• No results found

Geweld, Succes en de Strategische Logica van Gewelddadig Protest

5.3. De Strategische Logica van Gewelddadig Protest

5.3.1.2. De uitsluiting van geweld?

De tweede assumptie uit het academisch onderzoek die wordt betwist is dat het gebruik van geweld betekent dat er minder mensen kunnen participeren vanwege fysieke, morele en informatieve barrières die geweld meebrengt. Voor veel vrouwelijke en oudere activisten is het fysieke deel van deze stelling simpelweg een belediging: “Aside from the fact that it belies a disturbing ageism and sexism, it is false. Property destruction is not merely macho rabble-rousing or testosterone-laden angst release” (bijlage 1.2, ACME Collective). Francis Dupuis-Déri laat in zijn studie naar de gewelddadige black block zien dat er in veel gevallen inderdaad vrouwen aanwezig zijn, en dat sommige groepen zelfs geheel uit vrouwelijke activisten bestaan (bijlage 1.20, 2014, p. 108).

Daarbij komt dat het gebruik van geweld tijdens een demonstratie niet hoeft te betekenen dat anderen niet vreedzaam kunnen demonstreren. Zo hebben black block

activisten de zogenaamde ‘groene zone’ ontworpen (bijlage 1.20, Dupuis-Déri, 2014, p. 73). Hierbij spreken ze af dat een bepaald deel van de stad gebruikt wordt voor gewelddadige acties, terwijl een ander deel vreedzaam blijft. Op deze manier kan iedereen op zijn eigen manier demonstreren: “The ‘green zone’ on Saint-Jean was a smashing success. Thousands of locals showed up, many feeling so safe they even came with their kids” (bijlage 1.12,

Common Struggle, 2002).

Dit brengt ons op het laatste argument dat naar voren wordt gebracht in de data: exclusief vreedzaam protest zou juist mensen uitsluiten omdat er maar een beperkt aantal methoden mag worden gebruikt. Zoals eerder al werd benadrukt zijn deze activisten niet voor het gebruik van exclusief gewelddadige methoden. Ze zijn liever voor het gebruik van een diversiteit aan tactieken, die volgens hen ruimte biedt voor een diversiteit aan participanten (bijlage 1.17, Crimethinc, 2002):

“That’s the point of affirming a diversity of tactics: to build a movement that has space for all of us, yet leaves no space for domination and silencing—a “people power” that can both expand and intensify” (bijlage 1.56, Crimethinc).

Daarbij wordt het argument gegeven dat de meest onderdrukte en onmondige groepen in de samenleving, niet de macht zouden hebben om succesvolle vreedzame methoden te

gebruiken: “Peaceful protesting is a luxury only available to those safely in mainstream culture” (bijlage 1.16, Cunha, 2014). De logica achter vreedzaam protest is dat het effectief is omdat de machthebber zo de coöperatie van de burger verliest (Chenoweth & Stephan, 2008, p. 10). Er wordt hier echter vanuit gegaan dat de machthebber altijd de coöperatie nodig heeft van de burgers, en dat deze afhankelijkheid gelijk is voor elke burger. Feit is echter dat, bijvoorbeeld in Amerika, de meest arme groepen in de samenleving het minst belasting betalen en minder vaak stemmen dan de rijkere bevolking (U.S. Census Bureau, 2012). Non- coöperatie zou dus heel goed een minder sterk middel kunnen zijn voor arme burgers. Eén specifieke vorm van non-coöperatie, die Gandhi zag als één van de meest effectieve

methoden, is het ongehoorzamen van onrechtvaardige wetten (2001, p. 16). De activist laat zo zien dat hij de macht heeft om zich niet te laten regeren door wetten waar hij niet door

geregeerd wil worden (2001, p. 35). Zoals we inmiddels weten strijden veel activisten echter tegen structureel geweld dat verder gaat dan een onrechtvaardige wetgeving. Een persoon die geen baan kan krijgen vanwege zijn huidskleur kan dit niet zomaar oplossen doormiddel van het ongehoorzamen van een paar wetten. De afschaffing van de Jim Crow wetten6 heeft dit probleem immers niet opgelost (Alexander, 2010). Vandaar de conclusie die veel activisten in dit onderzoek trekken: vreedzaam protest is een middel voor de bevoorrechte burger.

