• No results found

Valse vrijer

In document VU Research Portal (pagina 146-162)

Literarische Lebensformen sind allemal exempla (Kaiser 1983: 80) Facetten des Thema Liebe werden an zahlreichen Nebenpersonen deutlich (Cormeau 1990: 26)

In Stemmen op schrift noemt Frits van Oostrom Ferguut ‘onze enige heuse

liefdes-roman in het Arthurgenre’.1 Deze uitspraak doet geen recht aan de RRmM, die

blijkens de minnethematiek van het verhaal, en getuige de vermelding van de held

als lijder aan liefde in Van der Feesten een Proper Dinc,2 mag worden gerekend tot

dezelfde subcategorie als waartoe Ferguut behoort.3 Net als deze roman beschrijft

de RRmM de liefdesqueeste van een door vrouwe Venus aan beproevingen onder-worpen miles amoris, althans in het eerste deel van het verhaal, waarin de minne van Miraudijs voor Clarette centraal staat, zoals blijkt uit onder meer een allegorische uitweiding over de boem van minnen (waarover aanstonds nader). Het tweede part echter draait om een ander thema, want hier hervat de goed en wel gehuwde held, een vondeling die van zijn toevallig teruggevonden moeder heeft vernomen hoe hij heet, een eerder afgebroken ‘Vatersuche’. Zijn echtgenote, Claretten der gravinnen,

/ Walewains nichte (vs. 1547-48), verdwijnt dan nagenoeg uit beeld.4 Dit zal voor Van Oostrom reden zijn geweest, de RmM als minnaar niet op één lijn te zetten met Ferguut, wiens lotgevallen al gauw volledig (en komisch), tot aan zijn huwelijk

met Galiene, in het teken staan van de liefde.5

Nu kennen we de RRmM alleen in een (min of meer) complete vorm via de versie die is overgeleverd in de Lancelotcompilatie. Vergelijking van een restant van een veertiende-eeuws afschrift van de oorspronkelijke roman met de over-eenkomstige verzen in de grote cyclus wijst uit, dat de compilator zijn brontekst

drastisch heeft ingekort.6 Waarschijnlijk heeft de compilator, achter wie men op

goede gronden Lodewijk van Velthem vermoedt,7 zich niet beperkt tot een rol

als abbreviator. Verschillende argumenten pleiten voor ‘die Annahme, dass der

RmM ursprünglich als Liebesroman konzipiert war’.8 In de eerste opzet van het verhaal lijkt de ‘Vatersuche’ ondergeschikt te zijn geweest aan een overkoepelend liefdesthema. Heeft deze opvatting, dat in de Vlaamse RRmM de minnedimensie

van begin tot eind toonaangevend was, nog de status van hypothese,9 zo goed

als zeker is dat de roman oorspronkelijk zal zijn bedoeld als een exemplarisch liefdesverhaal, dat laat zien hoe vruchtbaar een wisselwerking kan zijn tussen ridderschap en liefde. Dat de auteur in zijn werk literair vorm heeft willen geven aan een symbiose van ‘chevalerie’ en ‘amour’, aan een zinrijke demonstratie van

der minnen cracht als constructieve factor in de verwerkelijking van ideaal

ridder-schap (vs. 503, 686), laat zich nog aflezen uit de bewerking door de compilator.

‘Die Riddere metter Mouwen is obviously a romance in which the labor of love is a

Der minnen cracht

140

Niet iedere minnepretendent is in de wieg gelegd voor ‘the labor of love’, een inzicht dat in de RRmM wordt veraanschouwelijkt met exempla ex negativo. In het nu volgende hoofdstuk zal de aandacht vooral uitgaan naar het laatste exemplum, dat tegen het einde van de roman de koning van Cornwall opvoert als een mislukt imitator van de werkelijk hoofse minnaar. Maar eerst zal ik de liefdeshandeling

bespreken, zoals deze in de compilatieversie van de roman gestalte krijgt.11 Om

te beginnen komt de liefde van het protagonistenpaar aan bod: de voorbeeldige minne van Miraudijs en Clarette. Daarna richt ik de schijnwerpers op de ouders van de held, en op hun droevige liefdesgeschiedenis. Aansluitend wijd ik enkele woorden aan een agressieve aanbidder, de koning van Aragon, voordat ik een tweede vorst onder de loep neem, eveneens een monarch die op het liefdespad ontspoort: de ook letterlijk lelijke coninc van Cornuwalgen (vs. 3496). Hoofdpersoon en hekkensluiter van mijn betoog, is deze hypocriete belager een tegelijk mooi en weerzinwekkend voorbeeld van een valse vrijer.

