• No results found

Artikel 3.49 (uitsluiten algemene regels en gegevens en bescheiden voor complexe bedrijven)

De bepalingen over het aanwijzen van algemene regels en het verstrekken van gegevens en bescheiden bij milieubelastende activiteiten in de afdelingen 3.4 tot en met 3.11 zijn niet van toepassing op een activiteit die is aangewezen in deze afdeling.

§ 3.3.1 Seveso-inrichting

Artikel 3.50 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 2.1 wordt aangewezen het exploiteren van een Seveso-inrichting, als een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de Seveso-richtlijn aanwezig is of mag zijn of kan ontstaan bij verlies van controle over de processen, in een hoeveelheid van ten minste de drempelwaarde, bedoeld in bijlage I, deel 1, of deel 2, bij de Seveso-richtlijn, met inachtneming van de

aantekeningen bij die bijlage.

2. Onder de aanwijzing vallen niet:

a. milieubelastende activiteiten door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke

23 krijgsmacht op militaire terreinen of terreinen met een militair object als bedoeld in artikel 5.150, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving;

b. het voor het vervoer van goederen opslaan van gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de Seveso-richtlijn voor korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger;

c. het exploiteren van een buisleiding voor gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de richtlijn, met de voorzieningen die daarbij horen, buiten een Seveso-inrichting;

d. het opsporen en winnen van delfstoffen;

e. het ondergronds opslaan van gas in de Noordzee; en

f. het storten van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen op een stortplaats, met inbegrip van het ondergronds opslaan van afvalstoffen, met uitzondering van:

1°. chemische en thermische verwerkingsactiviteiten en opslag die daarmee samenhangt, waarbij gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de Seveso-richtlijn, zijn betrokken; en

2°. operationele voorzieningen voor het zich ontdoen van residuen die gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de Seveso-richtlijn, bevatten.

Artikel 3.51 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.50.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteit, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.52 (algemene regels)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.50, wordt voldaan aan de regels over:

a. een Seveso-inrichting, bedoeld in paragraaf 4.2; en

b. het exploiteren van een benzineterminal, bedoeld in paragraaf 4.105.

Artikel 3.53 (wijziging Seveso-richtlijn)

In aanvulling op artikel 23.2 van de wet geldt een wijziging van bijlage I bij de Seveso-richtlijn voor de toepassing van deze paragraaf met ingang van de dag waarop aan die wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de

Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

§ 3.3.2 Grootschalige energieopwekking

Artikel 3.54 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 2.1 wordt aangewezen het

exploiteren van een ippc-installatie voor het stoken, bedoeld in categorie 1.1 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die dat exploiteren functioneel ondersteunen.

Artikel 3.55 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

24 omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de

milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.54.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteit, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.56 (algemene regels)

1. Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.54, wordt voldaan aan de regels over het exploiteren van een afvalverbrandingsinstallatie of

afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.4.

2. Ook wordt voldaan aan de regels over:

a. het PRTR-verslag, bedoeld in paragraaf 5.3.1; en

b. het emitteren van zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3.

§ 3.3.3 Raffinaderij

Artikel 3.57 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 2.1 wordt aangewezen het exploiteren van een ippc-installatie voor het raffineren van aardolie en gas, bedoeld in categorie 1.2 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die dat exploiteren functioneel ondersteunen.

Artikel 3.58 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.57.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteit, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.59 (algemene regels)

1. Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.57, wordt voldaan aan de regels over:

a. het exploiteren van een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.4;

ab. de clausinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.6; en

bc. het exploiteren van een benzineterminal, bedoeld in paragraaf 4.105.

2. Ook wordt voldaan aan de regels over:

a. het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;

b. het PRTR-verslag, bedoeld in paragraaf 5.3.1;

c. het emitteren van zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en

d. emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, als het niet gaat om een activiteit als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met cb.

