• No results found

(veiligheidsrapport: veiligheid werknemers) Het veiligheidsrapport bevat een beschrijving van:

a. de scenario’s voor een mogelijk zwaar ongeval die bepalend zijn voor:

1°. het rampbestrijdingsplan, bedoeld in artikel 6.1.1 van het Besluit veiligheidsregio’s; en 2°. de omvang en de uitrusting van de bedrijfsbrandweer, bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onder d, van het Besluit veiligheidsregio’s;

b. de organisatie van de bedrijfsbrandweer die nodig is, waaronder de omvang van het personeel en materieel;

c. de zones die door een zwaar ongeval kunnen worden getroffen, als zij van belang zijn voor de voorbereiding van de rampenbestrijding; en

d. overige gegevens die nodig zijn met het oog op de voorbereiding van de

rampenbestrijding, het opstellen van een rampbestrijdingsplan als bedoeld in artikel 6.1.1 van het Besluit veiligheidsregio’s en het aanwijzen van een locatie waarop een of meer milieubelastende activiteiten worden verricht inrichting als bedrijfsbrandweerplichtig, bedoeld in artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 4.18 (veiligheidsrapport: veiligheid werknemers) Het veiligheidsrapport bevat een beschrijving van:

a. het aantal personen dat ten hoogste in de Seveso-inrichting aanwezig is, het aantal personen dat binnen de Seveso-inrichting wordt blootgesteld aan het risico van een zwaar

105 ongeval en een indicatie van de verdeling van het aantal personen over die

Seveso-inrichting;

b. zones die door een zwaar ongeval kunnen worden getroffen, als zij van belang zijn voor de veiligheid van de werknemers;

c. de scenario’s per Seveso-installatie voor een mogelijk zwaar ongeval die bepalend zijn voor het intern noodplan; en

d. de gevolgen die de beschrijving van de beschermingsmiddelen en interventiemiddelen heeft voor het intern noodplan.

Artikel 4.19 (bijwerken veiligheidsrapport)

Het veiligheidsrapport wordt bezien en zo nodig bijgewerkt:

a. ten minste elke vijf jaar;

b. na een zwaar ongeval in de Seveso-inrichting;

c. om rekening te houden met nieuwe feiten of nieuwe technische kennis over veiligheid; of d. bij een wijziging als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c of d.

Artikel 4.20 (gegevens en bescheiden: veiligheidsrapport)

Een opgesteld of bijgewerkt veiligheidsrapport of deel daarvan wordt onverwijld verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2.

Artikel 4.21 (samenvoegen documenten)

Het preventiebeleid, het veiligheidsrapport en het veiligheidsdocument en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid, van het

Arbeidsomstandighedenbesluit, kunnen worden samengevoegd in één document.

Artikel 4.22 (intern noodplan)

1. Met het oog op het beperken van de gevolgen van zware ongevallen is voor een hogedrempelinrichting een intern noodplan opgesteld en ingevoerd om:

a. zware ongevallen in te dammen en te beheersen en de gevolgen ervan zoveel mogelijk te beperken;

b. de maatregelen die nodig zijn uit te voeren tegen de gevolgen van zware ongevallen; en c. aan een ieder relevante gegevens en bescheiden te verstrekken.

2. Het intern noodplan bevat de gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage IV bij de Seveso-richtlijn.

3. Het intern noodplan wordt ten minste elke drie jaar beoordeeld en beproefd en zo nodig bijgewerkt.

4. Als het intern noodplan wordt bijgewerkt wordt rekening gehouden met de

werkmethoden en productiemethoden die in de Seveso-inrichting worden toegepast, de veranderingen van technische en organisatorische aard bij de hulpverleningsorganisaties van de overheid, en veranderingen in het veiligheidsinzicht die voor de risico’s van een zwaar ongeval belangrijke gevolgen kunnen hebben.

Artikel 4.23 (raadpleging werknemers en inzage)

1. Als een ondernemingsraad of een personeelsvertegenwoordiging ontbreekt, worden belanghebbende werknemers die werkzaam zijn in de Seveso-inrichting geraadpleegd:

a. voordat het veiligheidsrapport of een gewijzigd deel daarvan aan het bevoegd gezag wordt verstrekt; en

b. bij het opstellen van het intern noodplan of een gewijzigd deel daarvan.

2. Over het intern noodplan of een gewijzigd deel daarvan worden ook geraadpleegd de werknemers van andere werkgevers die op basis van een langlopende overeenkomst tot

106 aanneming van werk in de Seveso-inrichting werkzaam zijn.

