• No results found

Vaderlooze wees! barst uit in bittren rouw: Uw moede r mint u niet; uw voogd bezit geen trouw;

De ontveinsde heerszucht doelt arglistig op uw ftateif , En vleit zic h met de ftem der morrende onderzaten.

Doorliepen afgezant!, ik weet wat hoop my voegt. Naar Dïednks laatften wil zy Adaas voogd vernoegd Met zyn bepaald gezag, totda t zyzelf regeere; Opdat der eedlen magt de moode ftaatzucht weere!

W I L L E M . (hem ;

Gy hoont haar' trouwden vrind. Z y vreeze u meer dan Zy vreeze uw liefde alleen. I k vlei u met zyn fiem,

-$6 A D A , Opdat een blinde drift u niet in echt vereene, Eer hy, al s voogd erkend, aa n u die ftem verleene,

A M S T E L , tegen Lodewyk. Ik heb met zekerheid zyn deugd u reeds gemeld. Verwacht geen laf befluit van dien doorluchten held. Gy zult, indie n uw liefde op hem zich durft betrouwen , Eerlang de ontruste bruid in veiligheid aanfehouwen .

W I L L E M j tegen Lodewyk.

Geef Adelheide hoop dat Willem, di e den val (zal . Van Diedriks huis niet wenscht, i n de echtkeur ftemme n Hy, die haar vriendfehap eischt,heeft lang zyn' haa t vergeten. 't Voordeelig aanbod zal ik yllings hem doen weten. Ik ken hem als myzelv', e n wacht op wisfen grond , Nu i k vergeefs voor- hem naar 't landvoogdyfehap ftond, Nu z y hare ooren floot, voo r dreigen, voo r gebeden, Dat hy, allee n in ftaat om de ecdlen te overreden, Voor Ada hen voldoende, ee n noodig wonderftu k Teérhartig zal beftaan voor 't vluchten d landgeluk. Maar wach t zyn antwoord af: ' t zou hem ten hoon ver*

(Vrekken,

Zo gy te fchielyk durfd e uw' grooten echt voltrekken.

L O D E W V K , tegen Willem.

Hoe teer ik Ada min, hoevee l ik Amftel acht , Uwe onverwacht e taal is echter my verdacht. Is 't my vergund, of niet, naa r myn geluk te dingen? 6 Nare onzekerheid! 6 wreede twyfelingen !

W I L L E M .

Uwe Ada zal u haast van ydle vrees ontflaan. Ik wil een groot geheim terftond haa r doen verdaan. Hoe wenschte ik fpoedig haar te fpreken! Mag ik 't hopen f En zult gyzelf daartoe die fchoone in ftüte nopen ? Dat niemant haar verzeil'! Verwacht, n a dat gefprek , Dat ze u de zekerheid ,van 't nadrend heil ontdekk'.

L O D E W Y K .

Gy zul t haar zien, mynheer; en meer en meer befeffèn , Dat nooit graaf Willem haar in deugd kan overtreffen .

-T R E U R S P E L .

A C H T S T E T O O N E E L .

-W I L L E M , A M S T E L .

M

^ A M S T E L .

y blykt uw opzet, vorst . I k roem uw veinzcry . Hoe listig poogt gy tyd te winnen! Maa r zult gy, De hoop van 't kwynehd land, u w dreigend e gevaren Verdubblen, doo r uw' naam aan Ada te openbaren?

W I L L E M .

Ik zal noch meer beftaan i n Hollands hoogen nood . Hoor, Amftel , wa t my n moed voor die gravin befloot.

Gy zaag t de grimmigheid der wrokkende Adelheide,, Dat Utrechts kerklyk hoofd arglistig haar misleidde, Door onze tweedragt doelde op Hollands veegen ftaat, En wat gehoor zy gaf aan 's kerkvoogd s eigenbaat. Zy zou, me t ydle hoop niet lang door my bedrogen, Door 's bisfehops looze tong tot woesten dwang bewogen, Geholpen door de min van 't ongelukkig paar,

Myn zorg verydlen voor *t ontheilligd echtaltaar. Zolang de bruid hier blyft, i s 't huwelyk te duchten. Ik wil by duisternis van hier met Ada vluchten.

