• No results found

(water: plantaardige of oplosmiddelvrije ontkistingsmiddelen) Er worden alleen plantaardige of oplosmiddelvrije ontkistingsmiddelen gebruikt, tenzij dat

redelijkerwijs niet mogelijk is.

Artikel 4.158 (water: lozingsroutes)

1. Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater wordt het te lozen afvalwater afkomstig van het uitwassen van beton geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.

2. Het afvalwater kan ook worden geloosd in een vuilwaterriool als de afstand tot het dichtstbijzijnde oppervlaktewaterlichaam meer dan 40 m is, gerekend vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt.

3. Als een maatwerkvoorschrift is gesteld waarin een andere lozingsroute is toegestaan,

143 wordt het te lozen afvalwater, bedoeld in het eerste lid, geloosd op een

oppervlaktewaterlichaam of via die andere route.

Artikel 4.159 (water: emissiegrenswaarden lozing op een oppervlaktewaterlichaam)

Voor het afvalwater dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam is de

emissiegrenswaarde voor onopgeloste stoffen 100 mg/l, en voor chemisch zuurstofverbruik 200 mg/l, gemeten in een steekmonster.

Artikel 4.160 (water: emissiegrenswaarde lozing in een vuilwaterriool)

Voor het afvalwater dat wordt geloosd in een vuilwaterriool is de emissiegrenswaarde voor onopgeloste stoffen 300 mg/l, gemeten in een steekmonster.

Artikel 4.161 (water: meetmethoden)

1. Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.

2. Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.

3. Op het analyseren van een monster is van toepassing:

a. voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872; en

b. voor chemisch zuurstofverbruik: NEN 6633 of NEN-ISO 15705.

Artikel 4.162 (water: riooltekening)

Er is een tekening beschikbaar waarop is aangegeven:

a. op welke punten welk afvalwater wordt geloosd;

b. of de punten waarop afvalwater wordt geloosd zijn aangesloten op het eigen vuilwaterriool of een schoonwaterriool; en

c. op welke lozingsroutes het eigen vuilwaterriool en een schoonwaterriool uitkomen.

§ 4.10 Grafische processen

Artikel 4.163 (toepassingsbereik)

Deze paragraaf is van toepassing op het uitvoeren van de volgende grafische processen:

a. heatsetrotatieoffset;

b. illustratiediepdruk;

c. rotatiediepdruk;

d. rotatiezeefdruk;

e. flexodruk;

f. zeefdruk;

g. vellenoffset;

h. het mengen van inkten, verdunningsmiddelen, reinigingsmiddelen en toevoegingsmiddelen;

i. het destilleren van oplosmiddelresten; en

j. het spoelen van verpakkingen van inkten, verdunningsmiddelen, reinigingsmiddelen en toevoegingsmiddelen.

Artikel 4.164 (melding)

1. Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 4.163, te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.

2. Dit artikel is niet van toepassing als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in hoofdstuk 3.

144 Artikel 4.165 (aanwijzing modules: eindonderzoek bodem en

bodembeschermende voorzieningen)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 4.163, wordt voldaan aan de regels over:

a. het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1; en b. bodembeschermende voorzieningen, bedoeld in paragraaf 5.4.2.

Artikel 4.166 (geen gebruik chroom en bepaalde reinigingsmiddelen)

Met het oog op het beschermen van de gezondheid en het beschermen van het milieu worden:

a. geen hulpstoffen met chroom gebruikt; en

b. bij zeefdruk alleen reinigingsmiddelen met een vlampunt van hoger dan 55 °C gebruikt.

Artikel 4.167 (externe veiligheid: destillatie oplosmiddelresten)

Met het oog op het waarborgen van de veiligheid worden oplosmiddelresten gedestilleerd in een brandcompartiment.

Artikel 4.168 (bodem: bodembeschermende voorziening)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem met inkten, verdunningsmiddelen, reinigingsmiddelen en toevoegingsmiddelen worden grafische processen boven een aaneengesloten bodemvoorziening uitgevoerd.

Artikel 4.169 (water: werkinstructie en voorzieningen afvalwater) 1. Met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een

oppervlaktewaterlichaam en de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater:

a. is er een werkinstructie over het voorkomen van verontreiniging van afvalwater opgesteld; en

b. zijn voorzieningen aanwezig die zijn afgestemd op de werkzaamheden die worden verricht.

