• No results found

Een ekphrastische

benadering

In dit deel worden enkele exemplarische straten en projecten uit diverse significante episodes opgelijst. De plekken zijn in talloze opzichten zeer verschillend, maar collectieve woningbouw is de gemene deler. Als onderzoeksmethode wordt hier de ekphrasis gehanteerd. De projecten worden echter niet alleen zo compleet mogelijk beschreven, maar ook geëvoceerd aan de hand van tekeningen, met de bedoeling de gebouwen in kwestie zo levendig mogelijk op te roepen. De tekeningen houden het midden tussen impressies en accurate lezingen; bepaalde aspecten worden uitvergroot en andere weggelaten, in lijn met de architecturale eigenschappen van de straat en de gebouwen en de condities die daardoor zijn ontstaan. Hoewel een persoonlijke stijl een niet te ontkennen constante vormt, zal elke tekening dus licht anders zijn qua techniek, qua insteek en qua vertaalslag.

Zoals reeds vermeld in vorige delen, zijn de projecten gekozen op basis van die verschillende tijds- of beslissingslagen (de historische episodes uit het vorige hoofdstuk) maar de totstandkoming van elk project wordt in dit deel buiten beschouwing gelaten. De blik is gericht op de architectuur en de condities die deze veroorzaakt. Door beschrijvingen wordt geprobeerd dat geheel te pakken te krijgen. Steeds gaat het om stedelijke omgevingen die een bepaalde complexiteit bevatten. Verondersteld wordt nu dat louter objectieve beschrijvingen en klassieke typologische tekeningen niet de enige juiste manier zijn om die complexiteit voldoende te doorgronden.

25

Selectie

Hieronder staan per episode de gegevens van de geselecteerde woningbouwprojecten, met een beknopte toelichting op elke bijbehorende tekening.

Arbeiderswoningen rond 1900 en de “Schoonmaak van

Brussel”

“Cité Hellemans”, Stoelenmakersstraat, Brussel, arch. Emile

Hellemans, 1912

Het gekozen kijkpunt van de tekening is een plek waar de hiërarchie en de sequentie van openbare ruimtes goed in beeld komt. Het diverse gebruik van de balkons wordt gesuggereerd met enkele gekleurde elementen. Qua detaillering van de gebouwen verbeeldt de tekening vooral het reliëf in de gevel, als belangrijke factor in de schaduwwerking.

Collectieve woonvormen in het interbellum: de tuinwijk

“Cité Moderne”, Samenwerkersplein, Sint-Agatha-Berchem, arch.

Victor Bourgeois, 1922

De enige tekening die met een liniaal is gemaakt. De rechte lijnen van het ontwerp en de gekartelde vormen die eruit ontstaan zijn hier dan ook essentieel. Ook de ‘afstandelijke’ relatie tussen straat en voordeur is een belangrijk thema. De veroudering wordt geduid aan de hand van slordige spikkels die contrasteren met de strakke lijnen van de woningen.

Collectieve woonvormen in het interbellum: opkomst

appartementsgebouwen en Haussmanniaanse traditie

“Le Saillant de l’Yser”, Diksmuidelaan/IJzerplein, Brussel,

arch. Duhayon, 1925

Er wordt uiterst gul omgesprongen met golvende lijnen die de sierlijkheid van het gebouw willen uitvergroten. De tekening probeert hiermee een sprookjesachtig gevoel te evoceren dat je niet spontaan met collectieve woningbouw in Brussel zou associëren.

26

De impact van Expo ‘58

“Cité Modèle”, Citroenbomenlaan, Laken, Foyer Laekenois, 1956

De wijk als autonome en afgezonderde entiteit. De tekening plooit van vooraanzicht naar bovenaanzicht om te rammelen aan zowel de enorme perspectiefwerking die in de wijk heerst als de orthogonale inplanting.

Het nieuwe Brussel en “verbrusseling”

“De Vijf Blokken”, Papenvest, Brussel, Brusselse Woning (ex

Brusselse Haard), arch. Groupe Structures, 1966

“Brunfauttoren” (“De Zesde Toren”), Brunfautstraat, Sint-Jans-

Molenbeek, arch. Julien Roggen, 1965

Beide tekeningen brengen de vormelijke en contextuele disconnectie tussen gebouw en omgeving op een verschillende manier in beeld. Er wordt gespeeld met begrippen als zwaarte en ijlte.

