• No results found

5. Discussie

5.3 Afval EV

De afval EV heeft bij beide grenzen een relatief groot aandeel in de totale EV (5,8 en 22,1 procent). Voor de berekening zijn gegevens uit de milieubarometer uit 2017 gebruikt. Dit waren de meest recente gegevens die beschikbaar waren wat betreft afval. Voor het onderdeel ongesorteerd afval van de UvA werd de gemiddelde conversiefactor genomen bij de drie onderzoeken waarvan conversiefactoren voor afval bekend waren. De gemiddelde conversiefactor van twee van deze onderzoeken werden gebruikt voor de onder- en bovengrens conversiefactor van ongesorteerd afval. Bij de berekening van deze schatting werd aangenomen dat de verschillende soorten afval allemaal een even groot aandeel hebben in de totale hoeveelheid afval. Ook is het mogelijk dat de voetafdruk van ongesorteerd afval extra groot is, omdat het recycle proces onmogelijk of moeilijker gemaakt wordt. Tot slot konden van de UvA geen gegevens verkregen worden over het percentage dat gerecycled wordt van elke soort afval. Gerecycled afval levert een kleinere EV op. In een vervolgonderzoek kan het aandeel van de verschillende soorten afval meegenomen worden in de berekening van een onder- en bovengrens factor voor ongesorteerd

afval en kan nogmaals geprobeerd worden het percentage dat gerecycled wordt van de verschillende soorten afval te verkrijgen om de EV berekening van dit component te verfijnen.

5.4 Bebouwd land EV

De bebouwd land EV heeft bij beide grenzen een zeer klein aandeel in de totale EV (0,2 en 0,1 procent). Hierbij moet echter opgemerkt worden dat slechts het oppervlakte land dat bebouwd is door UvA panden meegenomen is in deze berekening. In werkelijkheid is er veel meer oppervlakte bebouwd land dat te relateren is aan het functioneren van de UvA. Denk hier bijvoorbeeld aan alle bestrating rondom de UvA en het wegoppervlakte dat gerelateerd is aan vervoer richting de UvA. Van het eerste punt konden geen gegevens verkregen worden en het tweede punt is gezien de haalbaarheid van dit onderzoek niet meegenomen in de berekening. In Burgess en Lai (2006) wordt een manier beschreven om van dit tweede punt een schatting te maken. Deze manier kan gebruikt worden voor vervolgonderzoek om de EV berekening van dit component te verfijnen.

5.5 Energie EV

De energie EV heeft bij beide grenzen een relatief groot aandeel in de totale EV (16,9 en 18,5 procent). Voor de berekening zijn gegevens uit de milieubarometer uit 2018 gebruikt. Dit waren de meest recente gegevens die beschikbaar waren wat betreft energie. De energie die door de UvA in 2018 gebruikt werd, bestond voornamelijk uit energie die opgewekt was door windkracht. Daarnaast kon een kleiner deel van het energieverbruik toegeschreven worden aan aardgas en zelf opgewekte zonnestroom. Tot slot wekte de UvA zelf 2.076.000 kWh elektriciteit op uit haar warme-krachtkoppeling (WKK). Dit onderdeel kon niet opgenomen worden in de berekening van de EV van de UvA, omdat er geen conversiefactor in de literatuur gevonden kon worden voor energie die op deze manier opgewekt was. Vervolgonderzoek kan uitwijzen welke conversiefactor geschikt is voor deze manier van energieopwekking.

