• No results found

VYF-T R E U R S P E L . 53

V Y F D E B E D R Y F .

E E R S T E T O O N E E L .

A M S T E L , R E I N O O D , A M S T E L .

at nieuwe ftaatsorkaan is yllings opgekomen? Is Diedriks broeder hier in hechtenis genomen ? En dreigt men Lodewyk vermetel met de dood, Zo hem zyn droeve bruid niet kiest tot echtgenoot?

R E I N O O D .

In uwe afwezendheid is Willems eer gefchonden; En 's bisfehops dreigement, de n wreedften aller vonden, Verneemt men uit de klagt der angstige errgravin. Zy, eerst verwinnares van haar getergde min, Poogt nu met Lodewyk in echtverbond te treden, En tegen Diedriks wil dien bruigom te overreden* Voor Adaas hoog belang bied hy zyn leven aan: Maar kan zyn teder hart haar wanhoop lang weêrftaan? Hoeveel zyn moed vermag, noch is de liefde fterker.

A M S T E L .

Verlos Oostvrieslands graaf op't fpoedigst uit zyn'kerker; Betoon uw zuivre trouw; betoon uw' heldenmoed; En zie de onnoozelheid voor dwinglandy behoed.

R E I N O O D .

Mag Ada zich gerust op Willems deugd verlaten?

A M S T E L ,

's Lands adel, haa r getrouw tot heil der onderzaten, Verliet zich op dien graaf in haar beftemde vlucht. Gy voed eene ydle vrees, z o gy den landvoogd ducht.

R E I N O O D .

Uw woor d is my genoeg; ik zal myn' pligt betrachten. Maar't is een ftoutbeftaan;*t paleis heeft nieuwe wachten; De looze bisfehop waakt...

D 3 A M

£4 A D A , AMSTEL.

Ga, Reinoud ; fpil geen' tyd.., 'k Zie Adelheide. Ik rust op uw getrouwe vlyt.

Terixyl Reinoud vertrekt, vervolgt Amfiel.

My lust door Itoute taal den nood haar voor te dragen: Ik heb te veel gewaagt, o m niet noch meer te wagen. Men zie wat best van twee onz' aller heil bereid'. Of Reinouds heldenftuk, of haar grootmoedigheid.

T W E E D E T O O N E E L . A D E L H E I D E , A M S T E L .

G

A D E L H E I D E .

7, die'met leden uit den adel hebt gefproken, Verklaar any hun befluit. Wor d noch 't ontzag verbroken ?

A M S T E L .

Ze erkennen dat ontzag niet als een' pligt van ftaat , Maar noemen Adaas echt heerszuchtig landverraad.

Ik moet, vorstin , ik'moet, I n 't veinzen onbedreveh, De: waarheid in het einde aan u te kennen geven.

Graaf Diedriks laatfte wil word inderdaad verkracht. Men werkt uw' ondergang,dóór 't misbruik uwermagt; Verdeelt, verzwakt al 't land; en maakt uw Ada fchuldig, Opdat een twistend volk noch haar noch Willem huldig'. Kan zy, indie n zyhuwt, zy n ftrenge wraak ontgaan? De bloem der edelen fpant waarlyk met hem aan. Verdnflrte onnoózelheid noopt my tot rhededoogen. Herroep uwe oude deugd; ontfluit intyds uwe oogen; Vergtm Oostvrieslands graaf <ie wettige voogdy; En de ader veiligö u voor wraak en tyranny! 'k.iiaat u alleen; befluit: uw lot is in uw handen: Verkies den roem der deugd, of't loon der dwingelanden.

DER-T R E U R S P E L . D E R D E T O O N E E L .

M

A D E L H E I D E , alleen.

en wyt my hoog verraad; en, to t myn bittre fpyt, Myn hart, myn wroegend hart verdient dat bits verwyt: 'k Heb Utrechts kerklyk hoofd te veel gehoor gegeven. Hy dwingt de ontftelde bruid! hy dreigt haar' minnaars Ie-Isdit, verdrukten, die grootmoedig my befchaamt! (ven! Een lot dat gy verdient? een.dwang die my betaamt? Gelooft niet, dat ik ooit onfchuldig bloed zou plengen; (gen. 't Is veinzen,.. Maar te wreedjik moet,nóch wil'tgëhen-Uw rampfpoed baart myn ziel eene onverdraagbre finart.

