• No results found

2. Vrouwenemancipatie tijdens de bezetting

2.2. Uitvoering van het beleid

Naast de betrokkenen die hebben gewerkt aan de totstandkoming van de nieuwe grondwet zijn er ook een aantal vrouwen geweest die met hun werk een belangrijke bijdrage hebben geleverd om de emancipatie van de Japanse vrouwen in de praktijk te realiseren. Carmen Johnson en Helen Hosp Seamans werkten allebei voor de Amerikaanse overheid in Japan ten tijde van de bezetting. Carmen Johnson was Women’s Affairs Adviser van 1947 tot 1951. Ze schreef over haar ervaringen het stuk ‘Women’s rightfull equality. An objective of Shikoku Military Government Region’, naar aanleiding van een symposium over de bezetting van Japan. Helen Hosp Seamans schreef voor ditzelfde symposium ook een artikel getiteld ‘The contribution of women’s organizations to the goal of the occupation: democratization’. Hosp Seamans was een adviseur bij Women’s Higher Education voor het Amerikaanse hoofdkwartier in Japan. De twee stukken werden gepubliceerd in het boek The occupation of Japan. The grass roots (1991).85

Carmen Johnson maakte deel uit van een team van 27 vrouwen verspreid gestationeerd over heel Japan om te werken voor de Civil Education-tak van plaatselijke Amerikaanse militaire overheden. De taak van deze vrouwen was om aan de Japanse vrouwen duidelijk te maken wat de rechten in de nieuwe grondwet precies voor hun betekenden en om ze aan te moedigen om van die rechten ook gebruik te maken. Johnson kwam in augustus 1947 te werken in Tokushima, op het eiland Shikoku. Tokushima was één van de vier bestuurlijke onderdelen van Shikoku, een zogenaamde prefectuur, te vergelijken met een provincie. Later werd ze overgeplaatst naar Kagawa, een andere prefectuur op hetzelfde eiland. Johnson beschrijft in haar stuk hoe de situatie was in haar gebied toen ze daar begon, hoe ze te werk ging bij het informeren van de vrouwen over hun nieuwe rechten en welke problemen ze ondervond bij dit werk.86

85 The occupation of Japan. The grass roots. The proceedings of the eighth symposium red. William F. Nimmo (Norfolk, Virginia MacArthur Memorial 1991).

Na drie maanden in Japan gezeten te hebben, was Johnson ervan overtuigd dat zowel Japanse mannen als vrouwen maar weinig notie hadden van democratische principes zoals zij deze in de Verenigde Staten kenden. Daarnaast bestond in de regio waar zij was geplaatst volgens haar geen gelijkheid tussen de seksen. Om hier verandering in aan te brengen, hield ze toespraken bij verschillende bijeenkomsten van de bestaande vrouwenorganisaties in haar gebied, de zogenaamde Fujinkai. Deze organisaties bestonden al voor de komst van de Amerikanen en waren vooral opgericht om activiteiten te organiseren waarbij ze de identiteit van vrouwen als moeders en huisvrouwen omarmden.87 Johnson kwam er al snel achter dat mannen vrijwel altijd

deze organisaties leidden. Het werd haar missie om ervoor te zorgen dat de leden van de Fujinkai nieuwe, vrouwelijke presidenten voor de Fujinkai zouden kiezen.88

In december 1947 en januari 1948 organiseerde SCAP excursies naar alle prefecturen in Japan om de Amerikaanse medewerkers en de Japanse vrouwen met elkaar kennis te laten maken. In dezelfde maand organiseerden deze Amerikaanse medewerkers bijeenkomsten in elke prefectuur om aan de Japanse vrouwen in dat gebied uit te leggen hoe ze een motie moesten indienen en hun stem moesten uitbrengen. De Amerikaanse medewerkers maakten hiervoor posters en schreven toneelstukjes. De toneelstukjes werden vanuit het Engels naar het Japans vertaald en vervolgens opgevoerd bij de bijeenkomsten met de Japanse vrouwen. In de toneelstukjes kregen de Japanse vrouwen uitgelegd hoe ze een motie moesten opstellen en hoe ze moesten stemmen. Op die manier zouden Johnson en haar staf aan de Japanse vrouwen duidelijk maken hoe het democratische proces in zijn werk ging. Johnson zette deze methode herhaaldelijk in om de principes van een democratie uit te leggen en volgens haar was deze manier van werken zeer succesvol.89