5.6 Mobiliteit EV

De mobiliteit EV heeft bij beide grenzen een relatief groot aandeel in de totale EV (22,6 en 18,4 procent). Voor de berekening van de mobiliteit EV zijn gegevens uit IVAM (2015) gehaald. Dit rapport maakte gebruik van gegevens uit 2013. Woon-(studie)werkverkeer gegevens werden uit dit rapport gehaald over aantal kilometers gefietst, met het openbaar vervoer gereisd, met de auto gereisd en met de motor gereisd door studenten en werknemers. Het aantal kilometers afgelegd met brommer, lopend en anders werd niet meegenomen in dit onderzoek, omdat er voor deze vervoermiddelen geen conversiefactoren in de literatuur gevonden werden. Het weglaten van deze vervoersmiddelen zal geen groot verschil in de mobiliteit EV betekenen, omdat ze slechts een klein aandeel hebben in het totaal aantal kilometers woon- (studie)werkverkeer van werknemers en studenten (respectievelijk 1,9 en 10,7 procent).

Daarnaast werd de EV veroorzaakt door reizen per vliegtuig die gerelateerd is aan de UvA niet meegenomen in de EV berekening. Hierbij kan gedacht worden aan vliegreizen die gemaakt worden vanuit zakelijk oogpunt door UvA medewerkers, vliegreizen die georganiseerd worden door studieverenigingen en vliegreizen die internationale studenten moeten maken om aan de UvA te kunnen studeren. Dit werd niet meegenomen in de berekening gezien de haalbaarheid van dit onderzoek. Om de resultaten van dit onderzoek te verfijnen kunnen in vervolgonderzoek deze gegevens wel meegenomen worden in de berekening. In het vervolg van deze discussie zal het belang van het meenemen van reizen per vliegtuig in de EV van een universiteit geanalyseerd worden.

Tot slot werden de woon-(studie)werkverkeer gegevens van studenten en werknemers niet gecorrigeerd voor het aantal studenten en werknemers in verband met de haalbaarheid van dit onderzoek. Om de resultaten van dit onderzoek te verfijnen kan vervolgonderzoek gedaan worden, zodat uitgevonden wordt met hoeveel procent het aantal studenten en werknemers toegenomen is sinds 2013. Het aantal kilometers afgelegd met de verschillende vervoersmiddelen kan dan vermenigvuldigd worden met 1 + (procentuele toename / 100). Hierbij wordt er wel vanuit gegaan dat de verhouding van gebruik van vervoersmiddelen onder studenten en werknemers gelijk gebleven is.

5.7 Papier EV

De papier EV heeft bij beide grenzen een relatief klein aandeel in de totale EV (3,6 en 2,5 procent). Ook voor de berekening van dit component werden gegevens uit het IVAM rapport gebruikt. Dit waren wederom de meest recente gegevens die van de UvA verkregen konden worden en het percentage van het gebruikte papier dat gerecycled is, kon ook niet verkregen worden. In een vervolgonderzoek kunnen recentere gegevens verkregen worden en kan uitgevonden worden welk deel van het gebruikte papier gerecycled papier is. Gerecycled papier resulteert namelijk in een kleinere EV dan normaal papier, zoals te zien is in de bijlage onder “Conversiefactoren”.

5.8 Voedsel EV

De voedsel EV heeft bij beide grenzen een relatief groot aandeel in de totale EV (51 en 35,5 procent). Voor deze berekening is een eigen schatting gemaakt op basis van de populatie van de UvA. De populatie van de UvA is vermenigvuldigd met de gemiddelde voedsel EV per hoofd van de zeventien eerder onderzochte universiteiten. Om de berekening te verfijnen kunnen de exacte voedselconsumptie gegevens van de UvA bijgehouden worden, zodat ze onderdeel van de berekening kunnen worden in een vervolgonderzoek. De conversiefactoren die gebruikt kunnen worden voor de bepaling van de voedsel EV kunnen gevonden worden in de bijlage onder “Conversiefactoren”.

5.9 Water EV

gegeven en bestond uit drinkwater. Over afvalwater konden geen gegevens gevonden worden, maar mochten deze gegevens in de toekomst wel beschikbaar worden dan kan het aantal kubieke meter afvalwater vermenigvuldigd met dezelfde conversiefactor als die van drinkwater (Nunes et al., 2013).