• No results found

Typologische analyse

In dit afsluitende deel wordt een typologische lezing gemaakt van de besproken en grafisch geëvoceerde gebouwen. De projecten worden – over de episodes heen – met elkaar vergeleken op het niveau van enkele specifiek gekozen typologische figuren. Aan de hand hiervan worden vervolgens de kwaliteiten van elk project erkend en aangetoond.

Het typologische hoofdstuk vormt het raakpunt van de twee vorige: door de gebouwen in kleinere elementen uit elkaar te leggen, ze van dichtbij te bekijken en details te vergelijken met dezelfde elementen in andere projecten, komen er verbanden en tegenstellingen naar boven en kunnen er makkelijker conclusies worden getrokken.

De typologische thema’s die als lens worden gebruikt voor de analyse van de projecten vormen de structuur van dit hoofdstuk: Gestalt, gevel, balkon, straat. Ze volgen min of meer het gebouw van grote naar kleine schaal, van publiek naar privé, om tot slot uit te zoomen naar de “straat”.

52

Gestalt

Het eerste en inleidende thema van dit hoofdstuk zit op het niveau van volumetrie en massa, en voornamelijk de perceptie ervan. Het gaat over de manier waarop de gebouwvorm gelezen wordt, en hoe die vorm dingen wel of net niet samenneemt. Hoe zit de verhouding tussen de eenheden en de grote figuur, en hoe is de articulatie van die eenheden ten opzichte van het geheel? Essentieel is het “vormvormende” vermogen van onze zintuigen, die in staat zijn tot de visuele herkenning van figuren en hele vormen in plaats van een verzameling eenvoudige lijnen en rondingen. De gestalt ontstaat dankzij de eigenschap van de hersenen om zelforganiserend en samenstellend te zijn, en een onderscheid te maken tussen een geheel en de som der delen ervan. Omdat dit thema uitgaat van een empirische waarneming die bij het bekijken van een gebouw vaak intuïtief voorgaat op andere manieren van observeren, wordt het hier ook als eerste besproken. De verschillende geselecteerde cases zijn wat gestalt betreft grofweg onder te verdelen in drie categorieën.

De grootste categorie is in deze studie die van de woontorens. Hier vallen zowel het hoekgebouw van de Diksmuidelaan, de Modelwijk, de Vijf Blokken in de Papenvest, de Brunfauttoren als de gekleurde Klaverbladtorens in Ganshoren onder. Ze hebben elk een omvangrijke gestalt waarin een relatief groot aantal verschillende eenheden samen worden gebracht in één volume. Het zijn gebouwen met uitgesproken vormen en daardoor een uitstraling die ver reikt. Je leest ze vooral als silhouet in de stad. Ze kunnen een interessante invloed uitoefenen op het stadsweefsel en het stadsbeeld, en hebben de capaciteit om de perspectieven waarmee de gebouwen gepercipieerd worden volop in werking te zetten. Het geheel en het aanwezige gebaar naar de omgeving zijn een bijkomende functie op een wijdere schaal, bovenop de synthese van de eenheden en de herhaling ervan. Dat laatste komt misschien het sterkst tot uiting in projecten als de flats in Ganshoren. De “klaverbladvorm” van de gebouwen is zeer geprononceerd en oogt rigide: op geen enkel moment wordt hiervan afgeweken of wordt er buiten de grenzen van dit drievleugelige volume getreden. Achter deze keuze schuilt natuurlijk een goede reden. Deelgemeente Ganshoren bevindt zich door zijn perifere ligging op een overgang tussen twee soorten landschap. Deze woontorens zelf liggen op hun beurt dan weer op een lijn die de grens van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest markeert. Binnenin die lijn ligt Ganshoren, met een stedelijk landschap dat densifieert naar binnen toe. Hoe meer de stad de buitenste grens nadert, daar waar de torens zich bevinden, hoe meer er in het landschap merkbaar een bemiddeling of een homogene synthese tussen stad en plattenland gezocht wordt. De