6 Willem! Adelheide , in 't groot gevaar verward, Gaf u, naa r Diedriks wil, 't voogdyfchap zyner ftaten,; Indien ze veilig op uw woord zicht mogt verlaten. Maar neen; onze oude haat, die gruwzaam heeft gewoed, Die Holland tranen kost en dierbaar burgerbloed,

Ontzegt, ó vyand! u dat vreeslyk ftaatsvermogen: Ik kan uw wraakzucht nooit in 't landbeftier gedoogen.

Myn angstig kroost! fchep moed; ik doem des bisfchops Graaf Willem is verrast; hy zal, uit fiaatsbelang, (dwang. Uw' orivermydbren echt in 't einde moeten {temmen: Jn zynen kerker zal myn aanbod beter klemmen: Oostvriesland, he m beloofd, z y noch zyn eigendom! Zyn ftem winne ieders hart voor uwen bruidegom!

V I E R D E T P O N E E L ,

A D E L H E I D E » A D A , VANDS R A R E , LODEWYE.

M

A D E L H E I D E .

yn dochtei:, wees getroost ;'k wil a den dwang ont-ADA: (rukken . Ach! durft g y fpotten met myn hooplooze ongelukken?

5* A D A , VANDER A R E , tegen Adelheide.

Men heeftde-plegtigheid verricht voor 'techtaltaar, A D E L H E I D E .

Wat zegt gy? hóe! verricht? ADA.

6 Schaamte! 6 groot gevaar!

LODEWYK.

Uw wreed e gonst, vorstin, fchenkt myn verliefde zinnen

Een onwaardeerbaar pand, de fchoonfte de r gravinnen:

Maar, i n dat vreemd geluk, ftelt gy myn echtgenoot, Uzelve, en 't gantfche land, tan wraak en woede bloot. Van dit ontydig feest zal Holland eeuwig gruwen. Wat blindheid! fchandlyk door bedreiging ons te huwen!

A D E L H E I D E .

Zo fpoedig voor 't altaar de plegtigheid verricht! A D A .

Myn moeder, lie myn fmart met deernis :'k heb gezwicht; De ontmenschte bisfchop heeft het middel uitgevonden, Waardoor ik, tege n dank, myn glorie heb gefchonden. Ik wilde u fineeken; 't is tyrannig my belet.

Gy.had, my n wanhoop ziende, ons uit den nood gered. VANDER ARE .

Uw echt behoed uw land; u w min heeft niets misdreven. Moest gy, ontrouwe! uw lot in Willems handen geven ? Ondankbre! zorg ïk niet voor uw beftreên geluk ? Verfoeit gy *t nut beftaan gelyk een gruwelftuk ?

ADA.

6 Looze dwingeland! 6 bronaêr onzer plagen!

't Voeg t u dien wreeden roem op fnoode hulp te dragen.

LODEWYK.

Verleidend hoofd der kerk! doortrapte huichelaar!

rt Ontbreekt u aan geen' glimp...

VAN DER A R E , tegen Adelheide. Bedwing hun tong. A D E L H E I D E .

Barbaar' Was

T R 1, ü R S P . E L , 3 ? Was ' t Adelheides wil door doodfchrik hen te dwingen, fin, eer men Willem fprak, de n toeleg door te dringen? Gelooft gy dat uw taal, na 't misbruik van "'t gezag Pat ik u hier verleende, o p fay noch iets vermag? Is hun verhaaste trouw een nut beftaan te noemen ? Hun weigring was gegrond; uw wreedheid is te doemen.

A D A .

Ik vind, jnaar ach ! te fpa$, myn waarde moeder weer.

V A N D E R A R E , tegen Adelheide.

Gy fcheld en lastert my, terwyl ik 't onheil keer! Befef uw dwaling, di e myne achtbaarheid ontheiligt; Zie ' t graafly k huis , doo r my,-voor Willem s haa t

be-veiligd,

Zyn' trotfên moed gefnuikt, zy n leven in uw magt, En all' de muiters tot gehoorzaamheid gebragt. •

Z7 beve n voo r zy n hoofd ; vergroo t hunn ' fchrik door dreigen.

