• No results found

Buitentekstuele aspecten van de meisjesboeken

In het eerste hoofdstuk is een korte beschrijving gegeven van het meisjesboek zoals dat tot 1945 gemiddeld genomen vormgegeven was. Na alle inhoudelijke ontwikkelingen is het op z’n plaats ook voor de periode ’45-‘70 aan deze uiterlijke zaken enige aandacht te besteden. Allereerst zijn daar titel en ondertitel. Deze bevatten vaak het woord ‘meisjes’ of de naam van de hoofdpersoon met een toevoeging die al veel van het verhaal weggeeft, gevolgd door het onderschrift ‘meisjes- roman’ of ‘roman voor oudere meisjes’. Van de boeken uit het hier gebruikte corpus geven Made-

leine erft een kostschool, Goud-Elsje verlooft zich en Pam krijgt een vader expliciet weg waar het

boek over gaat dan wel naar toe werkt. Mieke… De vrije vogel laat zich niet vangen, Toen kwam jij,

Annemarie! en Vlinder in het net zijn daarin minder expliciet, maar gezien het genre van de boeken,

laat ook hier de inhoud zich niet moeilijk raden. Anders is niet altijd beter en Het recht van de ander verwijzen naar de levensles die het boek bevat en Als je 1000 weken bent… zit tussen de inhouds- volle en boodschap-houdende titels in. Het zegt waar het boek over gaat, over een negentienjarige, maar de puntjes tonen aan dat er meer bij komt kijken. Enigszins buiten de boot valt Zeg jij ’t het

maar Marjolein. In het boek zelf wordt herhaaldelijk naar de titel verwezen waardoor de betekenis

ervan volop duidelijk wordt. Aan de hand van de titel alleen blijft het echter vaag waar het boek over zal gaan. Het expliciet in de tekst verwijzen naar de titel is overigens een eigenschap die alle boeken met elkaar delen. Vroeg of laat wordt de titel vrijwel woordelijk aangehaald, waardoor de bedoeling ervan de lezeres niet meer kan ontgaan. Een ondertitel komt voor bij vier van de tien meisjesboeken. Deze aanwezigheid lijkt vrij willekeurig. Een veelzeggende titel en het gebruik van de naam van de protagonist blijven evenwel onverminderd kenmerkend.

Tweede kenmerk was het omslag waarop vaak een meisje, al dan niet met haar vrien- din(nen), te zien was. Op basis van dit corpus kunnen met betrekking hiertoe drie vaststellingen worden gedaan. Ten eerste is er inderdaad nog vaak sprake van een meisje op het (losse) kaft. Ten tweede ontbreken de vriendin(nen) hierbij. En ten derde is er zo nu en dan ook een jongeman te zien; dé jongeman. De laatste twee ontwikkelingen zouden goed verklaard kunnen worden door de veranderende onderlinge relaties tussen jongens en meisjes. Zoals opgemerkt hebben alleen Madeleine en Kitty nog een beste vriendin en vindt enkel Goud-Elsje zich terug in een warme groep van alleen maar vrouwen. Hierna ontstaan er gemengde vriendengroepen waarin de om- gang tussen jongens en meisjes losser is.

Naast (onder)titel en omslag, vormden serie-uitgaven vaak een derde karakteristiek van het meisjesboek. Van de tien boeken, maken slechts drie daarvan deel uit van een opeenvolgende reeks over hetzelfde hoofdpersonage. Het gaat de boeken over Goud-Elsje, Mieke en Marjolein. Deze verschenen gespreid over de tijdspanne die dit corpus omvat waardoor er geen gegronde conclusies over enige ontwikkeling in de verschijning van series getrokken kunnen worden. Enkel is vast te stellen dat meisjesboeken inderdaad af en toe nog deel uitmaken van een serie.

Stelliger uitspraken kunnen worden gedaan over het vertelperspectief en de verschij- ningsvorm van de boeken. Twee boeken zijn volledig geschreven vanuit een ik-perspectief: die uit 1948 en 1966. Eveneens twee boeken kennen afwisselend een ik-perspectief en vertellerstekst: die uit 1947 en 1959. In het eerste boek zijn het Madeleines brieven waarin de ik-vorm gebruikt wordt, in het tweede boek Dini’s dagboekfragmenten. De overige boeken bestaan uit vertellers- tekst met vooral veel directe en vrije indirecte rede. Bijzondere positie neemt het boek over Marjo- lein in. Freddy Hagers speelt zelf als personage een rol in het verhaal. Zij treedt op als auctoriale verteller. Hoewel er dus één briefroman en één dagboekroman tussen zitten, kan er geconclu- deerd worden dat deze geliefde verschijningsvormen in populariteit gedaald zijn. Voor het vertel- perspectief geldt dit overduidelijk niet. Een ik-verteller en veel directe en vrije indirecte rede doen het nog altijd goed in meisjesboeken.

74

’47 ’48 ’49 ’54 ’56 ’59 ’63 ‘65 ’66 ‘69

Madeleine Goud-Elsje Kitty Anne-Linde Marjolein Dini Pam Annemarie Vlinder Mieke

Samengevat

Meisjesboeken op de plank lijken in de loop der jaren niet aan herkenbaarheid te hebben ingeboet. De titel is nog even veelzeggend en het meisje lijkt nog even prominent aanwezig. Wel staat zij vaker alleen of juist in mannelijk gezelschap op het omslag. Sommige boeken zijn hierbij onder- deel van een serie, net als bij vooroorlogse boeken regelmatig het geval was, maar bindende uit- spraken over de (veel)voorkomendheid van dergelijke serieboeken zijn op basis van dit corpus niet te doen.

Aan binnenkant van het kaft blijken de verschijningsvorm brief- en dagboekroman minder geliefd dan vroeger. Wel onverminderd enthousiast zijn auteurs in het gebruik van het ik-perspec- tief en de directe en vrije indirecte rede.

75