• No results found

– Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag

1. De examinator stelt binnen 10 werkdagen na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en administreert het resultaat in Osiris.

2. De examinator stelt binnen 15 werkdagen na het afnemen van een schriftelijk tentamen de uitslag vast en administreert het resultaat in Osiris.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid stelt de examinator de resultaten van tentamens en herkansingen van periode 4 vast binnen 5 werkdagen na afloop van de betreffende tentamenperiode.

4. De begeleider van het bachelorwerkstuk stelt het eindcijfer van dit onderdeel vast binnen de het tweede lid genoemde termijn.

5. Ten aanzien van een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamens bepaalt de examencommissie c.q. de examinator tevoren binnen welke termijn en op welke wijze de student een schriftelijke verklaring van de uitslag zal ontvangen.

6. Eindresultaten van examenonderdelen worden uitgedrukt in hele of halve cijfers waarbij 6,0 als laagste voldoende geldt. Daarbij gelden de volgende afrondingsregels:

- Tot .,25 wordt naar beneden afgerond op .,0 - Van .,25 tot .,75 wordt afgerond op .,5 - Vanaf .,75 wordt naar boven afgerond op .,0

Bij afronding worden cijfers na de tweede decimaal genegeerd.

7. In afwijking van het bepaalde in het zesde lid wordt een einduitslag niet vastgesteld op 5,5. Een gemiddelde tussen 5,5 en 6,0 wordt afgerond naar 6,0. Een gemiddelde tussen 5,0 tot 5,5 wordt afgerond naar 5,0. Bij afronding worden cijfers na de eerste decimaal genegeerd.

8. Resultaten van deeltentamens mogen wel worden uitgedrukt in cijfers met 1 decimaal. Bij afronding worden cijfers na de eerste decimaal genegeerd.

- 6 - Artikel 14 – Inzagerecht en nabespreking

1. Na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt een nabespreking plaats tussen de examinator en de student, waarbij de gegeven uitslag nader wordt toegelicht.

2. Binnen een termijn van 4 weken na de bekendmaking van de uitslag van een anders dan

mondeling afgelegd tentamen kan de student op zijn verzoek inzage verkrijgen in zijn beoordeeld werk en aan de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip.

3. De examinator kan bepalen dat de inzage of kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het tweede lid genoemde termijn.

4. In verband met de beperkte tijd tussen tentamenperiode 4 en herkansingsperiode 4 en tussen herkansingsperiode 4 en het uitbrengen van het bindend studieadvies, vindt inzage van een tentamen uit deze periodes plaats op de dag van bekendmaking van de betreffende resultaten.

Waar het herkansingsperiode 4 betreft kan een uitzondering gemaakt worden voor postpropedeuseonderdelen.

5. Indien een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de student een verzoek als bedoeld in het tweede lid pas indienen, wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve bespreking aanwezig te zijn.

6. Het bepaalde in het vijfde lid is ook van toepassing wanneer de examencommissie dan wel de examinator aan de student de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met

modelantwoorden.

7. Gedurende de in het tweede lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het tentamen en zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.

Artikel 15 – Vrijstelling van tentamens

1. De examencommissie kan de student op diens verzoek vrijstelling verlenen van het afleggen van een tentamen (met inachtneming van hetgeen hieronder in lid 3 is vermeld), indien de student:

a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid;

b. hetzij aantoont door relevante werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken met betrekking tot het desbetreffende onderdeel.

2. Om in aanmerking te komen voor een bachelordiploma kan een student voor maximaal de helft van het aantal studiepunten van een examen vrijgesteld worden.

3. Vrijstelling van het bachelorwerkstuk van 10 ec kan alleen worden verkregen indien een student een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire opleiding heeft voltooid.

Artikel 16 – Fraude en Plagiaat

1. Wanneer een docent of surveillant tijdens een tentamen of bij het nakijken van een tentamen of een werkstuk fraude, plagiaat of andere onregelmatigheden constateert of vermoedt, deelt hij dit schriftelijk mede aan de examencommissie van de betrokken opleiding en aan de betrokken student.