Gy fchrikt; ik zie dat reeds uw byftand u berouwt. Maar laa t ee n fcherpe wacht, doo r de edelen betrouwd, De vluchtende Ada naar een veilig oord verzeilen, Waar de adel haar verberg' totdat ik borg zal Hellen.

A M S T E L .

Wathéldendeugd!

W I L L E M .

Ik vlie met haar de aanftaande nacht. Gy weet, verras t men my, wat fterke hulp ik wacht. , Zal Lodewyk geen'dag den vreemden echtdwang (luiten? Zal Ada tot de vlucht uit wanhoop niet befluiten? Men koop' de lyfwacht om: gyzelf hebt my gemeld, Dat Adaas droevig lot haar trouwe wacht ontftelt .

3fr A D A ,

A M S T E L .

Het algeineen geluk, uit zulk een vlucht te hopen, Verdient dat gy befluit een groot gevaar te loopen. Wat eeuwige eer voor u, die , ondank s uw belang, De zuchtend e erfgravin behoed voor ondergang!

W I L L E M . t

Haar ftaatsbelang is't myne: ik moet haar huwlyk vreezen Al fchynt die bron van twist mynfiaatzucht nut te wezen: |k zou , verftoken van de hoop der*kndvoogdy,

Vergeeft my wapenen om de opperheerfchappy. Zou 't edelmoedig paar, da t met verliefde zinnen Een eeuwig fcheiden koos, nie t alle harten winnen? Hoeveel ee n krygsmag t zy, z o hoog een deugd is meer. Zie, zi e myn waar belang vereenigd met myne eer, En oordeel hoe men zich óp Willem mag betrouwen. Ga myn geheim befluit aan de edelen ontvouwen.

6 Ada ! Lodewyk! vergeeft my 't loos beleid;

Maar overtreft my niet in edelmoedigheid.

Einde van bet derde bedryf.

VIER-T R E U R S P E L .

V I E R . D E B E D R Y F .

E E R S T E T O O N E E L .

LODEWVK, R E I N O O D .

D

LODEWYK.

eze onverwachte taal verbystert myn gedachten. Hoc! zou ik heimlyk iets befluiten met de wachten? Wat zou myn doelwit zyn? vlei t Wilksns argezonjt Myn hoop in 't einde niet met Adaas erf en hajnd i Smeed ik een' aanflag? 'ik?

REINOCU).

Mynheer, waartoe te veinzen? Verlaat u op myn trouw; ontdek my uw gepeinzen.

LODEWYK. Wat hoor ik! durfgy.. ?

REINODD.

Ja, grootmoedi g bruidegom! Ik beef, niet min dan gy, voor Adaas eigendom.

LODEWYK.

Is u bevolen my te toetfen ? Welke treken!

R E I N O D D .

Noch eens, ontveins my niets; my is genoeg gebleken. De wachten momplen van een loflelyk beftaan ,

En twisten of men 'tmy ,hunn' hoofdman, voor tal fl&in. Men heeft (dit hoordéikzelf,)de aanftaande nacht verkoren; Uwe Ada wierd genoemd. Wa t lot is haar befchoren ? Wie zou iets groots beftaan, to t heil van die gravin, Dan gy, die haar befchermt tot nadeel van uw min t Moet gy uit achterdocht myn trouwe hulp vcrfinaden f Of bleek ü de aanflag niet ? word die vorstin verraden ?

LODEWYK.

Ja, 't i s verraad. I k fchrik. Ach ! niet s is my bekend. Hoe ras, doorlachte bruid! treftaas oen nieuwe elend'!