Contrastrijke moderniteit

“Klaverbladtorens”, Negen Provinciënlaan, Ganshoren, c.v. Les

Villas de Ganshoren, arch. A. Vanden Bossche en G. Brunfaut,

1970

Kleur en vorm krijgen de bovenhand naarmate het zicht verder reikt. De perspectivische blik van de tekening legt aspecten van het ontwerpproces bloot.

27

Ekphrasis

Figuur 1 Stoelenmakersstraat “Hellemanswijk” >>>

29

Stoelenmakersstraat,

Brussel, “Hellemanswijk”

Wanneer je over de kasseien van de licht naar boven hellende Pieremansstraat in de Marollen omhoog wandelt, wordt je aandacht getrokken door een groep middelhoge bouwblokken die stuk voor stuk loodrecht georiënteerd staan aan de linkerzijde van de straat. Niet dat je meteen ziet met wat voor gebouwen je hier te maken hebt – de vensterloze, bakstenen zijgevels van de blokken met tussenin telkens een boom of twee blokkeren immers vriendelijk je blik en verraden dus niet al te veel van wat er zich binnenin het ensemble allemaal afspeelt – maar dat het interesse wekt is moeilijk te ontkennen. Al voorbijwandelend vallen er zeven parallelle, quasi identieke bouwblokken en dus zes tussenliggende straatjes te tellen, die elk de naam dragen van een oud beroep dat in de Marollen werd uitgeoefend, gaande van Goudsmeden- tot Timmerlieden- straat. Het repetitieve karakter van het geheel, en de wat gerasterde opdeling van de gevels laten duidelijk uitschijnen dat het hier om sociale, collectieve huisvesting gaat.

Een heel bijzondere sfeer overvalt je wanneer je je door de kleine straatjes tussen de woonblokken begeeft. Die is allereerst te danken aan een aangename stilte en rust die

er hangt. Voor een stad als Brussel, met een altijd druk centrum, is dit eerder een ongewone eigenschap en dus doet dit het vermoeden opborrelen dat die kalmte geen toeval is. De symmetrie en de kazerneachtige stijl van de gebouwen lijken te wijzen op zowel de voorwaarden om er te wonen – orde en discipline – als op de leefomstandigheden zelf: netjes afgemeten en voor

iedereen gelijk.

Maar voor die kalmte is er nog een tweede verklaring: de straatjes worden autoluw gehouden door kleine poorten, die uit dezelfde materialen als de woonblokken gemaakt zijn, en telkens beide uiteinden van de straatjes markeren. Hierdoor wordt de passage beperkt tot bewoners en toevallige voorbijgangers.

Er heerst een vreemd evenwicht tussen enerzijds het warme gevoel dat de roodbruine terracotta- bakstenen van de woningen uitstralen, en anderzijds het weinige zonlicht dat tot op

30 de straat kan neervallen en voor een eerder kil gevoel zorgt.

Het valt op dat deze gebouwen als sociale woonblokken zeer atypisch zijn: qua bouwstijl dragen ze iets in zich dat je eerder associeert met de burgerlijke klasse. Het onderscheidt de cité van de rest van de sociale huisvesting in Brussel; het zijn betrekkelijk verfijnde gebouwen, met aangename en relatief ruime terrassen. De Art Nouveau-invloed springt meteen in het oog en is te herkennen aan de decoratie en de geraffineerde uitwerking van de simpele materialen. In de massa van rode baksteen zitten horizontale stroken verwerkt van geelgekleurde baksteen die het geheel ritmeren in de hoogte en de etages subtiel aanduiden. Ook ter plekke van de raam- en deuropeningen worden rode met gele en zelfs witte bakstenen afgewisseld in een speels patroon om de openingen enigszins te versieren en meer uitdrukking te geven. De vorm van de blokken zelf bestaat uit veel in- en uitsprongen die het volume ook van links naar rechts ritme en variatie geven. De smalle trappenhuizen die om de twee wooneenheden geplaatst zijn, springen het meeste uit. Hierdoor worden ze sterk geaccentueerd, wat ook logisch lijkt omdat ook de toegang van de appartementen zich hier bevindt. Een bijkomende

eigenschap hiervan is dat het trappenhuis door de uitgesprongen positie ook een visueel scheidende functie heeft tussen verschillende verticale rijen woningen. Rechtstreeks vanop je eigen balkon binnenkijken bij de buren wordt zo, ondanks de kleine afstand, toch min of meer uitgesloten.

