• No results found

V ISIE D UURZAAM V EILIG

Centraal bij de aanpak van de verkeersonveiligheid staat het principe Duurzaam Veilig. Duurzaam Veilig is een visie waarbij wordt gestreefd naar een heldere en eenduidige structuur voor alle weggebruikers. Immers, als iedereen die van een bepaalde weg gebruik maakt, kan zien hoe men zich op deze weg dient te gedragen, betekent dat winst voor de verkeersveiligheid.

Functie, gebruik, vormgeving

De visie van Duurzaam Veilig gaat ervan uit dat een duidelijke afstemming bestaat tussen de wegen, de vervoermiddelen en de regelgeving enerzijds en de (begrensde) mogelijkheden van de gebruikers anderzijds.

Vormgeving en het gebruik van de weg moeten afgestemd zijn op de functie van de weg. De achterliggende gedachte hierbij is dat de kans om fouten te maken, wordt

geminimaliseerd.

Integrale benadering

Uitgangspunt van Duurzaam Veilig is dat de

verkeersonveiligheid integraal wordt benaderd. Zodoende kent Duurzaam Veilig vier invalshoeken: infrastructuur, mobiliteit, ruimtelijke ordening en de mens. Hoewel het belang van de laatste drie punten zeer groot is, ligt het accent van de uitwerking op het treffen van infrastructurele maatregelen. Ervan uitgaande dat een bepaalde

hoeveelheid verkeer onvermijdelijk is, gaat Duurzaam Veilig uit van een duidelijke afbakening van

verblijfsgebieden en het optimaliseren van een heldere verkeersstructuur. Hulpmiddel hierbij is het indelen van het wegennet in categorieën.

Inpassen verkeersveiligheid in mobiliteitsbeleid

Vanuit het beleid ten aanzien van milieu en bereikbaarheid wordt gestreefd naar

mobiliteitsbeheersing. De omvang van het verkeer is, in combinatie met het verkeersrisico, bepalend voor het aantal ongevallen. Bij 80% van de letselongevallen is een auto, vrachtwagen of motorfiets betrokken. Het beheersen van de (auto)mobiliteit en het stimuleren van veiliger alternatieven heeft daarom een positief effect op de verkeersveiligheid.

Figuur 4.1: Kenmerken Duurzaam Veilig

Inpassen verkeersveiligheid in ruimtelijke ordening

De ruimtelijke ordening ligt aan de basis van het verplaatsingsgedrag. Het bepaalt over welke afstand verplaatsingen moeten worden afgelegd en daarmee mede welke vervoerswijzen hiervoor gebruikt kunnen worden. Verder kan ruimtelijke ordening invloed hebben op de conflicten tussen de

verkeerssoorten (bijvoorbeeld een school in de wijk of net aan de andere kant van de weg).

Wijzigingen in functies zijn ook van belang, zoals twee scholen die fuseren, waardoor veel leerlingen een drukke weg moeten oversteken.

Intensivering gedragsbeïnvloeding

Gedragsbeïnvloeding door middel van educatietraining en voorlichting is al circa 40 jaar een speerpunt van het verkeersveiligheidsbeleid. Intensivering gedragsbeïnvloeding in het kader van Duurzaam Veilig betekent mensen bewust maken van de veiligheidseffecten van de keuzes die zij maken. Mensen kunnen bijvoorbeeld worden gestimuleerd een veiliger vervoermiddel te kiezen (veilig is in dit geval bijvoorbeeld de fiets: weinig massa, lage snelheid). Verder betekent intensivering van het beleid dat verkeerseducatie mogelijk een meer permanent karakter krijgt.

Veiligheidsprincipes

Om te komen tot een duurzaam veilige verkeersstructuur moet rekening worden gehouden met drie veiligheidsprincipes:

1. Voorkom onbedoeld gebruik van infrastructuur.

Wegen dienen eenduidig te worden onderscheiden naar functie, namelijk een stroom-, gebiedsontsluitings- of erftoegangsfunctie. Combinaties dienen zo veel mogelijk te worden uitgesloten, omdat veel ongevallen te maken hebben met een vermenging van functies.

2. Voorkom ontmoetingen met hoge snelheids- en richtingsverschillen.

Dit zal afhankelijk van de wegcategorie resulteren in een scheiding van verkeerssoorten, scheiding van de rijrichting en een beperkt aantal toe te passen uniforme

kruispuntoplossingen.

3. Voorkom onzeker gedrag van verkeersdeelnemers.

De herkenbaarheid van ieder wegtype moet gegarandeerd worden door toepassing van unieke wegelementen. Overgangen tussen wegtypen moeten duidelijk herkenbaar zijn. Dit pleit voor zo weinig mogelijk wegtypen.