A D E L H E I D E .

Ik wil door weldaên tot erkentenis hem neigen.

LiODEWYK.

Doe meer; betrouw ons lot aan Willems gloriezucht. Ach! waagt men ooit te veel,wanneer men alles ducht? Vertoon hem de eeuwige eer der ware heldenftukken; Tracht Ada door hemzelv' aan zyne wraak teontrukken; Men onderwerp' zich aan zyn' wil!

V A N D E R ARE- ,

Watonbefcheid! A D A , tegen Adelheide.

Stel alles aan zyn'deugd en edelmoedigheid.

A D E L H E I D E .

Natuur vereischt myn zorg voor uw gedreigde-ftaten,

A D A .

Behoor* my 't erfdeel noch ?

VAMDER A R E .

Hier kan geen kermen baten, D s V Y F

-58 A D A ,

V Y F D E T O O N E E L ,

ADELHEIDE ADA", VANDER A R E , LODEWYK, HLLDECAARD .

W

ADELHEIDE.

at jaagd u angstig hier ?

HlLDECAARD.

De hooge nood, vorstin.

VAKDER ARE.

Wat nood?

ADA.

Hoe beef ik!

ADELHEIDE.

Spreek. Verraa d my 't hofgeiin ?

HTLDEGAARD.

Men brengt de rndar' van één der yslykfte euveldaden. Uw hoofdman Reinoud-ïdf heeft vluchtende u verraden, Derostelootèitod door müitery beroert,

Ja Willem, loo s vermomd, uit dit paleis gevoert. . Uw vyand, reeds bekend, hetmorrênd volk genaderd, Ofltdékt aan'tmüitgefpan, da t meer en meer vergadert, 't Voltrekken van den êeht. Men roept „.Graaf Willem-„ Dat Adelheide met haar vloekverwanten beev'! (leev'! Zofehreeuwt men. De eedlen, in dat oproer toegefchoten r Verleenen Willem hulpy als laffe deelgenooten

Van zyn geheim verraad; zy voeren taygsvolkaari.

ADA.

Erbarmlykeecht! ,

VANDER AKS .

Men moet dat woelend totmtfftoaa. L o D E vf Y K , tegen 4en Hs/cèop. Sedaar de bittte vrucht...

DEI-T R E U R S P E L . 59 A D E L H E I D E .

Laat ons geen' tyd verfpillen-. VANDER ARE .

Jk zal, door myn gezag, .de muitelingen ftillen. A D E L H E I D E .

6 Lodewyk! befchenn uw nieuwe heerfchappy: Gy hebt óók helden uit den adel op uw zy'.

L O D E W Y K .

Ik zal, myn waard e bruid! uw vorstlyk erf verweeren: Oostvrieslands graaf zal nooit dan bloedig triomferen.

A D * .

Myn wanhoop, die ons huwde, elendigeïchtgenoot ! Ontziet noch ftaal noch woede; ik ftreef met u ter dood.

A D E L H E I D E .

Mistroostige! vertoef. Stui t uw gravin, gy wachten! Z E S D E T O O N E E L .

ADA. Lyfwaebten.

M

ADA. (klagten .

yn moeder! Lodewyk!.. Men hoort niet naar myn Hoe klopt my 't angstig hart!."»ö Doodlyk oogenblik!.. Geliefde panden! ach! uwe Ada fterft van fchrik. (gen? Myn bruigom!moest myn liefde u tot een misdryfdwin-Ik fpaarde uw dierbaar hoofd voor 't ftaal der muitelingen. Oproerig volk! is dit uw hulde ? uw trouw ?.. Ik dwaal, Beleedigden! gy voert met recht het dreigend ftaal;

Gy wilt, eer tot uw' val de landgevaren groeijen, Gewettigd tot de wraak, het fchüldig bloed doen vloeijen. Maar,wist gy 'sbisfchopsdwang,diewreedonsheeftver -Uw woede wterd verkeerd in mededoogendheid. (leid , Watflkligkfygsgefchreeuw!. .-Mynburgerslmynfoldaten! Rechtplegende y veraars! vérraden onderzaten!

