• No results found

(Calamagrostis epigejos) bij zandafzetting of maaibeheer

6.2 Veldproef Duinriet in Millingerwaard

I n de M illingerwaard zijn op het rivierduin, waar Duinriet dominant aanwezig is, 1 0 proefvlakken uitgezet (Figuur 6 -1 ). De proefvlakken zijn in het voorjaar van 2011 bedekt met een laag rivierzand van 50 c m. H iervoor zijn bekistingen gemaakt van 1 x1x0,5m waarin rivierzand is aangebracht, het rivierzand is lokaal gewonnen op het hoger gelegen strandje langs de Waal (Figuur 6 -2). De ontwikkeling van de vegetatie is gevolgd in de tijd, in juli 2 0 12 en 2 013 zijn vegetatieopnamen gemaakt van de bakken volgens Braun Blanquet (Tabel 6 -1).

Figuur 6-1 Locaties van de veldproef, op elke locatie zijn vijf bekis tingsbakken aangebracht om Duinriet te bedekken met 50cm lokaal rivierzand.

Figure 6-1 Locations of the field experiment with on each s ite five cas ings covering C.epigejos with 50cm of local rivers and.

112

De vegetatieopnamen van de bekistingen zijn weergegeven in T abel 6-1, de bakken met nummer 1 t/m 5 liggen ter hoogte van de s teenfabriek, de nummers 6 t/m 1 0 liggen op het rivierduin ter hoogte van het M illingerduin (Figuur 6 -1).

Duinriet is in 2012, het jaar na overzanding in 9 van de 1 0 bakken door de zandlaag heengegroeid, de bedekking varieerd van een enkele s pruit (BB c ode r) tot veelvoorkomend (BB code 1 ). I n 2013, het tweede seizoen na overzanding is Duinriet in alle bakken aanwezig en is de bedekking in vijf bakken toegenomen, in de andere vijf bakken is de bedekking gelijk gebleven. I n drie van de tien bakken gaat de bedekking van veelvoorkomend (BB c ode 1 ) naar zeer veelvoorkomend (BB code 2 m) (Tabel 6 -1).

Rondom de bakken is enige vraat van grote grazers en konijnen of hazen gesignaleerd. Andere s oorten die werden aangetroffen zijn o.a.: Kleine ruit (Thalictrum minus, Figuur 6 -3), zeepkruid (Saponaria officinalis) H eermoes (Equis etum arvense), A kkerdistel (Cirs ium arvense) en Dauwbraam (Rubus caes ius). Waarvan Dauwbraam en Kleine ruit door de zandlaag heen zijn gegroeid, de andere s oorten zijn zeer waarschijnlijk op het zand gekiemd (T abel 6-1).

Figuur 6-2 Veldproef met overzanding van Duinriet foto’s van maart 2011-juli 2012.

113

Kas proef Duinriet

V oor een overzandingsexperiment in het kassencomplex N ergena van Unifarm Wageningen zijn, in maart 2011 in de M illingerwaard met PVC buizen (Ø 30cm en hoogte 2 0cm), in een vegetatie met dominantie van Duinriet, Duinrietplaggen gestoken. Deze zijn vervolgens in de kas bedekt met rivierzand uit de M illingerwaard. De kolommen met wortelstokken van Duinriet zijn met verschillende zanddiktes bedekt (Figuur 6 -4).

E r zijn 5 behandelingen met in elke groep 5 replica’s, de behandelingen zijn zanddiktes van: 0 , 10, 2 0, 5 0 en 7 0 cm. Aan het eind van het groeiseizoen is de biomassa van het Duinriet in de verschillende behandelingen gemeten en vergeleken.

Bekisting

1

2 3 4 5 6 7 8 9 10

1

2 3 4 5 6 7 8 9 10

Duinriet

+

1

1 1 1 1

r

1 1

1

2m 1 1 2m 1 1

r 2m 1

Heermoes

1

2b + +

1 2b 2b r +

1

2a 1 + r

1 1 2m r +

kweek

1 1 1 1 2a

1 1 1 2a 2a

Zeepkruid

1

+ 1 1

2a

1 2a 1

Ruige zegge

1

+ 1 +

1

+ 1 +

Cipreswolfsmelk

r

r

1

1

2a 2a

Canadese fijnstraal

+

1 + 1

r

r

Akkerdistel

2a 1

1 1

Geoorde zuring

r

+

r

r

Echte kruisdistel

r

r

r

r

Bezemkruiskruid

r

2a

+

Jacobs kruiskruid

1

r +

Kleine ruit

+ r

+

Dauwbraam

2b

2b

Bijvoet

1

+

Ruw beemdgras

r

Glanshaver

r

Teunisbloem

r

Eenstijlige meidoorn

r

Veldzuring

r

2012

2013

Figuur 6-3 Kleine ruit door zandlaag van 50cm heengegroeid

Figure 6-3 Thalictrum minus grew through a s andlayer of 50cm

Tabel 6-1 Vegetatie opnamen van zandproef met Duinriet.

114

Figuur 6 -5 geeft respectievelijk de totale biomassa, de boven- en ondergrondse biomassa, het gewicht per spruit en het aantal s pruiten aan het eind van het s eizoen, in relatie tot de overzandingsdikte.