Figuur 4.2: Van links naar rechts: erftoegangsweg, gebiedsontsluitingsweg, stroomweg

Verblijfsgebieden en verkeersruimten

Op grond van het voorgaande dient het gemotoriseerde verkeer geconcentreerd te worden op een beperkt aantal hoofdwegen. Dit betekent een indeling in verkeersruimten en verblijfsgebieden, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Een beperkt aantal hoofdwegen betekent tevens dat gestreefd moet worden naar zo groot mogelijke verblijfsgebieden. De inrichting van verkeersruimten en verblijfsgebieden dient de functie ervan zo goed mogelijk te ondersteunen. In combinatie met maatregelen gericht op vermindering van het autogebruik, het intensiveren van gedragsbeïnvloeding

Stroomwegen

Erftoegangswegen Gebiedsontsluitingswegen

en het integreren van Duurzaam Veilig-principes in de ruimtelijke ordening moet dit leiden tot een verkeersveilige infrastructuur.

Wegcategorieën

Het wegennet dient te worden ingedeeld in verschillende categorieën, afhankelijk van de functie van de weg. Het aantal wegcategorieën blijft beperkt tot drie. Zodoende ontstaat een heldere situatie, waarin duidelijk wordt welk verkeersgedrag van de gebruiker wordt verwacht. Aan alle onderdelen van het wegennet wordt een verkeersfunctie toegekend (zie ook figuur 4.3):

 stroomfunctie: het snel verwerken van het autoverkeer dat over langere afstand gebruik maakt van het wegennet (met name rijkswegen);

 gebiedsontsluitingsfunctie: het bereikbaar maken van wijken en kernen;

 erftoegangsfunctie: het toegankelijk maken van de directe woon-/leefomgeving.

Een essentiële voorwaarde is dat overlapping of vermenging van verkeersfuncties op een weg niet mag voorkomen. Door zorgvuldig consequente functies aan wegen toe te kennen, krijgt het wegennet een min of meer ‘natuurlijke' opbouw. Deze functietoekenning wordt ook wel het categoriseren van wegen genoemd.

Op basis van de functie worden eisen gesteld aan de inrichting van de weg en worden verkeersregels vastgesteld voor het gebruik van de weg. De vormgeving van de weg, met de bijbehorende regels, moet leiden tot een gebruik dat overeenkomt met de eigenschappen die aan de weg worden toegekend op basis van de functie van de weg. De wegprofielen van de verschillende gecategoriseerde wegen zijn in bijlage 1 weergegeven.

Twee typen gebiedsontsluitingswegen De opgave voor dit verkeersstructuurplan ligt voornamelijk op het gebied van gebiedsontsluitingswegen. Om meer toepassingsruimte in de

wegencategorisering te creëren, zijn meerdere typen gebiedsontsluitingswegen vastgesteld.

Allereerst worden in Heemskerk wegen als gebiedsontsluitingsweg type 1 aangewezen (GOW type 1). Dit type ontsluitingsweg heeft als doel het verkeer in Heemskerk te

ontsluiten. Deze wegen vormen dan ook samen de hoofdontsluitingsstructuur.

Kenmerk van deze wegen is de scheiding van langzaam en snel verkeer.

Daarnaast worden

gebiedsontsluitingswegen type 2 aangewezen (GOW type 2).Dit type ontsluitingsweg heeft geen primaire functie voor de bereikbaarheid van Heemskerk. Wel vormen deze wegen de

wijkontsluitingsassen van Heemskerk. De fijnmazigheid van dit type wegen moet worden afgestemd met de grootte van de 30 km/h-zones. Wanneer de 30 km/h-zone te groot is en er te weinig GOW

Figuur 4.3: Categorisering van wegen

type 2- wegen aanwezig zijn, bestaat het risico dat de automobilist de snelheidslimiet van 30 km/h over een langere afstand niet meer accepteert. Dit heeft negatieve effecten op de verkeersveiligheid en bereikbaarheid.

Figuur 4.4: Van links naar rechts: GOW type 2, GOW type 1

De inrichting van GOW type 2-wegen gaat uit van het niet fysiek scheiden van langzaam en snel verkeer. Dit betekent dat de inrichting bij voorkeur bestaat uit een rijloper en fietsstroken aan beide zijden van de weg.

5 Visie

In dit hoofdstuk wordt het te voeren beleid op het gebied van verkeer op hoofdlijnen weergegeven. Hiertoe wordt antwoord gegeven op de opgaven die in de inleiding zijn weergegeven. Daarnaast worden de rol van de verschillende modaliteiten en de verhoudingen tussen deze modaliteiten omschreven.

5.1 Speerpunten