2. De examencommissie beslist vervolgens binnen 10 werkdagen over de eventueel te nemen maatregelen. De examencommissie beslist niet dan nadat de student die het betreft door haar is

- 7 -

gehoord, of althans daartoe in de gelegenheid is gesteld. Van het horen wordt een schriftelijk verslag gemaakt.

3. In geval van fraude tijdens het tentamen wordt de student uitgesloten van (verdere) deelname aan het tentamen. Uitsluiting heeft tot gevolg dat van het betreffende tentamen geen uitslag wordt vastgesteld.

4. Conform artikel 7.12b, lid 2 van de wet kunnen de door de examencommissie in geval van fraude of plagiaat te nemen maatregelen inhouden dat de student gedurende een door de

examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste 12 maanden het recht wordt ontnomen één of meer aan te wijzen tentamens en/of examens aan de instelling af te leggen.

5. In aansluiting op de in lid 3 genoemde maatregelen kan een examencommissie in geval van plagiaat de student de verplichting opleggen een nieuw werkstuk te schrijven over een door de voor het examenonderdeel verantwoordelijke docent vast te stellen onderwerp.

Artikel 17 – Bewaartermijnen

De examinator bewaart de tentamens en andere onderdelen die meetellen bij de bepaling van de uitslag zoals werkstukken, opdrachten en dergelijke, ten minste twee jaar nadat het tentamen heeft

plaatsgevonden. Bachelorwerkstukken dienen gedurende ten minste zeven jaar bewaard te blijven.

Artikel 18 – Uitslag examen

1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, nadat de student de vereiste bewijzen heeft overgelegd van de door hem behaalde tentamens van de onderdelen van de opleiding.

2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding.

Artikel 19 – Judicium

1. Met inachtneming van het in dit artikel bepaalde is de examencommissie het orgaan dat vaststelt of een, en zo ja welk, judicium wordt toegekend.

2. Het judicium

a. "cum laude" wordt toegekend indien de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in de lid 3 bedoelde onderdelen groter is dan of gelijk is aan 8,0, of

b. "summa cum laude" wordt toegekend indien de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in de lid 3 bedoelde onderdelen groter is dan of gelijk is aan 9,0.

3. Het judicium wordt berekend over alle onderdelen van het examenprogramma waarvoor een cijfer is toegekend op een schaal van 1 tot en met 10, met uitzondering van de extracurriculaire

onderdelen.

4. Als weegfactor bij de berekening van de gewogen gemiddelde uitslag, geldt het aantal ec's van het onderdeel als bedoeld in lid 3, tenzij in het opleidingsspecifieke deel anders is bepaald.

5. Het judicium wordt niet toegekend indien meer dan 10 procent van de totale studielast van het examenprogramma (zijnde een of meer onderdelen) is herkanst en als tentamens meer dan éénmaal zijn herkanst, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie om gemotiveerd anders te beslissen.

6. Het judicium wordt niet toegekend indien bij een van de onderdelen van het gehele examenprogramma fraude is geconstateerd.

7. In afwijking van het hierboven bepaalde geldt tot en met 1 september 2018 voor studenten die vanaf 1 september 2010 ononderbroken voor de opleiding staan ingeschreven, de

judiciumregeling zoals die gold op 1 september 2014.

- 8 - Artikel 20 – Volgorde onderwijs en tentamens

Studenten die vanaf 1 september 2011 voor het eerst in de propedeuse van een letterenopleiding staan ingeschreven en die het propedeutisch examen nog niet hebben behaald, maar wel een positief studieadvies als bedoeld in paragraaf 4 hebben gekregen, mogen postpropedeutisch onderwijs volgen en de desbetreffende tentamens afleggen met inachtneming van de geldende volgtijdelijkheid zoals beschreven in deel 2 van deze regeling.

Artikel 21 – Graad

1. Aan degene die het bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Bachelor of Arts” (BA) verleend.

2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.