Duinriet groeit met gemak door 20 c m zand, maar blijkt niet in s taat om een laag van 50 c m te

doorgroeien. Bij de veldproef was dat wel het geval. DuinrietIn de behandelingen waar het Duinriet wel door de zandlaag heen groeide is te zien dat de ondergrondse biomassa groter is dan de bovengrondse biomassa. Dit geldt overigens ook voor de blanco. Duinriet blijkt dus in het algemeen een groeter ondergrandse dan bovengrondse biomassa te hebben. Waar de planten niet door het zand heen konden groeien omdat de laag te dik was is de gemeten ondergrondse biomassa veel kleiner dan bij de bovengronds levende planten. Waarschijnlijk komt dat omdat de wortelstokken en wortels al (deels) zijn afgestorven en vergaan. I n ieder geval konden de ondergrondse delen niet groeien omdat deze niet v an bovenaf gevoed konden worden.

Bij een toename van de zanddikte zien wij het aantal bovengrondse s pruiten afnemen, terwijl tegelijkertijd het gewic ht per s pruit toeneemt. E r groeien dus minder s pruiten door het zand, maar deze hoeven niet meer met andere s pruiten te concurreren en zijn waarschijnlijk daardoor zwaarder.

Figuur 6-4 Kas experiment maart-nov 2011. Duinriet kolommen (Ø 30cm, hoogte 20cm) bedekt met rivierzand in laagdikten: 0, 10, 20, 50 en 70cm.

Figure 6-4 Greenhous e experiment March-Nov 2011. Columns (Ø 30cm, height 20cm) with C.epigejos covered with rivers and layer thickness: 0, 10, 20, 50 and 70cm.

115 Effect van maaibeheer

De rivierduintjes van de Millingerwaard zijn met Duinriet dichtgegroeid omdat de paarden en koeien s electief grazen en voorkeur hebben voor de lager gelegen voedselrijkere vegetatie. De ruigte en grofheid van de

Duinrietvegetatie vergroot dit effect waardoor de grazers nog minder op de rivierduintjes grazen. M et deze proef wilden wij onderzoeken of een eenmalige maaibeurt de vegetatie weer aantrekkelijk zou maken voor de grote grazers, zodat de vegetatie weer voor langere tijd door begrazing kort gehouden zou worden. Ook wilden wij nagaan of het verschil uitmaakt of deze eenmalige maaibeurt in de herfst of in de lente plaatsvindt.

O p twee rivierduinen in de M illingerwaard zijn drie s troken van 1 0x30m uitgezet, haaks op het rivierduin, een c ontrole strook, een s trook die in maart werd gemaaid en een s trook die in s eptember werd gemaaid. P er s trook zijn in 5 proefvakken van 1 x1m vegetatieopnamen gemaakt, deze zijn terug te lezen in Bijlage VIII.

De M aaistroken lagen links van de overzandingsbakken 1 t/m 5 ter hoogte van de steenfabriek (vegetatieopnamen 1 t/m 1 5 ) en links van de overzandingsbakken 6 t/m 1 0 ter hoogte van het M illingerduin (vegetatieopnamen 1 6 t/m 3 0 ) (Figuur 6-1).

N aast vegetatieopnamen is ook biomassa gemeten. P er s trook werd biomassa verwijderd in 5 proefvakken van 5 0 x50cm. Van de laatsgenoemde proefvakken is het biomassa aandeel van Duinriet ten opzichte van overige vegetatie bepaald (Figuur 6-6).

Figuur 6-5. Links boven: totale Biomas s a van Duinriet per behandeling na een groeis eizoen; rechts boven: ondergronds e en bovengronds e biomas sa. linksonder: gemiddeld gewicht Duinriet per s pruit. Rechts onder: gemiddeld aantal Duinriets pruiten per behandeling.

Figure 6-5 Above left: total biomas s of Calamagros tis epigejos per treatment after a growing s eas on. Above right: Above- and belos ground biomas s C. epigejos . Below left: average weight of individual shoots of C.epigejos . Below right: average number of C.epigejos s hoots per treatment.

116 Res ultaten

De twee rivierduinen verschillen van elkaar in aandeel Duinriet biomassa van de c ontrole plots is ter hoogte van het M illingerduin lager dan de proefvakken ter hoogte van de s teenfrabiek (Figuur 6 -6 ). Dit is ook te zien in de vegetatieopnamen van de maaistroken, opnamen 1 t/m 1 5 liggen ter hoogte van de steenfabriek en hebben een hogere bedekking dan opnamen 16 t/m 3 0 die ter hoogte van het M illingerduin liggen (bijlage VIII).

P er locatie is geen effect gevonden van de maaibehandelingen op de Duinriet biomassa, wel lijkt een tegengestelde trend zichtbaar (Figuur 6 -6).

Wat we ook zagen was het effect van het extreme jaar van 2013. E en heel lang en koud voorjaar bracht de vegetatie laat op gang met daaropvolgend een droge hete zomer, dit zorgde voor zichtbare afname van Duinriet biomassa in de ter hoogte van het Millingerduin (zie Figuur 6-7, Figuur 6 -7), ter hoogte van de s teenfabriek is er geen verschil in biomassa ten opzichte van 2012.

Figuur 6-6 Biomas s a aandeel (%) van Duinriet in maaiexperiment gemiddeld per behandeling op twee rivierduinen in Millingerwaard.

Figure 6-6 Biomas s (%) of Calamagros tis epigejos in mowing experiment, average values per treatment at two dunes in Millingerwaard.

Figuur 6-7Temporele fluctuatie van Duinriet biomassa in de Millingerwaard.

Figure 6-7 Temporal fluctuation of C. Epigejos biomass in the Millingerwaard.

0,0

20,0

40,0

60,0

80,0

100,0

controle

2012

controle

2013

najaar

2013

voorjaar

2013

%

bi

oma

ss

a

Aandeel Duinriet

Millingerduin

Steenfabriek

117

7 Recente sedimentatiegeschiedenis: geomorfologie en