in Lugano; Pam bezoekt haar moeder die eveneens kuurt in Zwitserland; Annemarie haar ouders reizen voor hun werk de hele wereld over en Dini’s vriend Ed moet voor zijn werk naar Amerika. Mieke heeft zelfs meerdere familieleden en vrienden die wonen en werken in het buitenland: haar

66

’47 ’48 ’49 ’54 ’56 ’59 ’63 ‘65 ’66 ‘69

Madeleine Goud-Elsje Kitty Anne-Linde Marjolein Dini Pam Annemarie Vlinder Mieke

vriendin Tonnie werkt op een Cruiseschip dat de Middellandse zee rondvaart, haar stiefbroer en diens verloofde Erica zijn als muzikanten verbonden aan een orkest in Wenen en Erica’s broer is met zijn legeronderdeel gedetacheerd in Duitsland. Het buitenland is niet onbereikbaar. Voor wie dat betalen kunnen uiteraard. Nederland is evenmin onbereikbaar. In Vlinder in het net komt neef Roderick bij Vlinders ouders inwonen. Hij komt uit Amerika en Vlinders oom en tante hebben hem naar Nederland gestuurd voor een degelijke opvoeding. Pams stiefbroer, en latere aanstaande, studeert juist in Amerika, maar kan met kerst overkomen om zijn nieuwe familie te ontmoeten.

De twee romanpersonages die het meest in het buitenland verblijven zijn Marjolein en Anne-Linde. De eerste woont in Parijs. Dit is nu haar thuishaven waar ze zo en dan bezoek krijgt vanuit Nederland. Anne-Linde gaat juist op bezoek. Zij reist per boot naar Curaçao om daar een hele zomer bij haar opa en oma te logeren. De boot biedt al een positieve ervaring. De gangen lijken net smalle straatjes met kleine huisjes erlangs. De tropen vindt Anne-Linde prachtig. Haar uitbundige exotische kleurenpracht wordt tegenover de Hollandse nuchterheid en grijze mis- troostigheid geplaatst. De manier van denken wordt weerspiegeld in de huizen van de mensen. Opa en oma wonen in een statig en ordelijk (Hollands) huis. In het huis van de Curaçaose buren heerst er chaos en is er een ratjetoe aan meubelen. Voor Anne-Linde, die veel nadenkt en dag- droomt, is de werkelijkheid waar zij zich nu in bevindt als een fantasie. En toch is er veel hetzelfde. Ze verwondert zich erover dat ze in een vreemd land aan precies dezelfde dingen denkt als thuis. Het verschil en de overeenkomsten tussen Curaçao en Nederland zijn de kapstok waaraan veel van Anne-Lindes inzichten worden opgehangen. Haar wandeling door Willemstad waarop ze een heel nieuwe wereld ontdekt, kan als metafoor worden gezien voor de ontdekkingsreis in zichzelf. Het buitenland is in dit boek een duidelijk en prominent thema.

Voor de vele buitenlandreizen bestaat er, net als bij de toenemende binnenlandse mobiliteit, een verband met de geldelijke middelen waarover de gezinnen van de meisjes beschikken. De reizen die worden gemaakt vóór 1959, uitgezonderd die van Madeleine en Marjolein, worden betaald door vermogende vrienden of familieleden. Vanaf Het recht van de ander in 1959 krijgen de

67 ’47 ’48 ’49 ’54 ’56 ’59 ’63 ‘65 ’66 ‘69

Madeleine Goud-Elsje Kitty Anne-Linde Marjolein Dini Pam Annemarie Vlinder Mieke

mannen betere banen en kunnen dergelijke reizen ook door vader of vrijer bekostigd worden. Of zelfs door vrouwen zelf. Annemaries moeder en Miekes vriendin en schoonzus verdienen hun eigen geld waardoor zij hun reizen en buitenverblijf kunnen bekostigen. Het feit dat vrouwelijke romanpersonages al vanaf 1947 überhaupt zelfstandig grote reizen maken en dat ze deze in sommige gevallen zelf uit eigen zak kunnen betalen, toont een voorzichtige verschuiving naar een meer onafhankelijke positie van vrouwelijke romanpersonages. Een verschuiving die past bij de toenemende wens van vrouwen tot het kunnen maken van eigen keuzes en bij hun toenemende feitelijke onafhankelijkheid in de aanloopperiode naar de tweede feministische golf. Welke betekenis er verder aan de prominente aanwezigheid van het buitenland in de meisjesromans zou kunnen worden toegekend en wat de verdere relatie hiervan met de maatschappij van de jaren veertig, vijftig en zestig zou zijn, gaat de grenzen van deze studie helaas te buiten. Dit zou in verder onderzoek verkend kunnen worden.

Samengevat

Met betrekking tot de ruimtes waarin de meeste meisjes verblijven heeft zich na de oorlog een ontwikkeling voltrokken ten opzichte van de periode voor de oorlog. Van de duidelijke drieslag thuis-school-natuur die in het onderzoek van Couweleers naar voren kwam, is alleen het thuis nog even belangrijk. Het is voor veel meisjes de plaats waar ze liefde, warmte en gezelligheid vinden. De school speelt alleen nog een achtergrondrol en de natuur is haar verheven positie boven het leven in de stad kwijt. Sterker nog, in veel boeken lijkt de stad juist de plaats te zijn waar het leven bruist en in vrijheid genoten kan worden.

Buiten de stadsgrenzen lonkt voor velen het buitenland. Voor sommigen als plezier- bestemming, voor anderen als noodzakelijk tussenstation op weg naar een betere of gezondere toekomst. De wereld wordt een beetje kleiner en komt dichterbij voor wie dat betalen kunnen. Bij een deel van de meisjes thuis is er geen geld voor buitenlandse reizen of zelfs vervoermiddelen als brommer en auto. Dergelijke materiële voorspoed manifesteert zich vooral in de jaren zestig. In de boeken gelijk als in de maatschappij. Het zelfstandig reizen en zeker het hier zelf voor kunnen betalen, is een voorbeeld van voortschrijdende onafhankelijkheid die zich eveneens zowel in de boeken als in de samenleving onder vrouwen voltrekt.