Artikel 22 – Regels en richtlijnen

1. Het faculteitsbestuur heeft in het bijzonder tot taak het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens.

2. In het Reglement Examencommissie Faculteit der Letteren stelt het faculteitsbestuur regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen.

3. Het faculteitsbestuur kan aan de examinatoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene die het tentamen aflegt en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van het tentamen.

Paragraaf 4 – Studievoortgang, studiebegeleiding en studieadvies

Artikel 23 – Studievoortgang en studiebegeleiding

1. De decaan draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat aan elke student desgevraagd binnen een redelijke termijn een overzicht kan worden verschaft van de op dat moment in het systeem vastgelegde behaalde resultaten.

2. De decaan draagt zorg voor een adequate studiebegeleiding Artikel 24 – Studieadvies eerste jaar

1. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt namens de decaan aan het einde van het eerste studiejaar waarin een student staat ingeschreven voor de propedeutische fase van een voltijdse bacheloropleiding, uiterlijk op 31 augustus, een advies uit over de voortzetting van de opleiding, zoals bedoeld in artikel 7.8b van de wet.

2. De propedeutische fase van de opleiding omvat het programma van het eerste studiejaar van de bacheloropleiding met een studielast van 60 ec.

3. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt een positief advies uit aan de student die ten minste 40 ec van de in het tweede lid bedoelde propedeutische fase heeft behaald.

4. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt aan de student die niet voldoet aan de voorwaarde genoemd in het derde lid een negatief studieadvies uit, tenzij er sprake is van bijzondere

persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 26. Aan het negatieve studieadvies wordt een bindende afwijzing verbonden.

5. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt een voornemen inzake een bindend afwijzend studieadvies ter kennis van de student en stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord, voordat het bindend afwijzende studieadvies wordt uitgebracht.

- 9 -

6. Om te bepalen of het aantal vereiste studiepunten bedoeld in het derde lid is behaald, worden studiepunten toegekend voor vrijstellingen, niet meegerekend. De examencommissie kan bij het verlenen van de vrijstellingen anders bepalen en vervangende of aanvullende eisen stellen.

7. Het horen van studenten geschiedt door de Commissie Studieadvies Eerste Jaar.

8. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar verstrekt aan studenten die worden ingeschreven na 31 januari het bindend studieadvies aan het eind van het tweede studiejaar. De commissie

Studieadvies Eerste Jaar brengt enkel dan een positief advies uit indien de propedeuse is behaald.

9. De decaan is bevoegd nadere regels vast te stellen voor studenten die zijn ingeschreven voor een bij of krachtens deze Onderwijs- en Examenregeling erkende dubbelstudie.

10. Studenten die de inschrijving beëindigen vóór 1 maart ontvangen dat studiejaar geen studieadvies.

Indien zij zich het daarop volgende studiejaar opnieuw inschrijven voor deze opleiding ontvangen zij het bindend studieadvies aan het einde van het tweede inschrijvingsjaar. Het bepaalde in de laatste volzin van het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

11. Tegen de bindende afwijzing kan een student binnen zes weken beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens. Het beroep heeft geen schorsende werking.

Artikel 25 – Voorlopig advies

1. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt na afloop van het eerste semester aan de student een voorlopig studieadvies uit op basis van de tot dan toe geregistreerde resultaten.

2. Het voorlopige studieadvies is vooral als waarschuwing bedoeld voor studenten die onvoldoende studievoortgang hebben geboekt. De daarvoor in aanmerking komende studenten worden

uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur om te bezien op welke wijze het

studieresultaat kan worden verbeterd dan wel welke andere opleiding een alternatief zou kunnen zijn.

Artikel 26 – Persoonlijke omstandigheden

1. Bij het besluit betreffende de bindende afwijzing betrekt de commissie studieadvies eerste jaar in de afweging de persoonlijke omstandigheden bedoeld in artikel 2.1. van het Uitvoeringsbesluit WHW, voor zover deze omstandigheden onverwijld door of namens betrokkene zijn gemeld aan de studieadviseur, een studentendecaan of een andere daartoe aangewezen persoon. Aan de student kan worden gevraagd het beroep op persoonlijke omstandigheden nader te onderbouwen of aannemelijk te maken.