Samengevat kunnen we stellen dat er twee assumpties zijn rondom het onderwerp mobilisering die niet door elke activist worden aangenomen. Hoewel vreedzame protestcampagnes meer mensen op de been brengen, is dit niet altijd het doel van een gewelddadige actie. Als dit wel het doel is dan is het voor de activisten in dit onderzoek van belang dat de participanten dezelfde radicale doelen beogen als zijzelf. Slechts kwantitatieve participatie is niet genoeg. Ten tweede geven de activisten aan dat het gebruik van geweld niet betekent dat anderen geen vreedzame methoden mogen gebruiken. Ze stellen dat een

                                                                                                               

6 De Jim Crow wetten waren een verzameling wetten die de raciale segregatie in de Verenigde Staten handhaafden om zo sociale onrust te voorkomen. De wetten werden in 1965 afgeschaft.

campagne die ruimte biedt aan een diversiteit aan methoden juist minder barrières heeft dan een exclusief vreedzame campagne.

5.3.2. Hypothese 2

‘Geweld zal andere demonstranten in gevaar brengen’

Een belangrijk argument waarom geweld minder mensen zou laten participeren is dat het andere demonstranten fysiek in gevaar zou brengen. Er wordt hier verondersteld dat

gewelddadige methoden per definitie anderen in gevaar brengen en dat vreedzame methoden dit niet doen. Het onderstaande citaat illustreert de mening van een groot deel van de

activisten uit dit onderzoek.

“Direct action can be dangerous in a repressive political climate, and it is important that those who practice it make every effort not to endanger others. This is not necessarily an objection to it, however — on the contrary, when it becomes dangerous to act outside established political channels, it becomes all the more important to do so” (bijlage 1.3, Crimethinc).

Ze geven aan dat het voor hen van groot belang is dat mededemonstranten niet fysiek in gevaar worden gebracht. Dit zal immers de doelstelling om mensenlevens te verbeteren tegenwerken. Ze nemen dan ook doordachte maatregelen om dit te voorkomen. Het eerder genoemde voorbeeld van de ‘groene zone’ tijdens demonstraties is hier een goed voorbeeld van. Het gebruik van geweld hoeft dus niet te betekenen dat andere demonstranten in gevaar worden gebracht. Daarnaast betekent het gebruik van vreedzame methoden niet dat andere demonstranten nooit in gevaar worden gebracht. Dit is een fenomeen die veel respondenten aankaarten onder de noemer ‘the peace police’:

““Peace Police” have manhandled activists who showed up to marches in black clothing and hoodies, ripped their masks off, shoved and kicked them” (bijlage 1.29, Graeber, 2012). “On at least 6 separate occasions, so-called “non-violent” activists physically attacked

5.3.3. Hypothese 3

‘Vreedzaam protest krijgt meer steun van de elite en zal daardoor eerder slagen in het behalen van haar doelen’

“Every Englishman and Englishwoman must feel safe, not by reason of the bayonet at their disposal but by reason of our living creed of nonviolence. That is the condition of success” (Gandhi, 2001, p. 56).

Naast dat de protestcampagne burgerparticipanten moet mobiliseren, blijkt uit het academisch onderzoek ook dat wanneer een protestcampagne mensen kan mobiliseren of overtuigen die de dominante instituties van de samenleving vertegenwoordigen, dit de kans op succes van de beweging zal vergroten (Chenoweth & Stephan, 2011, p. 46). Regimes zouden namelijk eerder concessies doen wanneer belangrijke elitepartijen (leger, politie, media, politici, corporaties, etc.) zich aansluiten bij de protestcampagne (Ibid.). Vreedzame protestmethoden zouden dan meer steun verwerven omdat de levens van de elite niet worden bedreigd

(Chenoweth & Stephan, 2011, p. 48). Het verkrijgen van steun van de elite is volgens hen daarom een belangrijk doel voor een sociale beweging.