Zoekt hier uwe offèrhande;' en •wreekt, alleen op my, Graaf Dkdriks laatften wil en 't recht der landvoogdy.

<5o A D A ,

R E V E N D E T O Q N E E L ,

A D E L H E I D E , ADA. Lyfwacbten.

Op den wenk, van Adelheide, vertrekken.de lyf<mcbten.

C

> A D A .

J"ykeert, vorstin! gy leeft! I s 't volk met ubewogen? Of zal u .de overmaa t ontzielen voor myne oogen ?

A D E L H E I D E .

Myn krygsgeluk verkeert; i k wyk voor de eerfte reis. Men ftaat in flagöfde aan de poorten vau 't paleis, Om 't uitgelaten volk, dat aangroeit, i n te toornen. De woeste burgerfchaar' heef t naauwlyks ons vernomen, Qf roept,daar zé om uw' echt van heete gramfchapzied: „Treft Adelheide ; treft den bruigom; fpaar hen niet. Ik, reed s me t py l en kling gedreigd door dié qntzinden, Word i n 't paleis gerukt door myne ontflelde vrinden ; En 't hoofii der kerk beproeft of 't btsfchoplyk geza g Noch iets op 't grimmig hart van 't muitend volk vermag. Men ziet, by wapenlooze en onbedreven fcharen , Een Zeeuwsen gewapend volk,in"ooflógskundeervaren , Geleid door Willem. \J beke n ik, u alleen,

Dat ik geene uitkomst zie in all' deze yslykheén,

A D * .

Op mynen huwlykdag, de n laatften va n myn leven, Doet myn verraden min gemaal en moeder fneven . Lichtfterft my n bruigom reeds in dit argryslyk uur. ó Doodlyk e echt! 6 min! 6 glorie! 6 natuur!

ADELHEIDE.

M y n voorbeel d moedig e u: men gev e Dordrech t blyken, Dat groote n ziele n nooit in tegerupoed bezwyken . Duld nie t dat Willems haa t zic h i n uw wanhoop vleP ; Verdien, op'tglorierykst , da t Holland u befchrei' ; Bedenk wa t deugden, al s myn dochter , u betamen .

T R E U R S P E L . 6 i

A D A .

Vergroot myn wanhoop niet: uwe ongevoeligheid Is 't finartlykst ongeluk waarom uwe Ada fchreit. Helaas! was 't niet genoeg, door 't zidbedroevend fterven , Een' vader, die my minde, i n eeuwigheid te derven? In myn beftreden jeugd myzelf te wederftaan ? Uit dwang te Hemmen tot myn' echt, to t euveldaén? Is 't noch te weinig, by 't verliezen myner landen, De wraak ten doel te traan met all'myn waardüepanden? Een moeder, wreede r dan de wrekende overmagt, Verfirtaad myn tedre zucht,en fluit en doemt myn klagt

A D E L H E I D E .

Gy weet niet hoe myn hart in 't heimlyk heeft teftryden; Gy weet niet wat ik ly in uw onfchuldig lyden.

Ik zie myn waar belang; en 't firtart my dat niet eer... Die taal vernoege u; verg myn' fleren geest niet meer.

A C H T S T E T O O N E E L .

A D E L H E I D E , A D A , H I L D E G A A R D .

B

HlLDEGAARD.

loedige overmoed! 6 gruwzaamfte aller dagen!

A D E L H E I D E .

Begon men reeds de ftryd ?

A D A .

Ik ducht de wreedfte plagen.

H I L D E G A A R D .

De muiteling volhard in 't fchenden van zyn' pligt. Vorstin,.men had n naauw' gerukt uit zyn gezigt, Of de aangegroeide magt der trouwlooze onderzaten Borst uit ten aanval op uw bevende foldaten. (weer , Fluks wor d men handgemeen. He t ramlend moordge-Op helm en fchild beproefd, flaat vriend en vyand neer, Terwyl, by 't naar gekerm, e n onder 't hevig morren En dreigen, in de lucht ontelbre fchichten morrelt. Men ziet de ruime markt bedekt met ftroomend bloed.

