• No results found

4.1 Organisatievisie

Oosterhout wil een toekomstbestendige organisatie zijn. Een organisatie die meer dan ooit flexibel kan omgaan met snelle veranderingen, in een dynamische en complexe omgeving.

Ondernemerschap van medewerkers is daarbij een belangrijke sleutel tot resultaatgericht werken met een extern georiënteerde blik,

waarbij verbindingen worden gelegd tussen de stad en de organisatie, de ketenpartners en de organisatie, de organisatie en haar medewerkers en tussen collega’s onderling. We zijn daarbij een betrouwbare partner voor onze inwoners, ketenpartners en voor elkaar.

Dit vanuit het motief: 'Wij maken Oosterhout nog beter'. We werken continu aan kwaliteitsverbetering op alle fronten. Bovengenoemde kernwaarden vereisen dat wij een flexibele organisatie zijn die lean (procesmatig) wordt ingericht, maatwerk levert waar dit nodig is en toegankelijk is in zowel letterlijk als figuurlijk zin. Immers, onze diensten zijn via meerdere kanalen bereikbaar en wij zijn aanspreekbaar op de manier waarop wij onze dienstverlening vormgeven.

Een moderne organisatie die aansluit op de (maatschappelijke) trends en ontwikkelingen.

4.2 Dienstverlening

De gemeente zet zich in voor een optimaal woon-, werk- en leefklimaat op basis van landelijk, provinciaal en gemeentelijk vastgestelde regels. Vergunningverlening, toezicht en handhaving maakt onderdeel uit van het totale dienstverleningsconcept van de gemeente. De werkzaamheden op deze gebieden hebben een directe relatie met onze klanten. De klanten kunnen aanvragers van vergunningen, uitvoerende partijen, overtreders van regels en andere belanghebbenden zijn. De doelstelling voor vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt als volgt omschreven:

‘De dienstverlening staat bij ons voorop, met preventie boven repressie.’

Deze doelstelling staat centraal in onze manier van denken en werken. Het gaat er daarbij om dat we constant aandacht hebben voor onze dienstverlening en kijken hoe we deze kunnen verbeteren, op een korte afstand tot onze inwoners. Hierbij hoort ook een duidelijke ‘nee’ te

34

kunnen verkopen wanneer een ontwikkeling niet kan. In het voortraject doen we zo veel mogelijk om te voorkomen dat we achteraf tot handhaving over moeten gaan.

Vergunning verlenen en handhaven zijn geen doelen op zich. Het doel is de naleving van de regelgeving bevorderen. Voorschriften beogen de bescherming en verbetering van de kwaliteit van de openbare, bebouwde en onbebouwde ruimte, waarbij veiligheid, gezondheid, leefomgeving en duurzaamheid voorop staan. Vergunningverlening en handhaving dragen bij aan een leefbare, veilige en duurzame gemeente waar het prettig is om te wonen, te werken en te verblijven. De vraag naar doelmatigheid is steeds aan de orde. We kiezen voor een gerichte aanpak die bestaat uit een mix van instrumenten. Daar waar mogelijk zetten we ook communicatie als preventief middel in. Dit alles om repressieve handhaving te voorkomen en naleving van de regels te bevorderen.

Het zou ondoenlijk zijn alle regels, wetten en verordeningen naar de letter te handhaven. Wel is het van belang het gehele spectrum van de vergunningverlening en handhaving te

bekijken, de risico’s te analyseren en prioriteiten te stellen. Vanuit deze invalshoek geldt voor handhaven dat dit zowel opportuun moet zijn (geschikt en op een passend moment) als proportioneel (in verhouding staan tot het vergrijp of het gevaar). Dit veronderstelt een heldere belangenafweging.

Op basis daarvan komen we tot een herkenbaar beleid en een jaarlijks, in januari, vast te stellen, ‘Uitvoeringsplan fysieke leefomgeving, vergunningen, toezicht en handhaving’ (UVP).

4.3 Uitgangspunten voor VTH

Eigen verantwoordelijkheid en ruimte voor eigen initiatief

Een uitdaging ligt in een ‘kanteling’ bij de inzet van de verschillende instrumenten die we hebben op basis van het omgevingsrecht. Het accent lag tot nu toe – ook vanuit het Rijk zo bepleit – op het programmatisch en vanuit de regelgeving sturen op naleefgedrag. Alhoewel het naleven van de wet niet ter discussie staat, zullen we de komende jaren de burgers en ondernemers meer op hun eigen verantwoordelijkheid aanspreken maar hen ook de ruimte laten om met eigen oplossingen te komen. Waar de eigen verantwoordelijkheid onvoldoende leidt tot het realiseren van het gewenste effect, zullen burgers en ondernemers gefaciliteerd worden. De gemeente wil daarmee ook vooruitlopen op de Omgevingswet die naar

verwachting in 2021 in werking treedt. Uitgangspunt is de verwachting dat de meeste

ondernemers en inwoners deze verantwoordelijkheid aankunnen. Maar daar waar dit niet het geval is en leidt tot onacceptabele risico’s zal zo nodig stevig handhavend worden

opgetreden.