De belangrijkste assumptie die door een groot deel van de activisten in dit onderzoek wordt verworpen is dat steun van de elite gewenst is. Omdat het einddoel de vernietiging van machtsstructuren en het kapitalisme is, is de elite voor hen juist de vijand en samenwerking zou verraad betekenen:

“We must make clear that reformists, the vast majority of NGOs, mainstream trade unions, and “institutionalized oppositions’ are enemies, not only of anarchists, but of all those who struggle for the creation of a radically different world” (bijlage 1.52, Severino, 2002). Voor communisten is het bijvoorbeeld geen optie om samen te werken met de economische elite omdat zij het boegbeeld vormen van het vijandige kapitalisme. Voor anarchisten is het geen optie om samen te werken de politie of het leger omdat zij de verwezenlijking zijn van de machtsstructuren die vernietigd dienen te worden:

“In this war, the pigs of the police comprise a permanent target of the anarchist guerrillas as a front-line and repressive branch of the mechanisms of sovereignty. For this reason, we

considered the stance of the cops against us a given” (bijlage 1.7, Andreas-Dimitris, Bourzoukos, Dimitris & Michailidis, 2012).

Het feit dat de politie het gewelddadig protest niet steunt is dus een logisch gevolg van de doelen die deze activisten stellen: “We don’t want a friendlier police force. [...] We want a world without cops” (bijlage 1.11, The Anarchist Library, 2011).

Tot slot zou volgens de wetenschap de media een belangrijke rol spelen in het succes van een sociale beweging: “Our findings also suggest that media coverage is a crucial means of causing backfire, as others have argued” (Chenoweth & Stephan, 2008, p. 42). Het belang van mediaverslag zien veel radicale activisten ook in. Er blijkt uit de data echter dat ze weinig vertrouwen hebben in de correctheid van het mediaverslag:

“We have nothing to hope for from the corporate media, we should expect nothing from them, and we should absolutely not change any of our tactics or messages in order to pander to them. We should instead treat them as the servants of capital, and thus our enemies, that they are” (bijlage 1.46, Nicolas Barricada Collective, 2009).

Ook de media-elite is dus de vijand in de ogen van deze activisten. Omdat ze echter wel kennis en informatie willen verspreiden om de protestcampagne uit te breiden vallen ze terug op alternatieve media:

“Our energies should not, as many liberal leftists seem to think, be directed towards

developing a “good” relationship with the corporate media, but to fighting them while at the same time developing our own links with people and strengthening our media outlets and projects” (bijlage 1.46, Nicolas, Barricada Collective, 2009).

Geconcludeerd kan worden dat steun van de elite door veel radicale activisten niet als doel wordt beschouwd. Dat heeft als resultaat dat succes dat behaald wordt met behulp van de elite voor hen geen succes is.

5.3.4. Hypothese 4

‘Geweld zal solidariteit met het target opwekken en de kans op succes verkleinen’ Hoewel het dus niet altijd gewenst is om steun van de elite te krijgen, zou gewelddadig protest onsuccesvol zijn omdat het solidariteit zou oproepen met het target (Markoff, 2013, p. 236). De assumptie die hier gemaakt wordt is dat solidariteit met het target betekent dat de protestbeweging onsuccesvol is. Het lijkt op het eerste gezicht een logische assumptie, maar toch blijken veel activisten, terecht of onterecht, hier anders over te denken.

Bij de bevindingen rondom het concept succes werd duidelijk dat één van de doelen van een beweging is om illegitieme praktijken legitiem te maken. Het feit dat een actie of doel in eerste instantie als illegitiem wordt ervaren is dus een logisch gevolg van de radicale

doelen die campagne stelt. Het doel is niet om doormiddel van legitieme methoden solidariteit op te wekken, maar eerder om solidariteit te creëren voor illegitieme doelen en middelen.

5.3.5. Hypothese 5

‘Vreedzaam protest staat meer open voor onderhandelingen en kan zo eerder veranderingen realiseren’

In het academisch onderzoek wordt gesteld dat massale vreedzame non-coöperatie het target zal dwingen tot onderhandelingen omdat het behouden van de status quo steeds duurder wordt (Chenoweth & Stephan, 2011, p. 41). Het target zal eerder open staan voor onderhandelingen omdat de vreedzame campagne de levens van het target niet bedreigt (Chenoweth & Stephan, 2008, p. 13). De assumptie die hier wordt gemaakt is dat een beweging wil onderhandelen met het target. Het zal inmiddels geen verassing zijn dat dit voor sommige activisten geen optie is. De machthebbers van deze wereld zijn onderdeel van de structuren die de activisten proberen te vernietigen. Onderhandelen met hen is daarom geen optie:

“We are not interested in, and believe there to be no such thing as, common ground for dialogue with the rulers and exploiters of the world” (bijlage 1.52, Severino, 2002). Daarnaast denken veel activisten dat onderhandelingen het einddoel juist tegenwerken. Onderhandelingen zouden namelijk bijdragen aan de legitimering van de macht van het target:

“There’s no use in asking the authorities for things they can’t grant and wouldn’t grant if they could. Nor should we give them an excuse to acquire even more power than they already have, on the pretext that they need it to be able to fulfill our demands” (bijlage 1.65, Crimethinc).

Jeriah Bowser legt daarnaast uit dat vreedzaam protest alleen werkt als het target een geweten heeft (bijlage 1.10, 2015). Hij geeft hierbij het voorbeeld van Mahatma Gandhi die vlak voor de Tweede Wereld Oorlog de Joodse bevolking vroeg om zich vreedzaam te verzetten, waarna hij Hitler netjes vroeg om een oorlog te voorkomen (bijlage 1.10, 2015):

“If I were a Jew and were born in Germany and earned my livelihood there, I would claim Germany as my home even as the tallest gentile German may, and challenge him to shoot me or cast me in the dungeon; I would refuse to be expelled or to submit to discriminating treatment” (Gandhi, 2001[1938], p. 165).

Toch komen er in de data ook meer gematigde denkbeelden naar voren. Harsha Walia beschrijft hoe bepaalde onderhandelingen een eerste stap kunnen zijn naar radicale

verandering: “Without falling into reformism, left organizers can use reform work to lay the groundwork for more radical transformation” (bijlage 1.64, 2013, p. 183). Ze maakt echter wel duidelijk dat de hervormingen bedoelt zijn om later meer radicale veranderingen teweeg te brengen.

Samengevat, onderhandelingen worden niet door iedereen als wenselijk ervaren. Een onderhandelde verandering is voor hen niet altijd even succesvol. Dit benadrukt nogmaals het belang van een onderscheid in soorten en maten van succes.

5.3.6. Hypothese 6

‘Geweld tegen demonstranten zal gelegitimeerd zijn wanneer zij zelf geweld gebruiken en zo het succes van de beweging tegenwerken’

Het jiujitsu argument stelt dat wanneer een staat gewelddadig reageert op vreedzame

demonstranten dit zal terugslaan en zal bijdragen aan het succes de beweging (Chenoweth & Stephan, 2011, p. 51). Geweld zal daarom repressie van de staat legitimeren waardoor minder mensen de campagne zullen steunen (2008, p. 20). Er worden hier twee assumpties gemaakt die de activisten in twijfel trekken.

Ten eerste wordt er aangenomen dat vreedzame methoden niet kunnen worden neergeslagen zonder dat dit terugslaat. In het NOS journaal van 25 mei 2016 wordt

gerapporteerd over demonstraties waarbij benzinestations worden geblokkeerd. Te zien is hoe een politieagent nog één keer waarschuwt dat ze geweld zullen gebruiken indien de

actievoerders niet vertrekken. In het volgende shot is dan ook te zien hoe de actievoerders hardhandig worden verwijderd van het benzinestation. Hoewel de actievoerders zelf geen (fysiek) geweld gebruikten, lijkt het NOS journaal niet onder de indruk van de Franse repressie. Ze benadrukken echter het feit dat vooral de Franse burger en de Franse economie onder de blokkades lijden. Er zou gesteld kunnen worden dat de media de blokkades als zodanig gewelddadig ervoeren dat het geweld van de staat gelegitimeerd was. De definitie van geweld blijkt hier dus een belangrijke rol te spelen. Eén activist echoot daarom het

Thomas-theorema: “Defining people or actions as violent also has immediate consequences: it justifies the use of force against them” (bijlage 1.56, Crimethinc).