6^ A D A ,

De bisfchop, Lodewyk , e n hun getrouwe floer, Geneigd te fterven, of de muiters te overheeren, Zyn magtloos 't groot getal dier wreedcn af te keeren.

A D E L H E I D E .

My wierd, 6 bittre fpyt! m y wierd de ftryd ontzegd!.. Dat niemant my weêrhou' te fterven in 't gevecht! Verraden kroost) vaarwe l in eeuwigheid.

ADA, /idelbeide voederboudende. Myn moeder! Bedwingüw' ydlen moed;maak Dordrechtniet verwoeder.

N E G E N D E T O O N E E L A D E L H E I D E , A D A , A M S T E L , H I L D E G A A R D .

V

A MS TEL.

orstin, blyf in 't paleis; ontzie, in 't groot gevaar, De woedende overmagt, d e ontzinde burgerfchaar', Die vorstlyke offers dreigt uit blinde wraak te dachten. Haor d e uitkomst van den ftryd. D e wanhoop gaf ons

krachten:

Men moest de onnoozle bruid van 't muitend volk ontflaan, Verwinnen tegen hoop, of glorieryk vergaan. (den j Zo wierd Oostvrieslands: graaf in 't eerst met vrucht beftre-Ja van de Zeeuwfche hulp door de onzen afgefheden. Hy geeft een teeken; elk, rondom hem heen} houd ftil: Wy nadren ,en hy fpreekt: „ Ik ftreed voor Diedriks wil; „Maar de uitflag van 't gevecht doet Lodewykregeeren; „ Hy wint myn ftem." Die list doet Willem triomferen: Zy flui t uwe oorlogsbende, en geeft zyn Zeeuwen tyd; Men rukt hem uit ons oog; hyzelf hervat den ftryd; Uw deinzen d krygsvolk werpt de wapens uit de handen; U w vyand word erkend als graaf van Diedriks landen; Zyn ftjiatzucht dient zich nu van 't voordeel »yner kling;

En.de adel ftemt uit nood, , U ftond geen muiteling Te duchteii; de onderdaaja zojj aoch. voor Ada leven, Zo gy 't bepaald gezag 4en laftdvOQgd tod g^evea.

T R E U R S P E L . 63

ADA.

Is Lodewyk.ontzield?

AMSTEL,

Ik bleef, by 't woest geweld, Onkundig van zyn lot.

ADA.

Hoe is my 't hart bekneld J

AMSTEL.

De muiter, noch verhit, doet alles bloedig bukken.

ADELHEIDE.

Men kan my 't leven wel, maar nooit den moed, ontrukken.

T I E N D E T O O N E E l

A D E L H E I D E , A D A , LODEWYK , A M S T E L , HlLDECAARD.

G

AfiA.

y leeft, rampzali g held! myn dierbare echtgenoot !.. Wat kunt gy hopen?

LODEWYK.

U t e omhelzen vdór myn dood, Een vruchtelooze hulp mistroostig u te zweeren, Zolang ik adem fchep uw moorders af te keeren, En hier te üieven aan uw voeten.

ADA.

Welk een fchrik Verfcheurt my't hart! Myn ramp groeit ieder oogenblik. Indien het wrekend (taal my 't leven niet doet derven, Das- zal natuur en liefde en wroeging my doen derven.

LODEWYK.

In Adaas doodsgevaar, verwoede burgery!

Getergde Willem! wreekt myn angst u ftreng op my.

ADELHEIDE.

Die wreede zal zyn' haat tot walgcns toe. verzaden.

LODEWYK.