In het midden van de langse zijden van de blokken zit een doorgang onder een gebogen gewelf. Zo ontstaat er dwars op de gebouwenrichting een centraal binnenstraatje dat de hele Hellemanswijk verbindt. Deze doorstekende as wordt door middel van een inspringing benadrukt.

De wooneenheden zelf zitten ook enigszins teruggetrokken ten opzichte van het niveau van de trappenhuisjes: hierdoor komen de terrassen tot stand. Ze hebben door hun inpandige ligging zowel boven en onder als links en rechts een gesloten vlak waardoor het in de eerste plaats lijkt dat ze voldoende geborgenheid

31 genieten, maar door de relatief beperkte hoogte van de blokken is de afstand met de straatjes van de wijk nooit groot en dus bijgevolg de ook de privacy. Ook de afwezigheid van een sokkel leidt tot een sterk afnemend gevoel van afzondering naarmate de eenheid op een lager verdiep gelegen is. De balustrades van de balkons zijn gemaakt uit zwart gekleurd smeedijzer, slechts onderbroken door iele gietijzeren zuiltjes. Hoewel er in de balustrades geen versieringen zitten, ogen ze door hun smalle spijlen stijlvol en slank. Ook de vloerplaten van de balkons zijn aan de straatzijde keurig afgewerkt met een zwart stalen I-profiel.

Wat bij deze woonwijk toch vooral opvalt, is dat – hoe mooi en efficiënt deze gebouwen ook ontworpen lijken te zijn – de bewoners zich toch lijken af te keren van de beoogde manier van leven, want veel terrasjes zijn dichtgetimmerd of vertonen andere tekenen van nood aan afscherming. Ze lijken nauwelijks te worden gebruikt als leefruimte in de buitenlucht.

Mogelijk komt dit door de combinatie van enerzijds de bovengenoemde schaarse geborgenheid, en anderzijds de afwezigheid van genoeg zonlicht. De schaduwwerking op de blokken is dan ook nogal complex en dus interessant om eens goed te bekijken.

Door de (ook reeds eerder vermelde) talloze in- en uitsprongen van het gebouw ontstaat er een soort reliëf waardoor je niet helemaal van ‘een gevel’ kan spreken. Veel reliëf betekent veel schaduwvlakken, en door de nogal ruime verspringingen is de hoeveelheid schaduw aanzienlijk. De hoogte van de blokken lijkt ook eerder onder het gemiddelde van de Brusselse binnenstad te liggen. Beginnend van het bovenste verdiep naar het onderste toe neemt de schaduw en de koele sfeer trapsgewijs toe.

Figuur 2 Samenwerkersplein “Cité Moderne” >>>

33

Samenwerkersplein, Sint-

Agatha-Berchem,

“Cité

Moderne”

Navigerend door de straten van de Cité Moderne in de Brusselse gemeente Sint- Agatha-Berchem, zijn er verschillende rode draden te volgen. Onder de sluier van een overkoepelende, geblokte vormentaal en witte kleur zijn er heel wat thema’s te onderscheiden.

Sint-Agatha-Berchem ligt een eindje wandelen buiten de Brusselse vijfhoek, en het is een gemeente met een van de eerste tuinwijken van de hoofdstad. Dat dit een ander gegeven is dan de rest van de stadsbebouwing, voel je onmiddellijk wanneer je er belandt. De wijk is luchtig en licht. Ook de straatnamen – Onderlinge Hulplaan, Initiatiefplein, Ravotterij- straat… – stralen optimisme uit. De woningen zijn compact en vaak slechts twee bouwlagen hoog, uitzonderlijk (en maximaal) drie. Platte daken hebben ze allemaal. Door deze bouwhoogte en de relatief ruime straten valt er veel meer zonlicht op de openbare weg en geeft de woonwijk een minder benauwend gevoel in vergelijking met het centrum van Brussel. De woningen die we in Cité Moderne terugvinden zijn nooit vrijstaand, maar in verschillende configuraties aan elkaar geschakeld: verschillende adressen krijgen plaats in eenzelfde