2. Als persoonlijke omstandigheden komen uitsluitend in aanmerking de omstandigheden die bij of krachtens de wet zijn genoemd.

3. Indien op grond van het eerste lid nog geen negatief advies wordt uitgebracht met een bindende afwijzing, brengt de Commissie Studieadvies Eerste Jaar voor het einde van het tweede studiejaar alsnog een studieadvies uit zoals bedoeld in de laatste volzin van artikel 24, lid 8.

Artikel 27 – Duur afwijzing

Studenten die een negatief bindend studieadvies hebben ontvangen mogen zich gedurende een periode van drie jaren niet meer inschrijven voor de desbetreffende bacheloropleiding, dan wel voor door de decaan aan te wijzen bacheloropleidingen die de desbetreffende propedeutische fase geheel of gedeeltelijk gemeen hebben.

Artikel 28 – Hardheidsclausule bindend studieadvies

In bijzondere gevallen, kan de decaan, gehoord de commissie studieadvies eerste jaar, besluiten aan een negatief advies (nog) geen bindende afwijzing te verbinden.

- 10 - Paragraaf 5 – Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29 – Honours Programma en Honours Academy

Excellente bachelorstudenten van de letterenfaculteit kunnen deelnemen aan het interdisciplinaire Honours Programma of de disciplinaire programma’s van de Radboud Honours Academy.

Artikel 30 – Bekendmaking

De onderwijsdirecteur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van wijzigingen hierin.

Artikel 31 – Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015.

Aldus vastgesteld bij besluit van de decaan van de Faculteit der Letteren op 31 juli 2015.

- 11 -

Deel 2: Opleidingsspecifiek

Paragraaf 6 – Algemene bepalingen

Artikel 32 – Toepasselijkheid algemeen deel

Op deze bacheloropleiding is het bepaalde in het Algemeen Deel van dit reglement van toepassing voor zover daarvan in de navolgende bepalingen niet wordt afgeweken.

Artikel 33 – Specifieke eindtermen

Conform het bepaalde in artikel 4 beoogt de opleiding de student kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van de Duitse Taal en Cultuur, zodat deze na voltooiing van de opleiding beschikt over een adequate academische vorming, voorbereid is op een maatschappelijke functie in het verlengde van de opleiding en op een verdere studieloopbaan met het recht op toegang tot de

masteropleiding Europese Studies, specialisatie Nederland-Duitsland-Studies (Deze master kent een toelatingsprocedure) of specialisaties van de masteropleidingen Letterkunde en Taalwetenschappen zoals genoemd in de betreffende OER-en.

Artikel 34 – Taal

1. De opleiding wordt in beginsel verzorgd in de Duitse taal

2. Voor deelname aan het onderwijs en tentamens is een voldoende beheersing van de Duitse taal in woord en geschrift gewenst. Hieraan is in ieder geval voldaan wanneer de student:

- in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs met als examenvak Duits; of

- het Duits beheerst op het niveau van tenminste B2 volgens het CEFR

3. Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens in het Nederlands is een voldoende beheersing van het Nederlands vereist. Aan deze eis is voldaan indien de student ofwel:

a. in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, behaald aan een Nederlandstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland, ofwel

b. in het bezit is van een diploma hoger beroepsonderwijs van een dergelijke instelling, ofwel

c. in het bezit is van een toelatingsverklaring tot het wetenschappelijk onderwijs in Nederland, ofwel

d. In het bezit is van een van de hierna te noemen diploma’s of certificaten:

i. het diploma van het Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma II (NT2-II)

ii. het RU-certifcaat Nederlands als tweede taal (RU-NT2);

iii. het Certificaat Nederlands als vreemde taal, profiel Academische Taalvaardigheid óf profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs;

iv. International Baccalaureate: Nederlands als Language A of Language B (Higher Level);

v. Europees Baccalaureaat: Nederlands als tweede taal;

vi. Verenigd Koninkrijk: Nederlands op GCE A-level (vanaf 1998);

vii. International GCSE First Language;

viii. Duitsland: Zeugnis der Allgemeinen Hochschulreife met Nederlands als Leistungs- of Grundkurs;

- 12 -

ix. Suriname: Vwo-diploma, propedeuse Anton de Kom universiteit;

x. België: Diploma van Secundair Onderwijs (ASO), of

xi. Overzeese gebiedsdelen: vwo-diploma met Nederlands als eindexamenvak dan wel een diploma hoger onderwijs.