ö Felle iamp! ikvheb myn* erigawaverradsn,

<%<. A D A ,

Haar nutte, vlucht geftuit, haa r dier geheim ontdekt j En in myn blind beftaan haat' ondergang verwekt . Ik moet van fchaamte en fpyt het aklig daglicht fchuwen , Ik heb, (6 fhood bedryfl ) doo r myn vermetel huwen , Gedreigde landvorstin! uw' grootften toeverlaa t Verwekt to t vyandfchap en onverzoenbre haat : Ik heb den muiter ftof tot dolle wraak gegeven : ikzelf beroof myn bruid van glorie, ftaat, en leven: Ik fchenk, doorlucht e vrouw! u tot een hüwlyksgift, In myn verraste liefde, h l onverfchoonbre drift , Op 't heilloos bruiloftsfeest, gevier d in bloed en tranen, Den doodelyken vloek der moordende onderdanen. Hunne onbedachte wraak geeft niemant lyfsgenaé. De wanhoop, die my grieft, i s zonder wedergaé. Ik zou de wreedfte doo d vernoegd in 't oproer lyden, Indien ik ftervende u van 't onheil kon bevryden.

A M S T E L . (woed , Men hoor' met wat gefchreeuw het toomloos Dordrech t En fineek' de n nieuwen graa f o m hulp YOOf't vorsfly k

ADA. (bloed!

Het volk is in 't paleis!

LODEWYK.

't Zal woedende u vernielen. ADA.

't Zal niet, dan in myn' arm, myn' bruidegom ontzielen . E L F D E T O O N E E L .

A D E L H E I D E , A D A , W I L L E M , L O D E W Y K , A M S T E L , H I L D E G A A R D , R E I N O D D .

Getolg van edelen.

W I L L E M , na zyn gevolg uitkomende, tegen

Z

't volk, dat zicb niet vertoont.

eeghafte burgers! keert; betrouwt aan my de wraak; Gehoorzaamt: 'k weet myn' pligt in uw geréchte «aak.

-T R E U R S P E L . $$

A D E L H E I D E .

Zie hier uw vyandin., verwoede! ia uw vermogen; Maar in haar nederlaag zo fier , zo onbewogen, (ftaal , Als toe n z e u w ftaatzucht dwong doo r ' t alvernielen d En 't juichend Holland haar begroette in zegepraal. Myn onverzetbre moed beveiligt my voor ïchande. Voldoe den muiteling; geef my ter onerhande; Vernoeg uw' ouden haat; en wyt, ui t ftaatsbelang, Myn dood aan 't grimmig volk, aan onvermydbren dwang. Maar denk, indien uw wraak zich verder uit wü ftrekken, Dat Ada zich niet poogde aan uw. voogdy te onttrekken, Datzy, da t Lodewyk verdient die wraak te ontgaan. Verzuimt gy echter hen in 't oproer by te ftaan.

Dan zal dit zelfde volk, na 't onbezonnen woeden, (den r Ten zoen van 't vorstlyk kroost uw dwinglandy bevroeg En, toorni g op uw blinde en bloedige eigenbaat,

De onnpozle wreken op den roover van haar' ftaat. Zo past het Adelheide, i n plaats van laf te fineeken, Voor Diedriks dochter u van lyfsgenaê te fpréken,

W I L L E M .

Gy durft my dreigen! gy !

A D A , tegen Willem.

Indien een ware deugd U dezen dag bewoog voor myn verleide jeugd, (fchoonen, Des bisfchop s dwan g myn * echt by 't volk niet kan ver-. En Willem noch zyn liefde aan Ada wü bctoonen;

Unielende.

Myn dierbre bloedverwant! my n vader! ftadantoe, Dat ik eeneoflèrkeur voor Hollands wrekers doe. (broeder:

Graaf Diedrik s laatft e zuch t wa s voo r zyn' waarden Voldoe zyn dochter ,door 't behouden van haai moeder; En fpaar myn' echtgenoot. Z o hen de wraak vernielt, Word Diedriks eenig kroost in hen op't wreedst ontzield.

Noch fineekt uwe Ada voor uw muitende onderdanen: Ik haat die wrekers niet; i k ftort voor hen óók tranen. Weérhou dat woedend volk, eer's bisfchops hoon of dood

€6 A D A ,

Voor hen eenc oorzaak zy van z waren oorlogsnood. Vergun, doorlucht e held! myT op myn laatftebede , Dat ik, d e dood getroost, hen onder de oogen trede, Eene eédle deernis by de oproerigen verwerv',

Öf voor myn* bruidegom en voor myn moeder fterv* ! LODEWYK.