Johnson ondervond ook een aantal problemen tijdens haar missie in Japan. Zo kwam ze erachter dat veel Fujinkai eigenlijk maar zelden of nooit bij elkaar kwamen. Om dit te stimuleren verspreidde ze pamfletten. Johnson schreef het pamflet, dat tolken vervolgens voor haar vertaalden naar het Japans. De Engelse titel hiervan was: Planning a year’s program for an organization. Vlak daarna verspreidde ze nog een 86 Carmen Johnson, ‘Women’s rightfull equality. An objective of Shikoku Military Government Region’, The occupation of Japan. The grass roots. The proceedings of the eighth symposium red. William F. Nimmo (Norfolk, Virginia MacArthur Memorial 1991) 11-19, aldaar 11.

87 Kelli Nakamura, ‘Fujinkai’, Densho Encyclopedia (geraadpleegd op 3 mei 2015)

http://encyclopedia.densho.org/Fujinkai/. 88 Johnson, ‘Women’s rightfull equality’, 12-13. 89 Ibidem, 13.

pamflet met de Engelse titel: Discussion – A technique of democracy. Dit moest de Fujinkai stimuleren om discussiegroepen te vormen en het houden van discussies in hun programma op te nemen. In 1949 was er enige verbetering te zien; van de achthonderd deelnemers had 61 procent een gepland programma voor tenminste vier bijeenkomsten per jaar. Volgens Johnson was deze vooruitgang vooral te danken aan de pamfletten verspreid in die periode.90

Later kregen de Women’s affairs officers de opdracht om ook te gaan werken met vrouwen in andere groepen zoals vakbonden, groepen binnen het onderwijs, de gezondheidszorg en vrouwen die in de regering gekozen waren na de verkiezingen. Voor de oorlog konden vrouwen ook bij vakbonden aangesloten zijn maar ze zaten dan in speciale vrouwenafdelingen die zich voornamelijk bezig hielden met activiteiten zoals theeceremonies en bloemschikken in plaats van zaken die met het ‘echte’ werk te maken hadden. De Women’s affairs officers moesten deze vrouwen helpen bij het leren van hun nieuwe rechten en de werking van een democratie. Soms was het erg moeilijk om de Japanse vrouwen betrokken te krijgen bij de democratische zaak.91 Bij sommige

bijeenkomsten leken de vrouwen helemaal geen interesse te hebben voor de boodschap die Johnson kwam verkondigen. In juli 1949 noteert ze in haar dagboek:

My, but it’s hard to get a reaction from them! We acted like silly fools but could hardly get a glimmer. I finally experimented and asked a direct question of the women. One just simply refused to even lift her head to look at me. How in the world can we get around that!92

Johnson schrijft dit gebrek aan reactie toe aan de opvoeding van de Japanse vrouwen. Japanse vrouwen hadden altijd geleerd om verlegen en bescheiden te zijn. Assertiviteit verkleinde namelijk de kans op een goede huwelijkspartner. Bovendien stopten bijna alle vrouwen met werken nadat ze waren getrouwd. Daarnaast had de Japanse regering de vakbonden in de periode voor de Tweede Wereldoorlog altijd onderdrukt. Ze hadden nauwelijks macht. Met de komst van de Amerikanen veranderde dit plotseling en wellicht dat ze dus nog moesten wennen aan die nieuwe situatie en alles wat daarbij kwam kijken, zo meent Johnson.93

90 Ibidem, 12-14. 91 Ibidem, 15. 92 Ibidem, 14. 93 Ibidem, 14-15.

Uit het verslag blijkt dat het niet altijd makkelijk was om de Japanse bevolking de principes van een democratie bij te brengen. Johnson is echter wel van mening dat veel Japanse vrouwen haar werk en dat van haar collega Women’s affairs officers uiteindelijk zeer waardeerden en vindt dat het zeker ook zijn vruchten heeft afgeworpen. Ze geeft hiervoor het voorbeeld van de hevige protesten die vanuit de Japanse vrouwengroepen opkwamen toen het Ministerie van Arbeid had aangekondigd de zogenaamde Women’s and Minor’s Bureaus te willen opheffen, organisaties die zich inzetten voor werkende vrouwen.94 Johnson sluit haar essay af met een citaat uit

de Nippon Times, een Engelstalige Japanse krant die van 1943 tot 1956 werd uitgegeven. Hieruit moet het enthousiasme dat de Japanse bevolking had over de democratisering blijken:

Although there may still be some skepticism abroad, there can no longer be anyone in close touch with Japanese conditions who had the slightest doubt about the sincere desire of the Japanese to embrace democracy.95

Helen Hosp Seamans, de andere vrouwelijke deelnemer aan het eerder genoemde symposium, was tijdens de bezetting van Japan adviseur voor de Women’s Higher Education bij SCAP. Ze speelde een belangrijke rol bij het voorbereiden van het beleid voor de Japanse vrouwen op de lange termijn, een beleid dat moest leiden tot gelijke kansen in scholing voor alle Japanse vrouwen. Daarnaast organiseerde en begeleidde ze de eerste cursus in Japan voor Deans and Advisers of Women, een opleiding tot decaan speciaal voor vrouwen die aan de vrouwenuniversiteiten in Japan studeerden.96

Wat in het stuk van Seamans opvalt, is dat ze uitsluitend zeer positief spreekt over het Amerikaanse beleid voor de Japanse vrouwen. Anders dan in het stuk van Johnson is de toon van Seamans meer betogend en besteedt ze vooral aandacht aan alle goede uitwerkingen van het Amerikaanse beleid. Het is een duidelijk pleidooi voor het bezettingsbeleid. Ze noemt veel voorbeelden waaruit moet blijken dat de Japanse vrouwen erg dankbaar waren voor dit nieuwe beleid en ook gretig gebruik maakten van alle mogelijkheden die de Amerikanen hen aanboden. In tegenstelling tot Johnson noemt Seamans geen momenten waarbij het moeilijk bleek om de vrouwen enthousiast

94 Ibidem, 16.

95 Nippon Times, 13 november 1947, zoals geciteerd in: Johnson, ‘Women’s rightfull equality’, 17. 96 Helen Hosp Seamans, ‘The contribution of women’s organizations to the goal of the occupation: democratization’, The occupation of Japan. The grass roots. The proceedings of the eighth symposium red. William F. Nimmo (Norfolk, Virginia MacArthur Memorial 1991)19-29, aldaar 19.

te maken voor hun nieuwe rechten, en er valt er niet één kritische noot over de Amerikaanse kant te ontdekken.

Seamans vertelt over de slechte positie die vrouwen hadden in de Japanse maatschappij voor de komst van de Amerikanen. Ze schrijft bijvoorbeeld over het feit dat ‘The feudalistic custom that required women to eat privately after the man had finished meant that many women existed on a meager fare, insufficient for good health.’97 Japanse vrouwen probeerden zich volgens Seamans uit alle macht los te

maken van deze oude man-vrouwverhoudingen maar die pogingen waren altijd zonder succes. De vrouwen grepen het nieuwe beleid van de Amerikanen dan ook met beide handen aan. Ze waren volgens Seamans duidelijk zeer gelukkig met hun nieuwverworven rechten. Zo kwamen er bij bijeenkomsten georganiseerd door vrouweninstituten meer vrouwen opdagen dan in de zalen pasten. Veel vrouwen moesten bovendien uren in de trein zitten om bij deze bijeenkomsten aanwezig te kunnen zijn. Ook kwam bij de lokale verkiezingen in april 1951 meer dan 91 procent van de kiesgerechtigden opdagen. Hieronder waren meer vrouwen dan mannen. Vrouwen werden ook actiever buiten het huishouden, en vanaf 1946 richtten ze op eigen initiatief ontelbaar veel vrouwengroepen op.98

Door de bezetting kregen vrouwen niet alleen de mogelijkheid tot een goede opleiding en een goede kans op de arbeidsmarkt maar ook een betere positie in het dagelijkse leven, meent Seamans. Toen ze in 1961 weer een bezoek bracht aan Japan, raakte ze er nog meer van overtuigd dat het Amerikaanse beleid een groot positief effect had gehad. De mentaliteit tegenover de vrouw was volgens haar zichtbaar veranderd. Vrouwen hadden nu een meer gelijke positie in het gezin. Ze zag bij een lunchbezoek aan een bejaardentehuis mannen en vrouwen gezamenlijk van de maaltijd genieten en bij een wandeling door een park zag ze mannen en vrouwen samen een spel doen. Volgens haar Japanse begeleider was dit allemaal heel gewoon geworden. Deze verandering ziet Seamans dan ook als de meest significante verandering in Japan sinds de bezetting.99 Ze eindigt haar stuk met de observatie:

(…) the Japanese women of the Occupation Period deserve the greatest credit and recognition. So quickly comprehending democratic principles, they had

97 Ibidem, 20. 98 Ibidem, 20-22. 99 Ibidem, 24-26.

zealeously worked through their organizations for the attainment of the Occupation goal: Democratization.100

Jacob van Staaveren, een historicus die als education officer mee hielp om de nieuwe grondwet aan de Japanse bevolking uit te leggen, sprak ook op het eerder genoemde symposium. Zijn lezing heeft de titel: ‘The democratization of the Japanese September 1946 - September 1948. A prefectural view’. Hij was gestationeerd in de prefectuur Yamanashi en schrijft over de reactie van de Japanse vrouwen tijdens zijn bezoeken aan de verschillende vrouwenorganisaties in dat gebied. Zo bracht hij in februari 1947 een bezoek aan een net opgerichte organisatie waar hij sprak over de rol van de vrouw in een democratie. Toen hij na afloop aan de dertig aanwezige vrouwen vroeg of ze nog vragen hadden over wat hij had verteld, kwam er echter vrijwel geen reactie.101

Met een enkele uitzondering daargelaten, ging het zo bij iedere organisatie waar hij kwam spreken: de vrouwen hoorden zijn lezing aan in stilte. Volgens Van Staaveren was de nieuwe rechtsstatus voor de meeste vrouwen op het platteland een verontrustende ervaring. Hij schrijft dit toe aan het feit dat Japan een maatschappij is waarin de traditie van mannelijke superioriteit al lange tijd de norm was. De echtgenotes van de vrouwen waren daarbij vaak ook geen voorstanders van de veranderingen. Gelukkig waren er ook vrouwen die mondiger waren. Dit waren vaak vrouwen uit de stad die een betere opleiding hadden genoten. Zij zetten zich in om de nieuw verworven rechten uit te leggen aan andere vrouwen en moedigden ze aan hier ook gebruik van te maken.102

Tijdens het discussiegedeelte van het symposium werden er vragen gesteld over de gehouden lezingen. Eén van de vragen voor Carmen Johnson en Helen Hosp Seamans kwam van Grant Goodman, die zelf voor SCAP onder andere als vertaler werkte tijdens de bezetting van Japan. Zijn vraag gaat dan ook over de taalkwestie: hij vraagt zich af in hoeverre de twee vrouwen afhankelijk waren van tolken bij hun werk. Beide vrouwen spraken immers geen Japans en het ging toch om het verspreiden van een complexe en voor de Japanners onbekende boodschap namelijk de principes en de werking van een democratie. Hoe konden de vrouwen weten dat de tolken hun lezingen

100 Ibidem, 26.

101 Jacob van Staaveren, ‘The democratization of the Japanese September 1946-September 1948. A prefectural view’, The occupation of Japan. The grass roots. The proceedings of the eighth symposium red. William F. Nimmo (Norfolk, Virginia MacArthur Memorial 1991) 45-67, aldaar 55-56.

zelf goed begrepen, laat staan dat ze de boodschap van Johnson en Seamans goed vertaalden en dat het publiek deze boodschap vervolgens goed ontving?103

Johnson antwoord dat ze inderdaad niet kan bewijzen dat de tolken de juiste boodschap overbrachten maar toch weet ze zeker dat ze dat wel deden. Haar vrouwelijke tolk vergezelde haar bij iedere excursie waardoor ze elkaar goed leerden kennen. Johnson is er daarom van overtuigd dat haar tolk exact begreep wat ze wilde bereiken. Daarnaast kunnen vrouwen volgens Johnson nu eenmaal goed met andere vrouwen communiceren: ‘We knew what we thought together’, zegt ze. Seamans meent op haar beurt dat de vrouw die voor haar vertaalde precies wist wat Seamans wilde zeggen. Ze voelde dat de vrouwen in het publiek haar begrepen, dat ze elkaar begrepen. Seamans zegt: ‘The women that interpreted for me knew [onderlijning als in het origineel] what I was trying to say, these concepts that they wanted were not far into their inmost being. This was human relations and we understood each other.’ In hun ogen hadden Johnson en Seamans een positieve boodschap voor de Japanse vrouwen; ze waren ervan overtuigd dat de vrouwen de nieuwe rechten verwelkomden en dus begrepen.104