4<* A D A ,

Uw trouw e minnaar, die, gevleid in 't hevig blaken, Om uw gedreigd belang 2yn lietcle moest verzaken} Uw tedr e bruidegom, die, optttyn' huvvlyksdag, Moest afltaan van uw' echt en Hollands ertgezag; Die hier ontboden wierd, o m in uw min te deelen; Maar die zyn hoogst geluk verfmaadde op uw bevelen, En duizend fmarten leed in 't krachtigst vuur der jeugd; Ziet weer een' ftraal van hoop, wanneer (6 korte vreugd!] Een héimlyk vloekgefpan, gereed op u te woeden,... Verraders! kende ik u! mogt ik dien flag verhoeden!.. Hoe beef ik!.. Dierbaar pand' men werkt uw' ondergang.

Myn klagt is vruchteloos; dit marren duurt te lang. Laat ons dat mompelen aan Adelheide ontdekken, Om uit de ontrouwe wacht het fhood geheim te trekken

R E I K O D D . Zie Ada.

LODÈWYK.

Reinoud, volg ; verzui m geen oogenblik. T W E E D E T O O N E E L .

A D A , L O D E W Y K , REINOUD .

M

A D A. (fchri k i

ynhcer, ontvlucht ge my ?.. Gy beeft! wat baart i LODEWYI.

Weérhou my niet, vorstin; my n liefde moet u blyken. D E R D E T O O N E E L .

ADA, alleen.

at hevig ongeduld! Zo driftig my te ontwyken! Ik weet genoeg hoe groot Zyn liefde t'mywaarts is. Ik vrees een nieuw gevaar in zyne ontfteltenis. Wat lotverwisfelirig! Dit is een droevig teeken.

Noch vlei t ons de afgezant! hy wil alleen my ipreeken! Ach!

T R . E U R S P E L . 41 Ach !<mogt zyn deernis my van twyfeling ontflaan, En myn beklemde ziel haar duister lot verdaan! ó Liefde, wéé r ontvonkt in myne ontroerde zinnen! Hoe finartlyk zou 't my zyn u nochmaal te overwinnen! Hoe pynigt my de vrees, terwyl de hoop my vleit"! Natuur! tre f Willems hart met mededoogendheid.

V I E R D E T O O N E E L . A D A , W I L L E M .

T

ADA. (broede r

roost Diedrik s droev e fpruit, 6 Hugo ! Wil zy n Grootmoedig zich in 't eind'verzoenen met myn moeder? Zou myn doorluchte voogd,door'tafïtaanvanzynrecht , Ook de yvrende edelen doen Hemmen in myn' echt,'" En tegen 't zclfbelang, ui t gunstryk medelyden, Een vaderlooze wees van 't ünartlykst lot bevryden?

W I L L E M .

Mevrouw, hy fchept geen' lust in uwen tegenfpoed;* Hy leent een gunstig oor aan de inspraak van het bloed, Is vreemd van eigenbaat, en tot uw' byftand vaardig. Uwe ongemeene deugd is dier befchermjng waardig." Maar gy, met hoop gevleid in uw verliefde jeugd, Zoud gy ,naar 'tvoorfcuriftvanuwweêrgaêloozedeugd , Indien uw bruigom hier niet veilig kon regeeren, Uwe eensverwonnen mui ten tweedemaal verheeren? Schaam u dier liefde niet, na de eéllte zegepraal. Men zorgt voor uw geluk: fchep moed.

A D A .

óDuistre taal! Ach, Lodewyk ! uw ziel had reden zich te ontftellen. Wat moet ik, ginds en weer gcflingerd, my voortpellen ? Mynheer, wat eisch t uw vorst van zyne ontruste nicht? Spreek duidlyk. Niet s is my zo dierbaar als myn 'pligt. Men mag myn zwakke jeugd verliefd,rampzalig heetcn;

4* A C A ,

Maar nooit tal DiedrikskroosteennMsdryfzich vermeten.

W I L L E M .

Verheven deugd!.. Vorstin, wee s tot een daad bereid, Die...

A D A .

Red m y fpoedig, wreede ! uk deze onzekerheid.

W I L L E M .

Durft gy volkomen op graaf WiHem u -verlaten ?

A D A .