§ 3.3.4 Maken van cokes

25 Artikel 3.60 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 2.1 wordt aangewezen het

exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van cokes, bedoeld in categorie 1.3 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die dat exploiteren functioneel ondersteunen.

Artikel 3.61 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.60.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteit, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.62 (algemene regels)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.60, wordt voldaan aan de regels over:

a. het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;

b. het PRTR-verslag, bedoeld in paragraaf 5.3.1;

c. het emitteren van zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en d. emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4.

§ 3.3.5 Vergassen of vloeibaar maken van steenkool of andere brandstoffen Artikel 3.63 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen:

a. het exploiteren van een ippc-installatie voor het vergassen of vloeibaar maken van steenkool of andere brandstoffen, bedoeld in categorie 1.4 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

b. het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het vergassen of vloeibaar maken van steenkool of andere brandstoffen;

c. het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het briketteren of walsen van steenkool of bruinkool; en

d. het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het maken van steenkoolproducten of vaste rookvrije brandstof.

2. De aanwijzing omvat ook milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die dat exploiteren functioneel ondersteunen.

Artikel 3.64 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.63.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in het eerste lid.

26 Artikel 3.65 (algemene regels)

1. Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.63, wordt voldaan aan de regels over het exploiteren van een afvalverbrandingsinstallatie of

afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.4.

2. Ook wordt voldaan aan de regels over:

a. het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;

b. het PRTR-verslag, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het vergassen of vloeibaar maken van steenkool;

c. het emitteren van zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en

d. emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, als het niet gaat om het exploiteren van een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.4.

§ 3.3.6 Basismetaal

Artikel 3.66 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen:

a. het exploiteren van een ippc-installatie voor het roosten of sinteren van ertsen, bedoeld in categorie 2.1 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

b. het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van ijzer of staal, bedoeld in categorie 2.2 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

c. het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het maken van ijzer of staal;

d. het exploiteren van een ippc-installatie voor het verwerken van ferrometalen door warmwalsen, smeden met hamers of het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal, bedoeld in categorie 2.3 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

e. het exploiteren van een ippc-installatie voor het smelten of gieten van ferrometalen, bedoeld in categorie 2.4 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

f. het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het smelten of gieten van ferrometalen; en

g. het exploiteren van een ippc-installatie voor het winnen van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen, het smelten, met inbegrip van het legeren, en het gieten van non-ferrometalen, bedoeld in categorie 2.5 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die dat exploiteren functioneel ondersteunen.

Artikel 3.67 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.66.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.68 (algemene regels)

1. Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.66, wordt voldaan aan de regels over:

27 a. het exploiteren van een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.4; en

b. een oplosmiddeleninstallatie, bedoeld in paragraaf 4.34.

2. Ook wordt voldaan aan de regels over:

a. het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;

b. het PRTR-verslag, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 2.1 tot en met 2.6 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

c. het emitteren van zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en

d. emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, als het niet gaat om een activiteit als bedoeld in het eerste lid, onder a en b.

§ 3.3.7 Complexe minerale industrie

Artikel 3.69 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen:

a. het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van cement, cementklinkers, ongebluste kalk en magnesiumoxide, bedoeld in categorie 3.1 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

b. het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het maken van cement, cementklinkers, ongebluste kalk en magnesiumoxide;

c. het exploiteren van een ippc-installatie voor het winnen van asbest of het maken van asbestproducten, bedoeld in categorie 3.2 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

d. het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van glas, met inbegrip van het maken van glasvezels, bedoeld in categorie 3.3 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

e. het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het maken van glas, met inbegrip van het maken van glasvezels;

f. het exploiteren van een ippc-installatie voor het smelten van minerale stoffen, en het maken van mineraalvezels, glazuren of emailles, bedoeld in categorie 3.4 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

g. het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het smelten van minerale stoffen, en het maken van mineraalvezels, glazuren of emailles; en

h. het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van koolstof of elektrografiet door verbranding of grafitisering, bedoeld in categorie 6.8 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die dat exploiteren functioneel ondersteunen.