53

woontorens zijn hoog maar ook opvallend smal. Dit zorgt ervoor dat andere gebouwen in Ganshoren hun zicht op het groene platteland grotendeels kunnen behouden. Ondertussen bieden de torens veel inwoners een woonplek: maar liefst 108 sociale appartementseenheden zijn er beschikbaar voor het doelpubliek. De ‘klaverbladvorm’ is een slimme manier om elk appartement een dubbele oriëntatie te verschaffen, en om het uitzicht op het rurale groene landschap zo ruim mogelijk te houden. De overvloed aan kleine raampjes in combinatie met de felle kleuren van de gevel mogen op het eerste zicht misschien een tikkeltje overweldigend overkomen, in de andere richting, vanuit het oogpunt van de bewoner, is het brede en verre uitzicht een zeer bevrijdende en waardevolle factor voor de woning. De torens zelf hebben bovendien in hun totaliteit een extra eigenschap als een soort landmark of punt van herkenbaarheid in de gemeente. Een eigenschap dus die de schaal van de bewoner overstijgt en werkt op het niveau van misschien wel heel Ganshoren.

Daar tegenover staat een categorie met projecten waarbij de verhouding tussen deel en geheel volledig anders zit. Het zijn gebouwen waarvan het volume niet overkoepelend werkt of alle eenheden in zich opneemt, maar waarbij eenheid en vorm zo goed als samenvallen. Elke eenheid heeft een eigen vorm, en daarbij ontstaat er een andere soort leesbaarheid, op het niveau van de woonunit. In tegenstelling tot de vorige categorie hebben deze gevallen geen uitstraling die ver reikt en die op schaal van de ruimere omgeving werkt, maar één die eerder communiceert op het niveau van de straat en de nabije omgeving. Een voorbeeld van een project dat in deze categorie valt is in dit onderzoek de tuinwijk.

In Cité Moderne bijvoorbeeld worden de witte, modernistische woningen gelezen als een huis-vorm, als aparte huisjes in het stadsweefsel. Dit effect wordt onder andere versterkt doordat elke woning apart geadresseerd wordt. Hoewel er toch ook vaak verschillende woningen aan elkaar geschakeld worden (en dus tot hetzelfde ‘volume’ en dezelfde vorm behoren) is de vorm zo ontworpen dat de autonomie van de verschillende wooneenheden de bovenhand neemt op het volume. De manier waarop de toegang van elke woning met insprongen en wijzigende oriëntaties van voordeuren en -gevels ontwikkeld is, creëert ruimte en suggereert afstand en onderscheid tussen verschillende eenheden. Ook de manier waarop de ontstane negatieve ruimten worden ingevuld (met groene buffers of inhammen die straatruimte teruggeven), draagt enerzijds bij tot de gedifferentieerde lezing van deze woningen en vormt anderzijds een toegevoegde waarde voor de beleving van de nabije openbare ruimte. De vorm bepaalt hier met andere woorden de eenheid (én vice versa).

54

Een derde categorie bevindt zich qua gestalt tussen de twee vorige. Het betreft een soort tussenvorm die het midden houdt tussen enerzijds een coherent ensemble van meerdere woningen, en anderzijds een zekere articulatie van verschillende appartementseenheden.

Onder deze groep valt bijvoorbeeld de Hellemanswijk. Dit zijn geen zuivere woontorens, maar evenmin losstaande huisjes. Maar de manier waarop de zeven blokken in een vast patroon liggen, met zes even brede en even lange straten ertussen, creëert wel het idee en gevoel van een groter geheel binnenin de Marollen. Toch is de indeling van dit groter geheel versnipperd en is met een welbepaalde strategie een hiërarchie en opbouw gevestigd wat betreft de open ruimte. De halfopen poortjes die beide uiteinden van de straatjes begrenzen, schermen een soort binnenhof af, en de architecturale beleving van de blokken is zo gericht naar de bewoners die hun woonwijk betreden. Het ritme van de balkons geeft het ensemble coherentie maar tegelijkertijd hebben de eenheden ook elk een particuliere uitdrukking: de variërende gevel gekarakteriseerd door relatief ruime balkons, de trappenhuizen die de massieve vorm doorklieven, vormen een samengestelde figuur van eigenzinnige wooneenheden.