4. Voor deelname aan het onderwijs en tentamens in het Engels is een voldoende beheersing van die taal vereist. Aan deze eis is in ieder geval voldaan wanneer de student:

- in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs; of

- in het bezit is van een diploma van voortgezet onderwijs, behaald aan een Engelstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland; of

- in het bezit is van een diploma hoger beroepsonderwijs, of - een van de onderstaande toetsen heeft afgelegd:

a. de Test of English as a Foreign Language (TOEFL) met een score van 550 punten of hoger (paper based), 213 punten of hoger (computer based) of 79 punten of hoger (internet based);

b. de International English Language Testing System( IELTS) met een score van 6.0 of hoger,

c. Cambridge Certificate of Advanced English of Cambridge Certificate of Proficiency in English minimum level B2,

Artikel 35 – Toelating op grond van hbo-propedeusediploma

1. Bezitters van een hbo-propedeuse diploma worden desgevraagd vrijgesteld van de

vooropleidingseis bedoeld in artikel 7.24 WHW, mits zij aantonen te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden om de opleiding met goed gevolg af te ronden.

2. Aan de in lid 1 bedoelde eis is in ieder geval voldaan indien:

a. - de hbo-propedeuse binnen een jaar is behaald, en - het gemiddelde behaalde cijfer minimaal een zeven is

b. zij door middel van een deelcertificaat aantonen te beschikken over voldoende kennis van de volgende vakken op het niveau van het vwo-eindexamen:

- Nederlands - Duits Artikel 36 – Minoren

1. De bachelor omvat twee minoren van 15 ec elk, door de student te kiezen uit het onderwijsaanbod van de faculteit of daarbuiten45. Met betrekking tot de tijdvakken, frequentie en mogelijke vormen van tentaminering, fraude en plagiaat, de vaststelling en bekendmaking van de tentamenuitslag, de geldigheidsduur, het inzagerecht en vrijstellingen geldt voor het minoronderwijs hetgeen in deel 1 van deze Onderwijs- en Examenregeling is vastgelegd. Voor de vormgeving van het onderwijs wordt verwezen naar de minorgids van de faculteit:

studiegids.science.ru.nl/2015/arts/prospectus/minorgids/. Voor cursussen die buiten de opleiding gevolgd worden, bijvoorbeeld in het kader van een vrije minor, geldt met betrekking tot de tentaminering etc. hetgeen bepaald is door de examencommissie van de opleiding die het onderwijs verzorgt.

2. Het totale minorpakket van een student mag niet meer dan 15 ec aan propedeusecursussen bevatten.

4 Studenten die vóór 1 september 2014 met de propedeuse van de opleiding zijn begonnen, volgen drie minoren van ieder 15 ec. Studenten die voor 1 september 2011 met de propedeuse van deze opleiding zijn begonnen volgen drie minoren van ieder 20 ec.

5 Voor de studenten die tussen 1 september 2011 en 1 september 2014 met de opleiding begonnen zijn, geldt de verplichting dat één minor in een Duitstalig land ingevuld dient te worden (zogenaamde Buitenlandminor)

- 13 -

3. De student heeft de mogelijkheid om maximaal één minor zelf samen te stellen uit het onderwijsaanbod van de faculteit of daarbuiten. Een zogeheten „vrije minor‟ vereist de

goedkeuring van de examencommissie6. Een verzoek tot goedkeuring van een door de student zelf

goedkeuring van de examencommissie6. Een verzoek tot goedkeuring van een door de student zelf