2. In de werkinstructie is in ieder geval opgenomen:

a. welke werkwijze wordt gevolgd bij het reinigen van de installaties voor grafische processen; en

b. welke werkwijze wordt gevolgd en welke maatregelen worden getroffen om het lozen van stoffen te beperken.

Artikel 4.170 (water: maatregelen bij zeefdrukken)

1. Met het oog op het beperken van verontreiniging van het afvalwater wordt bij zeefdrukken:

a. bij het reinigen van zeefdrukramen, inkt in stappen verwijderd; en

b. het verwijderen van inkt en het strippen van het sjabloon procesmatig gescheiden.

2. Aan het eerste lid, onder b, wordt in ieder geval voldaan als inkt aan de

zeefdrukmachine wordt verwijderd en een automatische drukvormwasinstallatie of een drukvormspoelmeubel wordt gebruikt.

Artikel 4.171 (water: alleen naspoelwater lozen)

Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater wordt alleen het naspoelwater afkomstig van het polijsten, ontvetten of ontwikkelen van zeefdrukgaas of het strippen van een sjabloon geloosd.

145 Artikel 4.172 (water: lozingsroute naspoelwater)

1. Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater wordt het te lozen naspoelwater geloosd in een vuilwaterriool.

2. Als een maatwerkvoorschrift is gesteld waarin een andere lozingsroute is toegestaan, wordt het te lozen naspoelwater geloosd in een vuilwaterriool of via die andere route.

Artikel 4.173 (water: riooltekening)

Er is een tekening beschikbaar waarop is aangegeven:

a. op welke punten welk afvalwater wordt geloosd;

b. of de punten waarop afvalwater wordt geloosd zijn aangesloten op het eigen vuilwaterriool of een schoonwaterriool; en

c. op welke lozingsroutes het eigen vuilwaterriool en een schoonwaterriool uitkomen.

Artikel 4.174 (lucht: emissie totaal stof bij het bedrukken met vellenoffset) 1. Voor de emissie in de lucht bij het bedrukken met vellenoffset is de emissiegrenswaarde van totaal stof 5 mg/Nm3, gemeten in een eenmalige meting.

2. Het eerste lid is niet van toepassing als de emissie van totaal stof niet meer is dan 100 kg/jaar.

3. Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan als:

a. de emissies door een geschikte filtrerende afscheider worden gevoerd; of b. het gebruik van anti-smetpoeder niet meer is dan 500 kg/jaar.

Artikel 4.175 (lucht: meetmethoden bij het bedrukken met vellenoffset)

1. Op het uitvoeren van emissiemetingen van totaal stof is NEN-EN 15259 van toepassing.

2. Op het uitvoeren van een eenmalige meting is voor totaal stof NEN-EN 13284-1 van toepassing.

Artikel 4.176 (lucht: meetplicht en uitzondering meetplicht bij het bedrukken met vellenoffset)

1. Er wordt gemeten of aan de emissiegrenswaarde voor totaal stof wordt voldaan.

2. Het eerste lid is niet van toepassing als een maatregel, bedoeld in artikel 4.174, derde lid, wordt getroffen.

Artikel 4.177 (lucht: eenmalige meting bij het bedrukken met vellenoffset) 1. De eenmalige meting bestaat uit drie deelmetingen van ten minste 15 minuten en ten hoogste een half uur. Dit geldt niet als een langere bemonsteringstijd voortvloeit uit de meetmethode of de wijze van bemonsteren.

2. Het resultaat van de eenmalige meting zijn de gevalideerde meetresultaten. Dat zijn de meetresultaten van de deelmetingen, verminderd met de aangetoonde meetonzekerheid, die niet meer is dan 30% van de emissiegrenswaarde.

3. De meetonzekerheid wordt bepaald op basis van het 95%-betrouwbaarheidsinterval van individuele metingen.

4. De meting wordt verricht door een laboratorium met een accreditatie volgens NEN-EN-ISO 17025 voor de norm die volgens artikel 4.175 van toepassing is op de stof die wordt gemeten.

Artikel 4.178 (lucht en geur: afvoeren emissies bij alle grafische processen)