De meest radicale activisten weerleggen een andere assumptie die het jiujitsu

argument maakt: dat geweld van de staat negatief is voor de protestcampagne. “Revolutionary war means damage on both sides” (bijlage 1.32, Hatzimichelakis, 2012). Repressie zien activisten als Hatzimichelakis niet als een nederlaag. Ze zien het als een logisch gevolg van hun acties, een logische weerstand tegen de revolutie. Voor deze activisten is staatsgeweld geen reden om hun methode aan te passen. Het uitblijven van repressie zou eerder een gevaar betekenen voor de protestcampagne:

“We considered the stance of the cops against us a given. If the state did not fight us, then we would have a good reason to be worried” (bijlage 1.7, Andreas-Dimitris, Bourzoukos, Dimitris, & Michailidis, 2012).

De activisten geven dus aan dat aan de ene kant vreedzaam protest vaak genoeg hardhandig wordt neergeslagen zonder dat dit negatieve gevolgen heeft voor het target. Ten tweede zien ze repressie niet als een mislukking, maar eerder als een teken dat de campagne door het target als een bedreiging wordt ervaren.

5.3.7. Hypothese 7

‘Gewelddadig protest zal eerder tot een gewelddadige samenleving leiden’

“If we have achieved freedom with non-violence, we shall defend it also with the same weapon” (Gandhi, 2001, p. 363).

Het laatste argument tegen gewelddadig protest is dat zelfs wanneer het succesvol zou zijn, er een grotere kans is dat het uitmondt in een gewelddadige samenleving, een burgeroorlog of een dictatuur (Chenoweth & Stephan, 2011, pp. 201-202). De Activist Jeriah Bowser legt uit dat de logica hierachter niet waterdicht is: “This argument appeals to a very basic level of logic, as it argues that the means used to acquire a goal will eventually become the goal itself” (bijlage 1.10, 2015). De assumptie dat het middel het doel zal worden wordt door deze

activisten in twijfel getrokken. Gordon legt uit wat de logica van anarchisten hierover is:

“The point, of course, is that anarchists want a stateless, or more broadly a voluntarily, non- violent society. Given this, it should first be emphasised that the type of violence anarchists are primarily concerned with abolishing is violent enforcement or institutional violence — an area in which complaints about prefiguration are irrelevant since anarchists certainly do not promote or use these forms. As for non-institutional, sporadic and diffuse instances of

violence: it is misleading to say that anarchists want a society from which they are simply absent, but one from which they are absent voluntarily. If anarchy were to be purely non- violent, it could only be so because all individuals choose to avoid violence” (bijlage 1.28, 2007 p. 120).

Cruciaal blijkt hier het onderscheid tussen het soort geweld waartegen gestreden wordt (structureel geweld) en het soort geweld wat daarvoor gebruikt wordt. Het idee is dat als de gewelddadige structuren worden vernietigd, er na deze vernietiging geen reden meer is voor geweld: “Today we are destroyers, tomorrow we will be builders” (bijlage 1.13, Conspiración Ácrata Editorial, 2013).

Ook het onderscheid tussen verschillende soorten succes blijkt voor dit argument van belang te zijn. De democratieën die het resultaat waren van het vreedzame verzet in Servië en Oekraïne bleken niet vrij van structureel geweld te zijn: corruptie, politiegeweld, uitbuiting en uitsluiting bleken de dagelijkse realiteit (bijlage 1.27, Gelderloos, 2015, p. 34). Omdat deze problemen zeer complex zijn, is voor veel activisten hun verzet een levenslange strijd. Een

strijd die in het ergste geval in een tijdelijke oorlog zal uitmonden. Die oorlog betekent voor hen geen mislukking van de campagne. Het is slechts één van de vele kleine stappen op de weg naar de grote revolutie.

5.3.8. Samenvatting

Het blijkt dat de gewelddadige linkse activisten in dit sample een andere logica aanhouden achter het gebruik van hun methoden dan de logica die wordt aangehouden door het wetenschappelijk onderzoek. Aan de ene kant blijkt er op sommige punten onenigheid te bestaan over de juistheid van verschillende argumenten. Dit komt bijvoorbeeld naar voren bij het argument dat gewelddadig protest uitsluitend zou zijn, terwijl de activisten in dit

onderzoek aangeven dat vreedzaam protest juist uitsluit. Aan de andere kant zijn er

argumenten die voor beide methoden opgaan. Bijvoorbeeld het idee dat protest een middel kan zijn om het leven te leiden waarvoor gestreden wordt. Toch blijkt dat discrepanties tussen