• No results found

4. Resultaten

4.4 Uitgewerkte interviews

4.4.1 Bereidheid reducering materiaalgebruik binnen de UvA

UvA is een grote organisatie waarbinnen hulpmiddelen in overvloed aanwezig zijn. Papier is hier een voorbeeld van en wordt in overvloed gebruikt voor het uitprinten van studentendossiers, tentamens, agenda’s, notulen et cetera. Werknemers voelen het gebruik van papier niet direct in hun eigen portemonnee en zijn zich weinig bewust van de milieu-impact waardoor er weinig motivatie is om papiergebruik terug te dringen.

Duurzaamheidsinitiatieven komen voornamelijk van studenten. De medewerkster is van mening dat duurzaamheid in deze tijd een prioriteit moet zijn en dat dit signaal moet worden afgegeven door het hogere bestuur.

4.4.2 Bijdrage ICT aan reducering materiaalgebruik van werknemers

ICT kan de UvA verduurzamen door een applicatie te ontwikkelen die het materiaalgebruik van medewerkers in kaart brengt. Deze applicatie moet dan een spelvorm of beloningsvorm hebben, omdat de medewerkster verwacht dat medewerkers niet intrinsiek gemotiveerd zijn om hun materiaalgebruik te reduceren.

4.4.3 ICT-toepassingen voor monitoring van milieu-impact

Er zijn momenteel geen breed gedragen ICT-toepassingen die geschikt zijn om een beeld te krijgen van de EV van onderwijsinstellingen. Er zijn wel algemene toepassingen die momenteel al in het bedrijfsleven gebruikt worden. Dit zijn asset management tools en monitoring tools. Asset management tools kunnen gebruikt worden om grote organisaties in staat te stellen een beeld te krijgen welke hulpmiddelen zij in huis hebben. Deze toepassing is behoorlijk bureaucratisch, want alle aanwezige hulpmiddelen zullen dan in een database moeten komen en een grote onderwijsinstelling heeft duizenden hulpmiddelen. Toch zal een onderwijsinstelling eerst moeten weten wat zij allemaal in huis heeft aan hulpmiddelen voordat de milieu-impact van deze hulpmiddelen ingeschat kan worden. Deze asset management tools kunnen vervolgens gecombineerd worden met monitoring tools die het gebruik van hulpmiddelen monitoren om te kunnen voldoen aan opstelde milieu-impact eisen.

4.4.4 Bereidheid, mentaliteit en mogelijkheden

In hoeverre milieugerelateerde kwesties ook echt aangepakt worden hangt volgens de ICT-specialist af of er door een organisatie prioriteit aan gegeven wordt. Mensen zijn zich goed bewust van hun impact op het milieu, maar wordt er geld beschikbaar gesteld en tijd voor vrijgemaakt om de milieu-impact in te perken? Geschikte hulpmiddelen als asset management tools en monitoring tools moeten beschikbaar zijn om organisaties in staat te stellen een goede analyse te maken van hun milieu-impact en vervolgens de milieu-impact te kunnen monitoren. Tot slot hebben organisaties soms te maken met achtergestelde regelgeving die kansrijke projecten welke technologisch haalbaar zijn in de weg staan.

Wat betreft economie en mentaliteit van mensen valt er veel winst te behalen. Men wil tegenwoordig alles nieuw, terwijl voor bepaalde behoeftes gemakkelijk op de tweedehandsmarkt gekeken kan worden. Daarnaast zijn producten vaak niet ontworpen om gerecycled te worden, waardoor het recycleproces lastig is. Door de grote vraag veroorzaakt door de eerder genoemde mentaliteit en het lastige recycleproces moet voor de nodige grondstoffen vaak teruggevallen worden op landen waar allerlei misstanden plaatsvinden bij het verkrijgen van deze grondstoffen.

Tot slot, in het woord economie zit ‘eco’ van ecologie. Belangrijk is dat op een kruispunt gekomen wordt waar economie en ecologie elkaar niet tegenwerken, maar dat het juist interessant wordt om economisch ecologisch verantwoord te werk te gaan.

4.4.5 Nieuwe tendens in beleid en regelgeving

De tendens is dat regelgeving en beleid een strikter en meer verplichtend karakter gaan krijgen. Voorbeelden hiervan zijn de energieverbruik per m2 norm, de Informatieplicht en Ecodesign. De Informatieplicht is echter niet van toepassing voor de UvA, omdat de UvA in het meerjarenafspraken energie-efficiency convenant (MJA) zit.

Het door de ICT-specialist aangegeven probleem van achtergestelde regelgeving wordt door de rijksmedewerkers in een ander daglicht geplaatst door te stellen dat het te maken heeft met de

verschillende grondeigenaren. Alles in Nederland heeft een eigenaar. Dit maakt het verwezenlijken van bepaalde kansrijke projecten soms lastig.