55

Gevel

De gevel heeft in de diverse cases een wisselende rol. Soms is die meteen duidelijk, soms ook niet, maar altijd heeft de gevel een functie: het gebouw van buitenaf leesbaar maken, de appartementen naar binnen toe voeden, als blikvanger fungeren… Om die functies zo goed mogelijk uit te voeren en te belichamen, kan de gevel uitvoerig gearticuleerd zijn – of net heel sober. Dit stuk focust op hoe de façade is opgebouwd en gearticuleerd. Zit er een klassieke opdeling in volgens sokkel-midden-kroon, of hoe is die wel of niet geïnterpreteerd of vertaald? Hoe zeer bepaalt de gevel al dan niet het straatbeeld en hoe is het beeld van de gevel vanaf de straat?

Diksmuidelaan

Dit gebouw werd in de jaren 20 ontworpen door Louis Duhayon en Marcel Julien, een Parijs architectenduo. Het is een prestigieus appartementsgebouw, gebouwd in traditionele beaux-arts-stijl, en ook wel “Le Saillant de l’Yser” genoemd, of vrij vertaald “de Blikvanger van het IJzerplein”. Een imposant volume met een karakteristiek silhouet: van negen gaande tot elf bouwlagen, en ruim dertig traveeën breed onder een leiendak. Witgepleisterde gevels met ingehouden Art-Deco-versiering en een marmeren pui omhullen het gebouw. Een dominante hoger oplopende hoekpartij met golvende gevellijn geven het gebouw vanop het plein een dynamische, sierlijke en statige uitstraling. Een bekronende koepel vormt het hoogste punt. Voorts heeft de gevel een alternerend verticaal ritme door trapezoïdale en ingesnoerde gestapelde erkers. De doorlopende horizontale belijning wordt benadrukt door de puilijst, balkons, brede decoratieve friezen en bewerkte kroonlijst. De gevel staat “bol” van het reliëf. Wat betreft de gevel verschilt dit gebouw van de andere cases omdat de gevel hier oorspronkelijk vooral een functie had als pronkstuk in een Parijs-getinte stijl, om daarmee het gebouw en de straat bij de rijkere bourgeoisie in de kijker te zetten. Volgens de architecten straalt de gevel naar de buitenwereld uit wat je kan en wilt verwachten van het leven in een grootstad als je tot die klasse behoort: wonen in de hoogte, uitzicht op een straat met bomen, de ruwe kanaalsite achter de hoek. Het voelt als een stukje Parijs in Brussel en is daarom de perfecte aanzet geweest tot het introduceren van de appartementstypologie in de hoofdstad bij de meer gegoede burgerij.

56 Brunfauttoren

Deze woontoren aan de gelijknamige straat in Molenbeek staat onder Brusselaars bekend als ‘de lelijkste woontoren in Brussel’. Aangezien het deze naam niet voor niets heeft gekregen, is het interessant om deze repetitieve, metaalkleurige gevel eens van wat dichterbij onder de loep te nemen. Deze toren is intern opgebouwd op basis van een stalen geraamte, en tot in de gevel is dit zichtbaar gelaten. Van variatie is hier weinig sprake, zowel qua ritme als qua reliëf en kleur. Het gebouw heeft een eentonig en herhalend uiterlijk, opgebouwd volgens een soort rasterpatroon van ramen en panelen die grossieren in grijstinten. Door dit kleurenpalet en door de afwezigheid van balkons oogt het gebouw strak en zakelijk. In tegenstelling tot cases als het appartement op de hoek van de Diksmuidelaan is de gevel hier dus niet meer dan een dun omhulsel van het appartementsgebouw en is de esthetische bijdrage ervan relatief miniem. Het moet wel gezegd dat de context en het doelpubliek volledig verschillend is. In deze sociale woontoren draait het om het creëren van huisvesting en efficiëntie. Doordat de toren in het Molenbeekse weefsel een eenzame hoogte bereikt, doet de dunne vliesgevel met de grote glazen ramen voor de bewoners quasi alles wat ze moet doen: imponeren met een wijds uitzicht over het kanaal en de stad. Omgekeerd, gezien vanaf de straat is de onopvallendheid van de grote toren misschien net een kwaliteit. De grote grijze en glazen panelen reflecteren veel lucht en licht en maken van het gebouw een ijle entiteit die het zicht niet verstoord en die van veraf in zekere mate harmonieus in de omgeving opgaat.