Ik geef in zyn beftier myn levenen myn ftaten ... Gy zwygt!.. Naar Amftels raad heb ik, 6 afgezant! Een vast betrouwen op myn' waarde bloedverwant. Verdenk my niet. Wa t troost is buiten hem te wachten? Verleid geen moeder my ?. .6 Sporelooze klagten! Zyzelf, misleid , verraen,... Zy is zo fchuldig niet. Ik zou, wat ongelyk myn zuchtend hart gefchied', Voor haar, die my bemint, vrywillig kunnen fterven.

W I L L E M .

Vergeet uw' bruidegom: hy zal u nooit verwerven; 's Loads welzyn duld het niet: verheer noch eens uw min. Hoe deel ik in uw' druk, verrade n erfgravin!

Wie kent uw zuivre deugd, uw e onverdiende plagen, En moet uw deerlyk lot niet ongeveinsd beklagen ?

A D A . '

Gy deelt, o afgezant! grootmoedi g in myn finart! Ach i tro f myn ongeluk niet min graaf Wiüems hart!

W I L L E M .

Het treft hem.

A D A .

Hoc, mynheer ! Kan hy myn rampen weten ? Ziet hy door ftryd op ftryd dit hart vaneen gereten ? Weet Adaas trouwe voogd haar droeve zege? 6 Neen!,. Meld hem , dat ik den hoon, hem aangedaan, beween; Meld...

W I L L E M , ter zy de.

6 Natuur!

T R E U R S P E L . 43

ADA.

6 y zucht ! gy weent!.. Is dit «en teehén.. ?

W I L X E M .

Gy dwingt my, dierbaar pand! toni rwüöit te fpraken. De ware toeverlaat van vtw beroemd gedacht,

Uw tedr e bloedverwant, graa f Witlem, i n wiens magï Zich uw gedreigde jeugd kloekmoedig wil begeven , Verlaat zich óók op u, betrouwt u rjdk zyn teven , Om u te rukken uit de wreedöe dwinglandy.

A D A .

Wat vreemd geheim!

W I L L E » .

Mevrouw!

A D A .

Vaar vuurt.

W I X I E M .

Zfe hem in rwy. A D A . (fchouwen ! Is *t mnoglyk!. gy die vorst! graa f Willem zelv' te san-6 Wonder! . En hy durft op Ada itch betrouwen!.. Gy!.. Amftels duistre taal Verborg een heuglyk licht. Wat voerde u hier ter hulp ?

W I L L E * .

Het bloed, u w deugd, ray n pligt.

A D A .

Waar ben ik ?.. Kydedag!.. Is Wïltems luit zo «jder? 6 Ada! "klaag niet meer? g y vind uw' vader Weder.

W'ILLYM. Myn dochter! da t ik u omhelze!

ADA.

6 Groot geluk!.. Hoe onvoorziens verzagt uw Blyde komst myn' druk! Ik fchrei,maar *t is van vreugd;ik juten in al mynlyden.

S

weet myn ftaatselende,en hóemynhartmoetftryden:

/n broze jeugd verliest een* vader... Wreede flag!.. Gy vleit myn dwaze min en doemt ze, op&aat&g.

44 A D A ,

Wie zou, n a zoveel wee, zich 't minst geluk beloven? En echter deze vreugd gaat al myn fmart te boven. Maar ach! uw lyftgevaar verwekt my nieuwe ftof Tot vrees... Wist Adelheide.. Ontwyk dit doodlyk hof:

6 Myn beichermer ! vlie; ducht hier de wreedfte flagen.

Moest gy, to t Adaas hulp, uw dierbaar leven wagen? Hoe ftoort myn angst de vreugd van 't lieflykstoogenblik! Ei vliè; verlos myn ziel van haar' gerechten fchnk.

W I L L E M .

6 Ja! 't is myn befiuit: maarg y zult mede vlieden. ADA.

Ik vluchten? hoe, mynheer! W I L L E M .

Voretin, het moet gefchieden. Uw groote ziel vteez' niets dan Adelheides dwang. Een deel der wachten, dat , getrou w voor uw belang, Zich aanbied zyn gravin dien wreeden dwang te ontrukken, Zal ons de aanftaande nacht dat vlieden doen gelukken. Beveilig door uw' moed 's lands hal, uw' rang, uwe eer. Zult gy myn tedre zucht mistrouwen ?