Wel erkennen de medewerkers dat er factoren zijn die duurzaamheidsmaatregelen belemmeren. De algemene verordening gegevensbescherming (AVG) maakt het bijvoorbeeld lastig om gegevens van energieverbruik op te vragen en er iets mee te doen. Huur- en inkoop contracten kunnen leiden tot een lastige structuur waarin doelen minder makkelijk bereikt kunnen worden. Toch kan er met contracten veel bereikt worden als partijen binnen het contract ervoor openstaan en een contract helder vormgegeven wordt.

4.4.6 Bijdrage ICT

ICT heeft de potentie om een grote bijdrage te leveren aan verduurzaming van gebouwen. Het kan bijvoorbeeld ventileren op basis van het koolstofdioxidegehalte van een collegezaal, powermanagement kan toegepast worden door computers die via een LAN netwerk verbonden zijn te monitoren op energieverbruik, centrale verwarmingsinstallaties kunnen energie besparen door te functioneren op basis van weersverwachting, algoritmes kunnen gebruikt worden om de optimale bezettingsgraad binnen een gebouw te bepalen et cetera. Voor deze toepassingen is koppeling van datastromen nodig waar ICT goed aan kan bijdragen.

Het lastige bij de implementatie van dit soort systemen is dat de systemen eerst geaccepteerd moeten worden binnen organisaties. Een onderwijsinstelling zou zich bijvoorbeeld kunnen afvragen of zij de academische vrijheid niet beperkt door de implementatie van zo’n systeem.

4.4.7 Duurzaamheidsberekeningen voor bepaling beleid en regels

Wat betreft duurzaamheidsberekeningen die gebruikt worden om beleid en regels te bepalen, wordt momenteel voornamelijk gebruikgemaakt van koolstofdioxide (CO2) gerelateerde berekeningen. Landen hebben te maken met een Klimaatakkoord dat een doelstelling van 49 procent CO2 reductie in 2030 en 95 procent CO2 reductie in 2050, ten opzichte van 1990 bevat. In het Klimaatakkoord wordt de CO2 uitstoot van landen als maatstaf gebruikt. Andere voorbeelden van CO2 gerelateerde berekeningen zijn: de CO2 voetafdruk en de CO2-prestatieladder waar de CO2 voetafdruk onderdeel van is.

De CO2 voetafdruk en de CO2-prestatieladder worden echter vaak op vrijwillige basis gemaakt om duurzame bedrijfsvoering mogelijk te maken. Ze worden voorlopig dus niet gebruikt om harde eisen te stellen. Toch worden binnen de bouwsector, die een notoire CO2 producent is, bijvoorbeeld privé afspraken gemaakt waarin Rijkswaterstaat het voortouw neemt. Bouwbedrijven met een lagere CO2 voetafdruk maken meer kans om aannemer van een project te worden. Hier is duidelijk sprake van een financiële prikkel die zorgt dat goed gedrag gestimuleerd wordt en dat een duurzaamheidsdoel bereikt wordt.

Ook moet men tegenwoordig een energie en een materiaalprestatie inschatting maken om een bouwvergunning te kunnen krijgen. De materiaalprestatie inschatting moet voldoen aan de

milieuprestatie gebouwen (MPG). Deze maatregel is speciaal voor de bouwsector om het overtollig gebruik van materiaal terug te dringen ten behoeve van het milieu.

4.4.8 Effectiviteit van maatregelen

Alleen energiebesparing is vaak niet een financiële prikkel die groot genoeg is, omdat energiekosten maar een klein onderdeel zijn van de totale begroting van organisaties. Daarnaast wordt energie per eenheid goedkoper wanneer er meer van afgenomen wordt.

Een van de medewerkers noemt de financiële prikkel als meest effectieve maatregel. Dit kan in de vorm van subsidies, via belasting en via eerder genoemde voordelen. Hierdoor kan goed gedrag beloond worden. Deze financiële prikkel ontbreekt vaak, waardoor de effectiviteit van de maatregel afhangt van de bereidheid van betrokken partijen om te verduurzamen. De UvA doet bijvoorbeeld al lang mee in het MJA convenant, maar de effectiviteit is afhankelijk van de aandacht die er door het college aan besteed wordt, of er mensen voor aangesteld worden en of er geld voor vrijgemaakt wordt.

De andere medewerker heeft een top drie maatregelen vastgesteld: heldere kaders; organisaties vinden het vaak fijn als de overheid heldere kaders stelt en dat zij daar vervolgens op aan kunnen haken, strengere wetgeving; door heldere kaders te stellen en de informatieplicht zullen organisaties actief moeten komen met informatie over hun energiebesparende maatregelen, want het werkt blijkbaar niet om te zeggen ‘u zult energie besparen’ en een convenant; hoeft niet per se een MJA convenant te zijn, omdat dit behoorlijk vrijblijvend is, maar een convenant structuur waarbij een duidelijk doel gesteld wordt met gemakkelijke regels.