Die treken van gerechter minnen

In een naar maatstaven van episodische Arturromans vroeg stadium, al aan het begin van de RRmM, wordt de kiem gelegd voor een wederkerige liefdesrelatie, wanneer de direct als heldin herkenbare Clarette een mouw als minnepand do-neert aan de zojuist door Guenièvre tot ridder gepromoveerde en door haarzelf in ridderethiek onderwezen jongeman, die anoniem aan het hof verschenen was (vs. 192-195). Aan haar geschenk, dat voor de drager fungeert als uithangbord van ‘Frauendienst’, ontleent de held zijn voorlopige identiteit als RmM, terwijl

de mouw als signum van de geliefde een bron zal zijn van amoureuze inspiratie.12

Het is ook Clarette, die aan de onervaren ridder de weg wijst van chevalereske ‘Bewährung’, welke koers de protagonist maar al te graag volgt: ‘Joncfrouwe, God

lone u, ende tuwen wille’, / Sprac hi, ‘benic lude ende stille!’ (vs. 197-198).

Zijn route voert de RmM naar tFelle Woud sonder Genade (vs. 546), dat zich in eerste instantie aan hem voordoet als een locus amoenus, een lieflijke plek Daer hi

hoerde der vogeline sanc (vs. 667). In de juiste stemming gebracht, en gestimuleerd

door een blik op Clarettes mouw, verzinkt de ridder in liefdesgepeins, waarna vrouwe Venus hem in overdrachtelijke zin een permanent bloeiende boom in

het hart plant.13 Dan volgt een korte allegorische verhandeling over die treken van

gerechter minnen (vs. 683), waarin de voorwaarden voor en de eigenschappen van

ware liefde worden beschreven als betrof het twintig vruchten van deze boom. Oprechte liefde, zo komt aan het licht, vergt onder meer pine ende arbede (vs. 693),

rouwe (vs. 694), pense, vruchten (vs. 698), beven, suchten (vs. 699), vaste ende waken (vs.

700) en lange quale (vs. 704). Dit ende meer moten si bekinnen, / Die herte daer die boem

van minnen / In sal wortelen ende dragen (vs. 706-708), luidt de les die de verteller met

dit miniatuur-minnetractaat voorhoudt aan zijn publiek. Zonder langdurige

5: Valse vrijer

141

(vs. 685) van verliefden vraagt, zullen Miraudijs en sire vrindinnen (vs. 2067) weldra ondervinden.

Zowel bij de held als bij Clarette neemt der minnen cracht mettertijd toe.15 Een

hoogtepunt volgt na een verrassend verblijf van de protagonist in een klooster. Gewond en gehavend na een gevecht, laat de RmM zich overhalen tot moniage, met als opzienbarend resultaat dat hij later in de hoedanigheid van monnik zal strijden in een toernooi om de hand van die scone creature, / Clarette (RRmM-frm

vs. 154-155).16 Op die plaats in het verhaal vernemen we dat hi hevet lange stont /

Claretten gemint (RRmM-frm vs. 272-273; vgl. tevens vs. 1850), en gedurende zijn

stationering in het convent ondervindt de amoureuze monnik de lange quale die

zijn liefde voor Clarette nu eenmaal eist.17 Dor har versuchte hi gedichte (RRmM-frm

vs. 196), aldus de verteller, en het is groten [rou]we (RRmM-frm vs. 198) die de held ten deel valt. Het contemplatieve bestaan in het klooster brengt hem blijkbaar geen enkele gemoedsrust, want hij dogede I swar leven / Dor Claretten wille van Spangen (RRmM-frm vs. 306-307).

Dat hij pine doget dor hare (RRmM-frm vs. 277), is de prijs die de RmM betaalt voor zuivere liefde. Maar gelukkig kent minne ook een zonniger zijde. Die komt al naar voren in de volgende, programmatische verzen aan het begin van de roman, waar de held bij monde van een postillon d’amour aan Clarette laat weten

Dat icse minne, ende sal na desen Haer lief ende haer riddere wesen. Ende canic met wapinen verdinen dan

Datmen mi priest*, ende werde goet man, * looft

Soe doe mi doch in haren sen*; * dan hoop ik dat zij aan

Ende vernemtsi dat ic blode** ben, mij denkt ** laf

Soe sijs quite*, ende alle wijf, * vrijgesteld ** ook

Te pensene iet** om min lijf! maar iets (vs.346-353)