ADA.

Neen, mynheer. Myn rampen zyn te groot, da n dat ik laf zou vreezen. Doorluchte toeverlaat! gy wilt myn vader wezen; Gy eischt een nutte vlucht: uw dochter is bereid; Ik zal gehoorzaam zyn. Ach ! waar' die tederheid, Die u aan 't akligst lot het uwe doet verbinden, Tot myn vertroosting by een moeder óók te vinden! Myn vader! wreek u niet; wyt haar vermeetle daad (raad ; Aan 't hoofd van Utrechts kerk, de n üneeder van'tver-Verdryf myn' bittren angst; verpligt haar u te minnen.

WILLEM.

Uw deug d kan haat en wraak in myn gemoed verwinnen. Men ipill' geen' nutten tyd in vruchteloos gefprek, Maak alles vaardig tot uw heimelyk vertrek. Intusfchen veins met my, opdat men Adelheide

Ge-T R E U R S P E L . 4j -Gelukkig met de hoop op trvren echt misleide,

De moederlyke dwang u dezen dag niet paar', En ik u tydig redde uit al uw ftaatsgevaar !

V Y F D E T O O N E E L . A D A , W I L L E M , R E I N O U D .

M

R E I N ODD.

en fmeed verraad, vorstin; de bisfèhop legt u lagen.

Abk.

ó Ramp!

REINOUD.

Wees op uw hoede; u dreigen felle flagen. Ik weet, 6 myn gravin! ik weet wat pligt my past. Men kerkert menig wacht, o p Adelheides last; De bisfehop hitst haar aan; ze is tegen u verbolgen; Ik moet^ met nieuwe wacht, all ' zyn bevelen volgen; Op zyn begeerte is hier den uitgang naauw bewaard Door 't krygsvolk, aan de poort van dit paleis gefchaard. 't Is my gevaarlyk u dit oogenblik te fpreken: (ken. Maar Diedrik was myn vorst: myn trouw

blyftonbezwe-Z E S D E T O Ö N E E L . A D A , W I L L E M .

M

W I L L E M .

yn heilzaam opzet is uw moeder aangebragt;

ADA.

6 Doodlyk ongeval! Ik heb vergeefs getracht Te vlieden: al myn hoop op uitkomst is verdwenen: Ik moet myn' «gen ramp en uw gevaar beweenen.

W I L L E M . (vrouw.. .

Wat oproer, woed e en moord voorzie ik! Ween, rrie -Makr neen, heldin, uw moed zy groóter dan uw rouw!

46 A D A ,

Ontveins uw Vktta flnjut; mïslei «w iooie moede*; Hoop op de vlucht; Vaarwe l

ADA, bem vxderbwéende. Ik fterf met myn' behoeder: *k Verlaat u niet, 6 neen i u w lot zy ook het myn'!

W I L L E M

Gy vreest het ergst: wie weet of wy verraden zyn ? Ten mind e laat uw' fchrik myn doelwit niet ontdekken; Laat dit byeenzyn u geen' nieuwen ramp verwekken. Hou my niet langer op... De bisfchop> nadert 1

ADA. Ach* W I L L E M . Bedwing u. Z E V E N D E T O O N E E L . A D A , VAMOER A E E , W I L L E M . W I L L E M , ttgen Ada.

acht in 't kort een' biyden bruiloftsdag; Vergeet uw* vaders dood; laat u de liefde ftreelen.

VAMDER ARE .

Mynheer, is 't my vergund m uw gefprek te deelen ? Ik hoor met welk een hoop gy Adaa$ liefde vleit. Zal Hollands horgetin de aanftaande plegtigheid (we n ? Van 't vorsdyk echtverbond in Dordrechtswalaanfchou-Of moet het edel paar in Willems graaflchap trouwen? Begeert gy dat ik mede in uw geheimen dring'?

W I L L E M .

Uwe ongepaste vraag baart my verwondering. A D A .

Mynheer, watimigt..? Kun t gy denken..? Uit u nader. VANDER ARE .