3. Op verzoek wordt inzage gegeven in het veiligheidsrapport en het intern noodplan aan:

a. de werknemers;

b. de bedrijfshulpverleners, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;

c. de externe hulpverleningsorganisaties, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder e, van de Arbeidsomstandighedenwet;

d. de deskundige werknemers en andere deskundige personen, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;

e. de deskundige personen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de

Arbeidsomstandighedenwet of een arbodienst als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, van die wet; en

f. de werkzame zelfstandige en de werkgever die zelf arbeid verricht binnen de Seveso-inrichting.

4. Het eerste lid, aanhef en onder a, en het derde lid, zijn alleen van toepassing voor de onderdelen 1, 2, onder b en d, 3, 4, en 5 van bijlage II bij de Seveso-richtlijn, die verband houden met de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de in de

Seveso-inrichting werkzame werknemers.

Artikel 4.24 (actuele lijst van de gevaarlijke stoffen)

1. Met het oog op het voorkomen van zware ongevallen en het beperken van de gevolgen ervan wordt voor een hogedrempelinrichting een actuele lijst bijgehouden van de

aanwezige gevaarlijke stoffen en stoffen die op basis van aard of hoeveelheid een risico vormen.

2. De lijst bevat gegevens over de aard, fysische vorm en hoeveelheid van de stoffen, bedoeld in het eerste lid.

3. Voor de hulpverleningsdiensten van de overheid zijn per stof, bedoeld in het eerste lid, onverwijld toegankelijk de volgende gegevens:

a. de chemische stofnaam of handelsnaam;

b. de hoeveelheid die ten hoogste aanwezig is;

c. het CAS-nummer of het veiligheidsinformatieblad;

d. het VN-nummer; en

e. het gevaarsidentificatienummer.

4. Als de gegevens, bedoeld in het derde lid, onder c, d of e, niet bestaan, zijn, naast de gegevens, bedoeld in het derde lid, onder a en b, gegevens beschikbaar over het gevaar voor een explosie, een brand en een toxische wolk.

Artikel 4.25 (openbaarmaking van gegevens)

1. Als gegevens als bedoeld in artikel 19.3, eerste lid, laatste zin, van de Wet milieubeheer worden aangewezen:

a. de lijst, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, onder c;

b. de lijst, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid; en

c. het veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 4.14, eerste lid.

2. Als ten aanzien van het veiligheidsrapport toepassing is gegeven aan artikel 19.3, eerste lid, eerste zin, van de Wet milieubeheer, wordt een aangepast veiligheidsrapport verstrekt, dat ten minste algemene gegevens en bescheiden over risico’s van zware ongevallen en de mogelijke gevolgen voor de gezondheid en het milieu bij een zwaar ongeval bevat.

3. Wanneer een aangepast veiligheidsrapport is verstrekt waaruit de beschrijving van bepaalde stoffen is weggelaten, worden die stoffen niet vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, onder c.

107 Artikel 4.26 (overgangsrecht: preventiebeleid)

Het preventiebeleid, bedoeld in artikel 4.10, is opgesteld binnen een jaar nadat artikel 4.10 van toepassing is geworden op de Seveso-inrichting, tenzij:

a. dit artikel van toepassing is geworden omdat de Seveso-inrichting in werking wordt gesteld; of

b. de Seveso-inrichting op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, een inrichting was als bedoeld in het Besluit risico’s zware ongevallen 2015.

Artikel 4.27 (overgangsrecht: veiligheidsrapport)

Het veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 4.14, eerste lid, is opgesteld binnen twee jaar nadat artikel 4.14 van toepassing is geworden op de Seveso-inrichting, tenzij:

a. dit artikel van toepassing is geworden omdat de Seveso-inrichting in werking wordt gesteld; of

b. de Seveso-inrichting op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, een hogedrempelinrichting was als bedoeld in het Besluit risico’s zware ongevallen 2015.

Artikel 4.28 (overgangsrecht: intern noodplan)

Het intern noodplan, bedoeld in artikel 4.22, eerste lid, is opgesteld en ingevoerd binnen twee jaar nadat artikel 4.22 van toepassing is geworden op de Seveso-inrichting, tenzij:

a. dit artikel van toepassing is geworden omdat de Seveso-inrichting in werking wordt gesteld; of

b. de Seveso-inrichting op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, een hogedrempelinrichting was als bedoeld in het Besluit risico’s zware ongevallen 2015.

§ 4.3 Grote stookinstallatie

Artikel 4.29 (toepassingsbereik)

1. Deze paragraaf is van toepassing op het exploiteren van een stookinstallatie, die een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer heeft, met uitzondering van:

a. een stookinstallatie voor het drogen of behandelen van voorwerpen of materialen door direct contact met verbrandingsgas;

b. technische voorzieningen voor de zuivering van afgassen door verbranding die niet als autonome stookinstallatie worden geëxploiteerd;

c. het regenereren van katalysatoren voor het katalytisch kraakproces;

d. het omzetten van zwavelwaterstof in zwavel;

e. reactoren die in de chemische industrie worden gebruikt;

f. cokesovens;

g. windverhitters van hoogovens;

h. technische voorzieningen die bij de voortstuwing van een voertuig, schip of vliegtuig worden gebruikt;

i. gasturbines en gasmotoren die op offshoreplatforms worden gebruikt; en

j. afvalverbrandingsinstallaties of afvalmeeverbrandingsinstallaties als bedoeld in paragraaf 4.4.