Blijkbaar zijn, in de ogen van de protagonist, eervolle ridderacties de sleutel tot het hart van de beminde. Omgekeerd wordt daarna ook duidelijk, dat liefde een stimulerende uitwerking heeft op de ridder en aanbidder: der minnen cracht / Maect

menegen coene, ende gevet macht (vs. 686-687). Het is met name Clarettes mouw als

minnemascotte die de RmM via een enkele aanblik inspireert tot grootse daden, bijvoorbeeld wanneer hij in het Woud zonder Genade, als dat zijn karakter van meedogenloze ‘autre monde’ openbaart, na een geweldig gevecht de formidabele rode ridder Elyconas weet te doden. Later herhaalt de held dit kunststukje als hij, wederom gedreven door Claretten minne (vs. 1732), erin slaagt om een niet minder reusachtige roofridder te liquideren: dus can die minne werken ter noet (vs. 1737; vgl.

RRmM-frm vs. 19-21). De roman laat er geen twijfel over bestaan, dat ridderschap

en liefde elkaar over en weer versterken.

Met deze symbiose van ‘chevalerie’ en ‘amour’ correspondeert de volstrekte

wederkerigheid van de liefde tussen held en heldin.18 ‘Clarette erfüllt deutlich die

Der minnen cracht

142

Miraudijs uit de grond van haar hart te beantwoorden, zoals meermalen wordt onderstreept. Si ward van sire minnen ontsteken / Soe sere, haer dochte therte breken (vs. 1360-61), heet het wanneer de edele joncfrouwe (vs. 1023) hoort over de dappere

daden verricht door de ontvanger van haar mouw,20 en zodra haar minnaar het

toernooi waar zij in presente staat wint (vs. 1851), en zich kenbaar maakt als haar aanbidder, laat de enthousiaste uitroep waarmee die scone maget zijn zege begroet (RRmM-frm vs. 262) geen ruimte voor misverstand: Desen willic, ende el ne genen! (vs. 2103). Geen wonder, dat beider liefde uitmondt in een ‘happy end’. Onder het goedkeurend oog van koning Artur treedt Miraudijs ten langen leste in het huwelijk met Clarette, Die hi begeerde vor alle vrouwen; / Ende si hem weder, met goder

trouwen (vs. 2228-29).

Voorbeeldig vermaak

Het liefdesverhaal van Miraudijs en Clarette wordt gepresenteerd met op zijn tijd een knipoog, bijvoorbeeld wanneer de RmM in het Woud zonder Genade, naar het voorbeeld van Lancelot in Le Chevalier de la Charrette, acteert in de stijl

van een minnaar uit het hoofse canso die een onbereikbare domna adoreert.21

Gelet op de wederliefde van Clarette, die zich reeds in het begin van de roman had opgeworpen als initiatrix van zijn minnequeeste, put de held uit een weinig adequaat en derhalve amusant register. Vermakelijk is voorts de incongruentie tussen de proeftijd die de protagonist in het klooster moet uitzitten omdat ware liefde lange quale voorschrijft, en het feit dat zijn beminde onderwijl reikhalzend uitkijkt naar haar aanbidder. Dramatische ironie is het resultaat, want waar de ridder-monnik wanhoopt Dat hi die scone sal verlisen (vs. 1838), weet het publiek wel beter. Zeker van een gelukkige afloop, konden recipiënten tijdens het weldra volgende ‘tournoi matrimonial’ genieten van de manier waarop de held onver-moeibaar strijdt als krijgshaftige monnik: Die minne en liten resten niet (vs. 2025). Gretig houdt de kloosterling huis in het steekspel om een prijs die, als ‘Lockvogel’

en ‘Trophäe’,22 zich maar al te graag had laten uitloven.

Hoe humoristisch opgediend ook, het verhaal over de minne van Miraudijs en Clarette blijft niet verstoken van educatieve ingrediënten. Bij alle amusement pleit deze liefdesgeschiedenis voor een ethisch verantwoorde hoofse liefde. Die boodschap wordt ondersteund door de betekenis als normgevende instantie van het Arturhof, dat in het eerste deel van de roman fungeert als startpunt, tussenstop en finish van het parcours dat de protagonist aflegt. Kardoel is hier de verblijfsplaats van Clarette, de locatie voor het beslissende toernooi en de plaats waar de held en de heldin elkaar uiteindelijk het jawoord geven.