Ge ontftelt u niet alleen om t rhisfe n van een' vader. Gy, Hugo , veinst vergeefs: het is my reeds bekend

Tot

T R E U R S P E L . 4? Tot w»t gewigtig einde u hier graaf Wfitem zèndv 't Is Ada met vergund in Dordrechts wal te huwen; (wen , Oostvriesland wacht die eer. Maar hóe! den dag te &hu« De nacht te kiezen, om die vorstelyke bruid

Te leiden naar uw* graaf! wat ongerymd befluit! 't Verbazend meesterfruk van Wflfcms heldendaden Bleek dükflyk.

ADA.

Ydlehoop!

W I L L s i c

Ik ben op 't inoodst verradoa. Onwaardig kerkvoogd! beef.

VAWDER A R E .

Hoe! zo u ik beven? Neea , Bedrieger! fidderzelf; de vrees voegt u alleen.

Gy wacht! genaak.

A C H T S T E T O O N E E L A D A , VANDE R A R E , W I L L E M , R E I N O Ü D .

Lyfmacbten.

(jTy, durft het recht der volken krenken f W I L L E M ,

Gy hoont een' afgezant!

VAKDER ARE .

Het past u niet te denken Aan 't ampt dat gy onteert... Men gryp' hem aan.

Rfinoui tried tot met ie Vjjvuabtau

W I L L E M , zyn" degen at» Reimud overgevende.

* ÓSpytl ADA.

Vermeetle wachten, die myne onderdanen zyt! Laat af.

VANDER ARE .

Men lei' hen weg; men poog', door pynigingen. Al

4* A D A ,

Al 't overig verraad••'op 't ipoedigst hem te ontwringen. W I L L E M .

Onlydbre hoon!:. Tyran-t . A D A .

Afgryslyk oogenblik!

WlLLEty.

Ontzindei ken myn' naam; zie Willem zelv';cn fchrik. Vreest gy geen' afgezant door pyniging te hoonen ? Gy zult ten minfte ontzag aan Diedriks broeder toonen. Zie hier uw' vyand, di e op de eedlen zich verlaat, En hier noch meer vermag dan Utrechts eigenbaat.

V A N D E R A R E .

Gy Willem!.. Wat geluk uw fhood geheim te ontdekken! Uwê'ydle grimmigheid kan my geen vrees verwekken. Gy wachten! ftaat my in voor uw*.gevangen.; Ga, Verleider! 'k geef u tyd; verdien uw.lyfsgenaê.

W I L L E M .

Wee, Holland! vrees myn wiaaK;myn goedheid is tenende: Men doempeld roekloos u in gadelooze elende.

N E G E N D E T O O N E E L . A D A , VANDER ARE .

VANDER ARE .

eérfpannige! moet gy, trouwhartig bygeftaan , Uw tedre moeder by dien dwingeland verraert? Gehoorzaam; 'tis nóch tyd u van uw' pligt te kwyten.

ADA.

Schynheilige! u alleen is al myn ramp te wyten. Een moeder zou haar kroost,ter onuitwischb're fchand', Niet dwingen, had uw list...

VA ND ER A RE.

Uw lo t is in myn hand, En 't lot uws bruidegoms. Gy zult zyn dood beweenen, Of dezen dag met hem voor 't outer u vereenen.

Gy zult uw-mcsder niet aanfchouwen; neen . Befluit Gy

T R E U R S P E L . 49 Gy mint hem: wacht hem hier, en fpreek zyn vonnis uit. Men zal, zo gy niet huwt, u niet lafhartig fmeeken, Maar op den graaf van Loon uw weigring bloedig wreken.

T I E N D E T O O N E B L .