2. Voor de toepassing van deze paragraaf worden twee of meer stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 15 MW als één stookinstallatie aangemerkt en worden de nominale thermische ingangsvermogens opgeteld als:

108 a. de afgassen van die stookinstallaties via een schoorsteen worden afgevoerd; of

b. de afgassen op technisch en economisch aanvaardbare wijze via een schoorsteen kunnen worden afgevoerd.

3. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. grote stookinstallatie: een stookinstallatie als bedoeld in het eerste lid, ongeacht het type brandstof dat is toegepast; en

b. bestaande grote stookinstallatie: grote stookinstallatie die op 30 oktober 1999, volgens de regelgeving die toen gold, in bedrijf was, of waarvoor een vergunning was verleend en die uiterlijk op 30 oktober 2000 in gebruik is genomen.

Artikel 4.30 (aanwijzing modules: eindonderzoek bodem en bodembeschermende voorzieningen)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 4.29, wordt voldaan aan de regels over:

a. het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1; en b. bodembeschermende voorzieningen, bedoeld in paragraaf 5.4.2.

Artikel 4.31 (afbakening mogelijkheid maatwerk)

Met een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift worden de regels in deze paragraaf niet versoepeld, met uitzondering van de artikelen 4.34, 4.36, 4.45, 4.55 en 4.57.

Artikel 4.32 (lucht: toepassing emissiegrenswaarden)

1. Met het oog op het beperken van verontreiniging van de lucht zijn de

emissiegrenswaarden in de artikelen 4.34, 4.36, 4.38 en 4.39 van toepassing op de emissies in de lucht afkomstig van alle gemeenschappelijke schoorstenen in relatie tot het totale nominale thermische ingangsvermogen van de gehele grote stookinstallatie.

2. Bij een uitbreiding van een bestaande grote stookinstallatie zijn de emissiegrenswaarden voor grote stookinstallaties van toepassing op de emissies afkomstig van het uitgebreide gedeelte van de bestaande grote stookinstallatie waarop de wijziging betrekking heeft. De emissiegrenswaarden worden vastgesteld op grond van het totale nominale thermische ingangsvermogen van de gehele grote stookinstallatie.

3. Bij een wijziging van een bestaande grote stookinstallatie die gevolgen kan hebben voor het milieu en die betrekking heeft op een gedeelte van een bestaande grote stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer, zijn de

emissiegrenswaarden voor grote stookinstallaties van toepassing op de emissies afkomstig van het gedeelte van de bestaande grote stookinstallatie dat is gewijzigd in verhouding tot het totale nominale thermische ingangsvermogen van de gehele grote stookinstallatie.

4. Alle emissiegrenswaarden zijn betrokken op een volumegehalte aan zuurstof van:

a. 6% in afgas, als het gaat om een grote stookinstallatie voor vaste brandstoffen;

b. 15% in afgas, als het gaat om een gasturbine of een gasmotor; en c. 3% in afgas, als het gaat om een andere grote stookinstallatie.

Artikel 4.33 (lucht: afgassen afvoeren)

Met het oog op het beschermen van de gezondheid en het milieu worden afgassen op een gecontroleerde wijze door de schoorsteen afgevoerd waarvan de hoogte op berekeningen is gebaseerd.

Artikel 4.34 (lucht: emissie zwaveldioxide)

Voor de emissie in de lucht zijn de emissiegrenswaarden voor zwaveldioxide, de waarden, bedoeld in tabel 4.34, gemeten in een continue of periodieke meting.

109 Tabel 4.34 Emissiegrenswaarden zwaveldioxide

Type brandstof Emissiegrenswaarde in

mg/Nm3 Vaste of vloeibare brandstoffen met een totaal nominaal thermisch

vermogen van 50–300 MW

200

Vaste of vloeibare brandstoffen met een totaal nominaal thermisch vermogen van meer dan 300 MW

150

Gasvormige brandstoffen: vloeibaar gemaakt gas 5

Gasvormige brandstoffen: cokesovengas 400

Gasvormige brandstoffen: hoogovengas 150

Gasvormige brandstoffen: andere gasvormige brandstoffen 35

Artikel 4.35 (lucht: afbakening mogelijkheid maatwerk zwaveldioxide)