Om de voorbeeldfunctie van hun helden optimaal te doen uitkomen, zetten dichters vaak contrastfiguren in, zoals kan worden geïllustreerd met onder meer de tegenstelling tussen Walewein, der avonturen vader, en zijn tegenvoeter Keye,

5: Valse vrijer

143

de drossaard, in Walewein ende Keye, het Arturverhaal dat in de Lancelotcompilatie

op de RRmM volgt.23 Door toepassing van deze techniek wordt de liefdesrelatie

van Miraudijs en Clarette positief belicht in een context die ook andere, minder of helemaal niet exemplarische minnaars in beeld brengt. ‘Die Liebesbeziehung zwischen Clarette und dem Ridder nimmt im RmM eine herausragende Stellung ein. An ihr müssen die anderen Liebesverhältnisse im Roman gemessen werden’,

aldus Ulrike Wuttke.24 Het omgekeerde geldt intussen evenzeer.

Een eerste vergelijking die zich opdringt, is er een met de geschiedenis van Miraudijs’ ouders, een relaas dat thematisch een brug slaat tussen de liefdes-queeste van de held in het eerste deel van de compilatie-RRmM en zijn

‘Vater-suche’ in het tweede part.25 De vergelijking wijst uit dat de appel niet ver van de

boom valt, maar ook niet pal ernaast.

Van groet verdriet tot bliscap groet

Al voordat hij wordt tot ‘de ridder met de mouw’, excelleert Miraudijs in zijn

gedrag en in zijn verschijning als een knape van sconen leden (vs. 90).26 Naderhand

onderscheidt de held – scone was hi van allen maniren (vs. 1763) – zich opnieuw

Dor sine groete hovesscheide en Dor dat hi was wel geraect / In alre doeght ende vulmaect

(RRmM-frm vs. 126, 129-130). Zo voortreffelijk is hij, dat

Men soude sijn gelike niet vinden, Die ginge dese werelt dore,

No soe scone creature*, * fraai schepsel

Ende wel geraect in sine tale*. * welbespraakt **pastehem

Aldat hi dede sat hem wale**! (RRmM-frmvs. 140-144)

Zijn nobele kwaliteiten heeft de held van geen vreemde, want ook zijn moeder,

een koningsdochter,27 wordt omschreven als scone,28 terwijl zijn vader volgens

haar eertijds niet alleen die scoenste ridder was (vs. 2182), maar ook de beste man in dienst van haar vader (vs. 2182-84). Dat de RmM wordt gekeurmerkt als Een

die beste riddere die leeft (vs. 419), zelfs als di beste riddere een / Die de sonne nie besceen

(vs. 1032-33), is genealogisch dus niet echt verrassend, en staat in verband met een frappante gelijkenis tussen vader en zoon. Als de moeder van Miraudijs haar noodgedwongen te vondeling gelegde kind na jaren terugziet, valt zij in zwijm,

Soe gelijc was hi den vader (vs. 2138). Later merken ook anderen in de held trekken

op van zijn vader (vs. 2398-2403, vs. 2471-79). De volgende sententie, halverwege de compilatie-RRmM, verwoordt de achterliggende natuurwet:

Een man en ware nember* daer, * nooit

Dat wetic wel al over waer,

Hine toget* wanen** hi es comen, * toont ** waarvandaan

Der minnen cracht

144

De erfelijke overeenkomsten waarop deze verzen doelen, hebben betrekking op edele eigenschappen, waarvan uiterlijke schoonheid het visitekaartje vormt. Dit komt tot uitdrukking in een zelfverzekerde uitspraak van de held, wanneer hij een hoofs-ridderlijke daad van zijn vader uitlegt als betrof het een DNA-test:

Doe seide die riddere metter mowen: / ‘Bi Sente Mariën, onser Vrouwen, / Nu benic seker ende gewes, / Dat dit min here min vader es. / Hine was noit dorper no corliaen, / Die dese coenheit heeft gedaen!’ (vs. 3889-94).29

Verschillen tussen ouders en kind, in het bijzonder tussen vader en zoon, zijn er ondertussen ook, en deze betreffen hun omgang met minne. Van zijn moeder verneemt de RmM dat haer amijs (vs. 2140) ooit het hof waar hij diende ontstal, nadat zij door zijn inbreng met kinde was bevaen (vs. 2185-87). In sagene noisint, ver-zekert de vrouwe haar zoon (vs. 2188), en verderop wordt onthuld dat zij sinds-dien veel smerte heeft geleden (vs. 3621). De trouw van de koningsdochter aan de ridder die haar zwanger had achtergelaten was zwaar op de proef gesteld, want niet alleen had zij haar pasgeboren zoontje te vondeling moeten leggen Om datmense

alle steinde dan, / Die kint hadden sonder getrouden man (vs. 2178-79),30 maar ook was ze welbewust sonder man gebleven (vs. 2126, 2135, 3485), omdat ze, naar later blijkt, wilde wachten op haar live man (vs. 3624):