Artikel 3.70 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.69.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.71 (algemene regels)

28 1. Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.69, wordt voldaan aan de regels over het exploiteren van een afvalverbrandingsinstallatie of

afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.4.

2. Ook wordt voldaan aan de regels over:

a. het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;

b. het PRTR-verslag, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 3.1 tot en met 3.5 of 6.8 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

c. het emitteren van zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en

d. emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, als het niet gaat om het exploiteren van een afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.4.

§ 3.3.8 Basischemie

Artikel 3.72 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen:

a. het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van organisch-chemische producten, bedoeld in categorie 4.1 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

b. het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van anorganisch-chemische producten, bedoeld in categorie 4.2 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

c. het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van fosfaathoudende,

stikstofhoudende of kaliumhoudende meststoffen, bedoeld in categorie 4.3 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

d. het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van producten voor

gewasbescherming of van biociden, bedoeld in categorie 4.4 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

e. het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van farmaceutische producten, bedoeld in categorie 4.5 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies; en

f. het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van explosieven, bedoeld in categorie 4.6 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die dat exploiteren functioneel ondersteunen.

Artikel 3.73 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.72.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.74 (algemene regels)

1. Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.72, wordt voldaan aan de regels over:

a. het exploiteren van een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.4;

ab. het maken van titaandioxide, bedoeld in paragraaf 4.5; en bc. een oplosmiddeleninstallatie, bedoeld in paragraaf 4.34.

29 2. Ook wordt voldaan aan de regels over:

a. het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;

b. het PRTR-verslag, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 4.1 tot en met 4.6 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

c. het emitteren van zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en

d. emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, als het niet gaat om een activiteit als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met cb.

§ 3.3.9 Complexe papierindustrie, houtindustrie, en textielindustrie Artikel 3.75 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen:

a. het exploiteren van een ippc-installatie voor het maken van papierstof, papierpulp, papier, karton, of oriented strand board, spaanplaat of vezelplaat van hout, bedoeld in categorie 6.1 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies; en

b. het exploiteren van een ippc-installatie voor het voorbehandelen of het verven van textielvezels of textiel, bedoeld in categorie 6.2 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die dat exploiteren functioneel ondersteunen.

Artikel 3.76 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.75.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.77 (algemene regels)

1. Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.75, wordt voldaan aan de regels over:

a. het exploiteren van een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.4; en

b. een oplosmiddeleninstallatie, bedoeld in paragraaf 4.34.

2. Ook wordt voldaan aan de regels over:

a. het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;

b. het PRTR-verslag, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 6.1 of 6.2 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

c. het emitteren van zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en

d. emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, als het niet gaat om een activiteit als bedoeld in het eerste lid, onder a en b.

§ 3.3.10 Afvalbeheer ippc-installaties

30 Artikel 3.78 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

1. Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen:

a. het exploiteren van een ippc-installatie voor het verwijderen of nuttig toepassen van gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in categorie 5.1 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

b. het exploiteren van een ippc-installatie voor het verwijderen of nuttig toepassen van ongevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in categorie 5.3 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;

c. het exploiteren van een ippc-installatie voor het tijdelijk opslaan van gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in categorie 5.5 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies; en d. het exploiteren van een ippc-installatie voor het ondergronds opslaan van gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in categorie 5.6 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.

2. De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die dat exploiteren functioneel ondersteunen.

Artikel 3.79 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.78.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder

omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.80 (algemene regels)

Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.78, wordt voldaan aan de regels over:

a. het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;

b. het PRTR-verslag, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om:

1°. het nuttig toepassen of verwijderen van gevaarlijk afval als per dag 10 ton of meer gevaarlijk afval wordt ontvangen; en

2°. het verwijderen van niet-gevaarlijk afval bij een capaciteit van 50 ton of meer per dag;

2°. het verwijderen van niet-gevaarlijk afval bij een capaciteit van 50 ton of meer per dag;