Van handhaving naar preventie

Een andere uitdaging is het vroegtijdiger bijsturen in ontwikkelingen die voorzienbaar problematisch kunnen worden. Door alerter te zijn op mogelijke onderliggende conflicten bij klachten of signalen kunnen escalaties mogelijk worden voorkomen en voorkomen we buitensporige inzet vanuit de handhaving. Dit gebeurt door de preventieve en voorlichtende rol van toezichthouders, boa’s en wijkteams, de inzet van communicatie-instrumenten, mediation, buurtbemiddeling of via maatschappelijke ondersteuning. Hetzelfde geldt voor het voorkomen van onnodige overtredingen of klachten doordat burgers (en bedrijven)

onvoldoende op de hoogte zijn van risico’s en regelgeving, bijvoorbeeld ten aanzien van asbestdaken. Ook hiervoor kan door tijdige voorlichting aan het loket, via de website en gemeentelijke publicaties, herstelkosten en eventuele schade voorkomen worden. Ook bij de aanpak om te komen tot een veilige leefomgeving staat preventie voorop waarbij wordt doorgepakt daar waar het nodig is.

35 Zorgen voor zicht op zaken

Om ‘zicht op zaken te hebben’ zullen we meer en beter zicht moeten krijgen op ontwikkelingen. Bijvoorbeeld als het gaat om veranderend gebruik van vrijkomende bebouwing, de vestiging van bedrijvigheid aan huis, initiatieven van burgers, bedrijven/verenigingen, buurten of dorpen rond (zorg)voorzieningen of renovatie en

verbouwing van bestaande gebouwen (in verband met brandveiligheid). Niet door nog meer toezicht uit te oefenen, maar door slim gebruik te maken van bestaande informatie

(gegevensmanagement), signalering, inzet van nieuwe technologie én de bereidheid van burgers en bedrijven om bijvoorbeeld verbouwingen tijdig te melden.

Leefbaarheid en veiligheid op straat

Toezicht en handhaving in de openbare ruimte is een gedeeltelijke verantwoordelijkheid van gemeenten en politie. Gemeenten zorgen met boa’s voor ogen en oren op straat en kunnen daar ingrijpen waar de leefbaarheid wordt aangetast door overtredingen die overlast

veroorzaken en tot kleine ergernissen leiden. De politie is primair aan zet wanneer het gaat om het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Boa’s en politie vullen elkaar dus aan en dragen zo, samen met de buurtpreventieteams, samen zorg voor leefbaarheid en

veiligheid op straat.

Het bovenstaande leidt tot de volgende concrete uitgangspunten:

1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de leefomgeving, bouwen, gebruiken en slopen ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden.

Door ontwikkelingen in wet- en regelgeving, jurisprudentie en evaluaties na calamiteiten, wordt steeds meer een scheiding duidelijk tussen de bestuurlijke en privaatrechtelijke verantwoordelijkheid. De bestuurlijke verantwoordelijkheid richt zich meer op het beperken van risico’s en houden van toezicht hierop. Enerzijds door toetsing van vergunningen en anderzijds door het toezien op de naleving van algemene regels en voorschriften uit vergunningen. Bedrijven en burgers hebben hierin een grote

verantwoordelijkheid. Dit geldt voor vergunningsplichtige, meldingsplichtige maar ook voor vergunning vrije zaken. Daarom worden initiatiefnemers gewezen op hun eigen verantwoordelijkheid. Indien nodig worden zij op hun verantwoordelijkheid

aangesproken. Bij verwijtbare overtredingen kunnen zij ook privaatrechtelijk aangesproken voor de gevolgen na bijvoorbeeld overtredingen en calamiteiten.

2. De gemeente ziet toe of de verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van geschat risico, wettelijke voorschriften en bestuurlijke prioriteit.

3. Altijd moet voldoende aannemelijk zijn dat aan de geldende regelgeving wordt voldaan.

Het is voor gemeenten niet mogelijk alle wettelijke aspecten integraal te toetsen en hierop toezicht te houden. Bij de taakuitoefening geldt het uitgangspunt dat altijd voldoende aannemelijk moet zijn dat aan de geldende regelgeving wordt voldaan. Het is niet de bedoeling om het werk van deskundigen (ondernemers, adviseurs, bouwers) over te doen. Afhankelijk van het risico is een keuze gemaakt in het niveau van taakuitoefening.

4. De gemeente zorgt ervoor dat zij zelf voldoende kennis en een professionele organisatie op de diverse disciplines bezit, zodat de gemeente zich er altijd van vergewissen of derden voldoen aan de regelgeving. Dit vergt een basis kennisniveau.

De uitvoering van de taken moet op een adequaat niveau gebeuren. Wat het adequate niveau is, is vastgelegd in landelijke kwaliteitscriteria.

36

5. De gemeente heeft een vangnetfunctie voor de naleving van de wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke omgeving.

De vangnetfunctie heeft vooral een publiekrechtelijk en geen privaatrechtelijk karakter, tenzij de gemeente zelf eigenaar is. Ook speelt hierbij de eigen verantwoordelijkheid een rol. Als de eigen verantwoordelijkheid van een burger of bedrijf onvoldoende of niet wordt genomen, zal de gemeente zorg dragen voor het naleven van de voorschriften, vaak met gevolg het voeren van handhaving procedures. De gemeente hanteert hierbij de

zogenaamde “aanpak aan de voorkant”. Dat wil zeggen dat burgers, bedrijven en instanties direct worden aangesproken op de geleverde kwaliteit. Communicatie met de klant speelt daarbij een centrale rol. Er is sprake van een proactieve en preventieve benadering die probeert te voorkomen dat zaken achteraf tegen hoge kosten moeten worden gecorrigeerd.

37