H

A D A , alken,

oe yslyk is myn lot! ho e beeft myn teder hart) Geliefde bruidegom! verwoed e minneunart! Verfoeilyk ftaatsbelang! ó wreedheid ! felle flagen! Hoe kan ik leven? ho e myn ongeluk verdragen? Gedreigde Lodewyk ! waartoe verwyst men my! Myn pligt ftemt in uw dood; myn liefde fpreekt u vry. Moetik (ö ftrenge pligt! veraschtgy grawelflukken?) (Ren? Voor 't onrechtvaardig ftaal 'tonichuldighoofddoenbuk-Of moet ik, wreed e min! myn' eedlen ftam ten ünaad, My fchuldig maken aan lafhartig flaatsverraad? Aan bloedig oproer?aan verwoestingmynerlanden?{defl . Myn angst voorfpeltmy niets dan woedefl, moorden, bran* Waar vind ik uitkomst? wi e verlost my uit den nood? Graaf Willem is gehoond; h y dreigt: myn ' vaders dood Doet my de teêrheid van een waarde moeder derven. Mogt i k haar fpreken, ach ! myn bruïgom zou niet fier" Hyfterven>Neen,hyleve!.. .6 Vaderland !6 eer!.. (ven... Myn' minnaars doodsgevaar... Ik overweeg niet meer; Ik wil zyn dierbaar hoofd van dat gevaar bevryden. 6 Nood! ontfchuldi g my. 6 Holland! zi e myn lyden.

E L F D E T O O N E E L .

A D A , LODBWTK .

V

A D A .

erzaker vanuwmin! grootmoedi g bruidegom! Kent ey 't arglistig hoofd van Utrechts priesterdom ? Dien fchandelyken Haaf van fiwode zelf bebmgen?

fo A D A, Weet gy zyn wreedheid?

L O C E W Ï K .

Ja: graaf Willem is gevangen, Üw nutt e vlucht belet, al 't hofgezin ontfteld .

ADA.

Het fmartlykfle ongelu k is u noch niet gemeld.

LODEWYK.

Staat Utrechts dwingeland naar Willems heldenleven? ADA.

Noch dreigt ons feller wee.

LODEWYK.

Hoe doet uw angst my beven! ADA.

Men- dreigt uw dierbaar, hoofd: gy zyt in lyfsgevaar. Stort neer voor 't moordend ftaal, of dreef naar 't echtaltaar.

LODEWYK.

Ik, di e geen dood ontzie, in wanhoop ongeduldig, Wadht uit uw' lievenmond myn vonnis. Ikbenfchuldig ; ikzelf, doo r drift misleid, heb u verraden.

ADA.

Gy? LODEWYK.

Ik heb graaf Willem aaa des bisfchops dwinglandy Onwetend' blootgeflelt. I k dacht u, doo r 't ontdekken Van heimelyk verraad, een wis bederf te onttrekken. Ik yverde u ten vaL Ho e was myn ziel beducht! De wachten, omgekoch t tot uw befloten vlucht, Maar doo r my n blinde drift befchuldigd by uw moeder, Verklaarden uw geheim, verrieden uw' behoeder: En ik, my n misdaad ziende; ik, roekloos, ongetrouw, Verwoed gepynigd door een vruchtloos naberouw, Ja 't wroegend leven moede, en uw genade onwaardig, Ducht's bisfchops woede niet: verwys my; wees rechtvaar-Mynwanhoopeischt de dood in uw" verdienden haat. (dig.

ADA.

Neen, g y verdien t myn min jgyftemde in geen verraad. Ik

T R E U R S P E L . ft Ik wil u dezen dag tot echtgenoot verkiezen,

Ën door geen wreede dood myn' bruidegom verazen. Myn keur is reeds gedaan; men dwingt my. Ach' Verwin Die felle wanhoop; -denk hoe teer ik u bemin.

LODEWYK.

Myne Ada mint my noch!.. Ik zou gelukkig flerven , Zo g y de n byftand Van graaf Willem niet moest derven. Hy is in hechtenis} hy word gedreigd, gehoond, Zyne edelmoedigheid met fhoode wraak beloond; Enu, doorlacht e wees! is alle hulp1 onttogen. " c

Vrees, Holland ! vrees ; voorzieoneindigeoorelpgen , Verwoede weêrwraak," en uw' wisfeiv ondergang. Ikzelf, geliefd e bruid! verried uw dfer belaïig! 6 Gruweldaad5! ik wrocht ontelbare ysiykheaen!