Al wandelend langs het kanaal ter hoogte van Molenbeek is het natuurlijk het gebouw dat boven de rest uitsteekt en dus meteen opvalt. De laatste jaren werd het gebouw voor de Brusselaars het mikpunt van spot en kreeg het bijnamen als ‘de lelijkste woontoren van Brussel’ of ‘Kartonnen Blokkendoos’. Hoge bomen vangen nu eenmaal veel wind, maar compleet uit de lucht gegrepen is het niet: de woontoren is compleet uitgeleefd en staat hij al meer dan drie jaar leeg. De deuren en de onderste ramen zijn dichtgemaakt tegen krakers en bewoners hebben tijdelijk onderdak gekregen in andere woningen van de Molenbeekse sociale huisvestingsmaatschappij.

Aangezien de gevel het beeld bepaalt van hoe een gebouw er naar buiten toe uitziet, en dus een beïnvloedende factor is binnen het algemene esthetische oordeel over het stadsbeeld, is het verleidelijk om positief te schrijven over gebouwen met rijkelijk gedecoreerde en duidelijk gearticuleerde gevels, en minder enthousiast of negatief te zijn over alles wat dat niet is. Door uitersten naast elkaar te leggen en mee te nemen wat

57

het gebouw via de gevel precies beoogt, welke doelgroep ze adresseert en hoe de gevel daarop inspeelt, ontstaat een veel genuanceerder oordeel.

58

Balkon

Zijn er private buitenruimtes en hoe zien ze eruit? Vormen ze een wezenlijke uitbreiding van de woning of draait het rond licht en uitzicht? Zijn er terrassen, loggia’s, balkons…? Is er een vast ritme en/of is er vanuit de bewoner mogelijkheid tot adaptatie?

Cité Hellemans

Voor een toch wel compacte woonwijk met smalle straten is de architect van dit complex gul geweest qua buitenruimte. Wat opvalt van buitenaf, is dat de bewoners een bemiddeling in de relatie met de omgeving lijken te willen zoeken. Sommige terrasjes zijn dichtgetimmerd of lijken enkel als opslagplaats te dienen voor wat binnenshuis teveel is – andere zijn uitgerust met een tafeltje en wat stoelen, en lijken de ideale zitplek: wisselende behoeftes zijn merkbaar.

In de uitwerking van de balkons benutte architect Emile Hellemans de decoratieve mogelijkheden van de bouwmaterialen in de geest van de Art Nouveau. De rode baksteen is afgewisseld met friezen van witte en gele baksteen naast grijze hardstenen elementen. De balustrades ogen sober en rank en zijn gemaakt uit rechte latten zwartkleurig metaal. Speelse patronen en andere krullende versiering in de balustrades heeft de architect links laten liggen maar dat neemt niet weg dat het geheel er elegant uitziet en rust uitstraalt naar de omgeving toe.

De architectuur van de gevel wordt verlevendigd door uitkragingen en insprongen. De balkons maken het grootste deel uit van die insprongen, waardoor ze een gereserveerder karakter hebben ten opzichte van het geheel. Ondanks de teruggetrokken aard van de terrasjes kunnen de bewoners niet rekenen op veel privacy en geborgenheid. Maar gezien het semi-publieke karakter van de straat is het aantal passanten sowieso niet groot, en is de openheid van de buitenruimte misschien net een troef. De nabijheid en het contact met de straat is groot door de relatief kleine hoogte van het blok en de afwezigheid van een noemenswaardige sokkel die afstand suggereert tussen publiek en privaat. Doordat de overgang van de openbare weg naar private woonruimte door middel van de poortjes, binnenstraatjes enz. sterk gefragmenteerd is en dus heel geleidelijk verloopt, hebben de bewoners de vrijheid om hun buitenruimte open te stellen naar de straat toe en zelf te zoeken naar wat voor hen het juiste contact is met hun omgeving.