Zond gy, by 't razend volk uw dierbaar leven wagen? Ik Hoorde uw vlucht; men woede op de oorzaak uwer

pla-Knieknde. (gen ! 6 Willem! hoor naa my; denk wie u fineekt. Ik ben 't, Uw,vyand, reed s door u als Hollands graaf erkend, Maar door.uw list misleid. Zult ge op myn beêbeletten, Dat zich de oproerigen met Adaas bloed befmetten ? Behoed gy Diedriks weeüw? I k fta dan 't graaffchap af ; Én, eisch t de muiter wraak, i k ben bereid ter ftraf.

ADA} tegen Lodewyk.

Zal 't volk zich over u, als over my, ontfermen ?

Tegen Willem.

Wat zal uw groote ziel verrichten ?

W I L L E M , Ada omhelzende.

U befchermen . Myn kinders,ryst. U w deugd,di e mctuwplagengroeit, Verrukt myn teder hart, en hield myn tong geboeid.

' Kloekmoedige Adelheide! uw haat heeft my beleedigt, Uw ramp heeft my ontroert, uw kroost heeft my bevredigt. Myn'vrinden, Dordrech t eischt, in woeste muitery, Uw leven: maar gy ziet uw' toeverlaat in my.

De bisfehop,zwaar gewond,is reeds de woedeonttogen. Schoon 't volk met tegenzin hem ftelde in myn vermogen, Schoon 't u dolzinnig dreigt, vrees t echter gee n gevaar: Gy zyt min fchuldig dan dé bisfehop, di e barbaar.

A D A .

Myn vader! kan uw deugd al 't ongelyk vergeven ? Gy zyt myn erfdeel waard'.

LODEWYK.

Moest u myn ftaal weérftreven! ADA.

T R E U R S P E L . 67

ADA.

Myn moeder! Lodewyk ! wat onverwacht geluk!

A D E L H E I D E .

Gy red uw. vyandki door 't eêlfte heldenftuk , Verbant den ouden haat, j a dwingt my u te minnen.

L O D E W Y K .

U w deugd , gehoonde vorst! kan meer dan ftaten winnen.

A M S T E L .

6 Gadelooze held! u w moed, u w roemryk ftaal Verwierf in 't heilig land nooit zulk een zegepraal.

W I L L E M .

't Verzuim van tyd kan ons een nieuw gevaar bereiden. Ik wil:den muiteliflg door hoop op wraak misleiden, Totdat myn vrinden, aa n een veilig oord gehragt, . Geen wraakzucht vreezen van die woedende overmagt.

. Getrouwe ridderfchap ! help my die vlucht bedekken: Gy wilt met'vorstlyk bloed myn glorie niét bevlekken: U deer t het ongeluk der afgetreurde bruid:

Die rampfpoed wisch t de fchuld in 'tgraaflykftamhuisui t Gy, Amftel, die met finart my wederftand moest bieden.' Befcherm,op myn begeerte, uw vrinden onder't vlieden;

Volg nu, oprecht e held! volg nu, me t eedle vreugd, Tot veiliging dier vlucht, he t Yoorfchrift va n uw deugd .

Myn dochter, da t men u naar 't eiland Tesfel voere , Eer iemant, to t uw wraak, he t wufte volk beroere: Ja ftreef naar Engelland; verftrek my daar tot borg Voor de algemeene rust; weêrfpree k gee n nutte zorg. Gy zult in blyder tyd uw vryheid weer erlangen. Ik houde uw moeder noch uw' bruidegom gevangen. Gy zult, n a dezen togt op nieuw met hen vereend, U trooste n in den ramp, die n gy met hen beweent.

A D A .

Ik derf myn' vader wel, maa r vind in u zyn' broeder.

Zy omhelst Lodewyk, en vervolgt:

Vaarwel, myn Lodewyk !

Lo-Cg A D A *

L.ODEWYK.

Myn bruid!

ADA, Adelheide omhelzende.

Vaarwel, myn moeder!

A D E L H E I D E .

Myn ongelukkig kroost!

LODEWYK.

Wat valt dit fcheiden bard!

ADELHEIDE, tegen Ada.

Gy zult ons wederzien.