Uit het verslag van met name Seamans lijkt het alsof de oude Japanse wetgeving het enige was wat de Japanse vrouwen voor de oorlog had tegengehouden in hun emancipatie. Ze erkende niet dat de Japanse cultuur hierbij ook een rol kon spelen. Zoals blijkt uit mijn onderzoek, waren er natuurlijk vrouwen die de nieuwe rechten verwelkomden. Dat dit echter helemaal niet altijd zo vanzelfsprekend was, blijkt wel uit het hierboven genoemde verslag van Jacob van Staaveren. Hij maakt duidelijk dat de overdracht van democratische concepten vaak moeizaam verliep en dat bepaalde Japanse culturele verschijnselen daarin een belangrijke rol speelden.

Ook kan men vraagtekens zetten bij de verklaring van Johnson en Seamans dat de tolken hun boodschap altijd goed overbrachten. Dit blijkt uit het verhaal van een andere deelnemer aan het symposium die ook reageerde op de vraag van Grant Goodman. Frank Sackton, Staff Secretary, onder generaal MacArthur tijdens de bezetting, vertelt dat hij voor zijn werk ook gebruik maakte van Japanse tolken. Ze waren goed opgeleid en zeer beleefd maar, naar eigen zeggen, kreeg hij al snel door dat ze altijd dingen zeiden die hem zouden behagen. Ze verdraaiden de waarheid niet maar streken het wel glad, aldus Sackton. In sommige gevallen was dit niet bevorderlijk

103 ‘General discussion’, The occupation of Japan. The grass roots. The proceedings of the eighth

symposium red. William F. Nimmo (Norfolk, Virginia MacArthur Memorial 1991) 27-28, aldaar 27.

voor het doel dat hij probeerde te bereiken en daarom stapte hij uiteindelijk over naar Amerikaanse tolken.105 Wellicht dus dat Johnson en Seamans de cultuur- en

taalbarrière tussen hen en de Japanse vrouwen enigszins hebben onderschat.

Bij de democratisering van Japan en de bijbehorende vrouwenemancipatie speelden verschillen tussen de Japanse, niet-Westerse cultuur en de Amerikaanse, Westerse cultuur duidelijk een belangrijke rol. Joseph Henrich, onderzoeker en docent aan de University of British Colombia in Vancouver bij de afdeling psychologie, Ara Norenzayan, ook docent aan de University of British Colombia en gespecialiseerd in sociale psychologie en Steven Heine, docent religie en geschiedenis aan het Institute for Asian Studies aan de Florida International University hebben in een onderzoek gekeken naar de psychologische eigenschappen van mensen uit de Westerse en niet- Westerse wereld. Dit onderzoek laat zien dat er inderdaad grote verschillen bestaan tussen het gedrag en het denken van mensen uit deze twee werelden. Zo blijkt dat Westerse mensen vaak een meer onafhankelijk beeld hebben van zichzelf. Belangrijke gevolgen hiervan zijn onder andere dat Westerlingen veel waarde hechten aan het hebben van een eigen, vrije keuze en dat ze een grotere motivatie hebben om op te vallen in de maatschappij dan om zich aan te passen. Niet-Westerlingen vinden dit vaak een stuk minder belangrijk. Zij hebben een meer holistische kijk op de maatschappij waarbij ze zichzelf zien als een onderdeel van een groter geheel.106 Dit

zou kunnen verklaren waarom lang niet alle Japanse vrouwen met enthousiasme reageerden op hun nieuwe rechten. Johnson en Seamans waren zich waarschijnlijk niet bewust van dit verschil in denken. Vanuit hun eigen Westerse cultuur waren ze ervan overtuigd dat hun boodschap van emancipatie bij alle vrouwen welkom was en dat de vrouwen die boodschap dus ook altijd begrepen.

Een verschil tussen de visies van de besproken betrokkenen wordt duidelijk merkbaar. Er zijn twee groepen te onderscheiden, te weten de personen die een rol speelden bij de totstandkoming van de nieuwe grondwet, voor het gemak hierna ‘de beleidsmakers’ en de personen die als taak hadden de nieuwe rechten aan de Japanse vrouwen uit te leggen en in de praktijk te realiseren, ‘de uitvoerders’. De beleidsmakers gingen duidelijk op een zeer praktische wijze om met het beleid voor