Wat de Hellemanswijk op dit vlak onderscheidt van cases zoals de Diksmuidelaan, maar op dezelfde lijn brengt als bijvoorbeeld de Papenvest-site, is dat de balkons beschouwd en gelezen worden als een luchtige, exterieure extensie van de leefruimte eerder

59

dan een uitkragende plek waar het draait om licht en uitzicht over de rest van de omgeving.

Diksmuidelaan

“Le Saillant d’Yser” heeft kleine balkonnetjes die op de meeste plekken qua grootte niet veel meer zijn dan een garde-corps die de mogelijkheid biedt om naar buiten te leunen. Door de in- en uitsprongen in de gevel en het reliëf van erkertjes krijgen ze elk hun eigenheid en specifieke oriëntatie. Per verdieping verschilt het aantal maar ook het karakter van de balkons. De balkons zijn niet gewoon uitstulpingen; ze maken een prominent deel uit van het gebouw en zijn een onderdeel van de gevel. De markante ijzeren balkon- en vensterleuningen met decoratieve motieven zijn zwart en contrasteren goed met de witte kleur van het gebouw. De balkons zijn een manier om het gebouw extra te versieren en naar de buitenwereld toe een zekere status uit te dragen. Het gebouw telt ongeveer dertig appartementen, van drie verschillende groottes. De architecten van het gebouw zijn Frans, dus het mag niet verbazen dat de indeling van de appartementen erg Parijs aandoet. Door de horizontale compositie krijgt elke kamer veel licht en contact met wat er zich buiten afspeelt en is een zeer ruime buitenruimte dus niet noodzakelijk. De gebogen hoekvorm en de positie van het gebouw (aan een ruim plein) laat ook toe dat zelfs een klein balkon een wijd uitzicht kan bieden over de nabije omgeving.

Papenvest en Klaverbladtorens

De case van De Vijf Blokken aan de Papenvest is interessant door de andere benadering van ‘buitenruimte’. De terrasjes zijn inpandig, en lijken ruimte te bieden voor slechts een enkeling. Doordat de terrasjes als uitsparingen zijn beschouwd, en er van buitenaf uitzien als een raamopening zonder raam, voegen ze weinig toe aan de uitstraling van de kleurloze betonnen woonblokken. Als donkere rechthoekjes in het ritme van de ramen zijn het de meest onopvallende balkons van alle cases. De gevels van deze balkvormige gebouwvolumes blijven hierdoor ook uitermate vlak.

Ook bij de Klaverbladtorens in Ganshoren lijken de balkonnetjes – die hier aan de verticale kern van het gebouw zijn vastgehangen – uiterst compact.

In beide gevallen is het belangrijk om op te merken dat de relatie met de buitenruimte op een andere manier wordt gevonden. Bij deze torens zorgen de dunne vliesgevels met de talrijke grote openingen, alsook de elementaire drievleugelige vorm van de hoge toren samen voor een interessante verhouding met de

60

omringende omgeving: en wijds en onbelemmerd uitzicht over het groene gebied dat vanaf de torens het landschap overneemt. Op de Papenvest-site is de schikking van de woonblokken op zo’n manier gedaan, dat er tussenin een gedifferentieerde maar ruime buitenruimte ontstaat die op een ‘onuitgesproken’ aan de blokken toebehoort en hevige passage buitensluit. Binnenin het drukke centrum van Brussel is dit waardevol, en lijkt een subtiel inpandig terras een degelijke connectie tussen deze buitenruimte en de woonruimtes in het blok.

Ook bij de balkons is de grootte en de vorm ervan niet het belangrijkste of enige beoordelingscriterium. Door het bij elkaar nemen van enkele cases wordt duidelijk dat de erkenning van de kwaliteit van geprivatiseerde buitenruimtes telkens anders hoort te gebeuren. Een balkon bestaat nooit op zichzelf, men moet het altijd beschouwen in relatie tot de binnenruimte, de omgeving buiten, het type bewoners, enzovoort. Op basis daarvan varieert de rol van de buitenruimte binnen het kader van de wooneenheid en het wooncomplex.

61

Straat

Hoe positioneren de gebouwen of complexen zich in de straat,