Nu hadde die vrouwe gesworen,

Dat hare nembermer man quame voren* * dat zij niemand anders Dans ridders vader, wats gesciet**, zou huwen** wat er ook

Diemen metter mouwen hiet. gebeurde (vs.3486-89)

Op het eerste gezicht lijkt deze minnaar van weleer de liefde van zijn vorstelijke vriendin niet waardig. Net als de vader van Richars li Biaus, de titelheld van een dertiende-eeuwse Oudfranse avonturenroman die door de auteur van de RRmM

lijkt te zijn benut als bron,31 had hij na een amoureuze escapade, toen hij moest

vrezen voor zijn leven,32 het hazenpad gekozen.33 Later wordt echter duidelijk,

dat de verwekker van de RmM niet dan onwillig zijn geliefde had achtergelaten.34

Hierop wijst het feit dat de gevluchte amant droech […] groet verdriet / Verholenlike

ende groten rouwe (vs. 2407-08), een gemoedstoestand die werd gesignaleerd door

een kasteelheer. De RmM, aan wie dit jaren nadien ter ore komt, trekt hieruit een voor de hand liggende conclusie: Om dat hi van mire moder sciet, / Dreef hi rouwe

ende mesbaer (vs. 2411-12). Het vraagstuk van morele schuld lost op in het niets,

wanneer Miraudijs’ moeder tegen het einde van het verhaal, vervuld van bliscap (vs. 3620), zich richt tot de man op wie zij trouw had gewacht: Dat gi dus lange

hebt gemerd, / Dies was min herte sere verert’(vs. 3626-27).35 Met haar woorden wekt zij de indruk, dat alleen langdurige opsluiting in sduvels kasteel Mauregaert (vs. 2366), waar men de onprettige sede onderhield ridderen van aventuren gevangen te nemen of te doden (vs. 2371, 2456), de vader van de held had weerhouden van

5: Valse vrijer

145

De langverbeide hereniging van het paar, binnen luttele dagen bekroond met een huwelijk voltrokken door een pape (vs. 3643), vormt een bron van vreugde voor iedereen: Daer was bliscap groet gedreven; / En mochte niet lichte sijn bescreven /

Die feeste die daer was (vs. 3628-30; vgl. ook vs. 3646-49). Blide zijn onder anderen

de gesellen van de RmM (vs. 3640-41), te weten Walewaine ende Perchevale […] ende

Lancelote, alsook Ywein metten lybaerde (vs. 3319-21, vs. 3531). Dit niet in de laatste

plaats omdat de moeder van de held, om te meerne sinen ere (vs. 3638), met haar huwelijk een legitimatio per subsequens matrimonium voor haar zoon bewerkstelligt,

een wettiging door navolgend huwelijk.37 De buiten echt verwekte protagonist

promoveert aldus, tegen het einde van de roman, van onwettige nazaat tot getrout

kint (vs. 3484).

Met de hereniging en het huwelijk van de zo langdurig gescheiden minnaars, resulterend in legitimering van hun zoon, komt het tot een gelukkige finale van

een door lijden gekenmerkte liefde, die decennia had overbrugd.38 Daarmee was

de lange quale die Miraudijs’ ouders hadden moeten doorstaan niet alleen kwali-tatief, maar ook kwantitatief van een andere orde dan die van hun zoon, wiens

proeftijd ruim één jaar had geduurd.39 Tegenover I swar leven van de held, die in

het klooster gedurende deze tijd had moeten zuchten onder de last van de liefde, stond een gevancnesse swaer van zijn vader (vs. 2496), die in Mauregaert vele jaren in kommervolle omstandigheden achter slot en grendel had gezeten. Ofschoon deze tegenstelling in het verhaal niet in het oog springt, doordat de geschiedenis van Miraudijs’ ouders retrospectief en samenvattend wordt verteld, zal de essentie ervan recipiënten niet zijn ontgaan. Waar de RmM al in zijn jonge jaren trouwt met de liefde van zijn leven, kan zijn vader eerst na een zwaar leven huwen met zijn geliefde uit jonger jaren.

Gezien de minnethematiek in de RRmM is het niet onwaarschijnlijk, dat de vader van de held zijn lange lijdensweg hoofdzakelijk te wijten heeft aan zichzelf. Als jonge minnaar was hij al te voortvarend overgegaan tot consummatie van zijn liefde, daarmee Die treken van gerechter minnen uit het oog verliezend. Niet voor niets laat het mini-minnetractaat in het verhaal aan toehoorders en lezers weten:

Die minne mach haer sere beclagen / Over die gene die wanen minnen / Ende te vriene dan

In document VU Research Portal (pagina 146-162)