volume. Die aaneenschakeling heeft meteen ook de gelegenheid gegeven om bedachtzaam met getrapte in- en uitspringende vormen te spelen. Bijna overal waar je kijkt zijn er gekartelde vormen. De hoekjes en inhammen die overal ontstaan worden telkens verstandig benut. Extra groen, binnenpleintjes, tuintjes, enzovoort. Maar de getrapte vormen zijn vooral een manier om extra geveloppervlakte te creëren en bijgevolg de mogelijkheid te laten ontstaan om een maximum aan zonlicht binnen te laten vallen wanneer er hier extra ramen worden voorzien.

Bovendien ontstaat er hierdoor ook per twee woningen een ingang die wat meer teruggetrokken ligt en die niet rechtstreeks op de straat uitkomt, maar die een tikkeltje introverter en gereserveerder is. Er wordt afgewisseld met voordeuren die wel naar de straat gericht zijn. In die delen van de woonwijk valt op dat er dan

34 toch een bepaalde filter of een zekere afstand met de straat wordt bewaard door middel van boompjes en ander groen dat het voetpad begrenst.

Sommige huizen hebben volwaardige voortuintjes, sommigen hebben een smal grasperkje dat hun huis van de openbare weg scheidt, met of zonder haag, sommigen hebben een achtertuintje, anderen hebben beiden.

Het is duidelijk dat de

geblokte, in- en

uitspringende vormen – weliswaar telkens op verschillende manieren – als instrument worden gebruikt om een afstand te creëren tussen de woning en de openbare weg, tussen privaat en publiek.

Soms fysieke afstand door middel van voortuintjes of hagen, en soms de suggestie ervan door middel van de getrapte vormen en de smalle boompjes en ander groen – die niet letterlijk de afstand vergroten tussen voordeur en

straat, maar wel een ander soort geborgenheid bieden. Zo gevarieerd als zijn configuraties zijn, zo uniform heeft de ontwerper zijn vormen en materialen gekozen. Die vormen zijn geblokt en ietwat klinisch, zonder franjes. De gevels van de woonblokken zijn wit, afgezien van een horizontale band die de onderste meter van de gevel kleurt, gaande van beige en grijs tot blauw. Deze sokkel is iet meer dan een suggestie: los van de kleur is er geen verschil in reliëf of materiaal. De veroudering is zichtbaar. Verkleuringen, loskomend pleisterwerk en andere erosie verraden de lange levensduur van dit project.

De straten zelf zijn stil, en vaak kort en doodlopend. Hierdoor is er niet veel verkeer te bespeuren en blijft de woonwijk heel rustig. Hoewel de woningen aan renovatie toe zijn, oogt de wijk nog zeer leefbaar.

Figuur 3 Diksmuidelaan / IJzerplein “Le Saillant de l’Yser” >>>

36

Diksmuidelaan

/

IJzerplein, Brussel, “Le

Saillant de l’Yser”

Puur uit de naam “Diksmuidelaan” (“Boulevard de Dixmude”) kan je afleiden dat dit niet zomaar een smal kronkelig straatje is in het Brusselse stadscentrum. De Diksmuidelaan is een kaarsrechte weg met een gelaagde, ontdubbelde opbouw. Dit mag niet verbazen aangezien de term ‘boulevard’ immers staat voor een brede, luchtige weg met meerdere lanen. De middelste as bestaat uit een ruim en verhard wandelpad, geflankeerd door twee netjes geritmeerde bomenrijen, waar zo nu en dan een metalen bankje tussen staat. Aan weerszijden van deze voetgangerszone liggen de twee autolanen, waar de auto’s in twee richtingen voorbijrijden, maar waar ook de fietsers door middel van wegmarkeringen hun plek hebben. Alsof het straatbeeld nog niet vol genoeg was, zijn aan elke zijde van de twee autolanen ook parkeerstroken aangelegd.

Waar de Diksmuidelaan uitmondt op het IJzerplein, staat dit gebouw. Het kijkt uit over een chaotische verkeersknoop waar veel wegen en trajecten elkaar kruisen en waar de circulatie van auto’s, tram, fietsers en voetgangers bijgevolg hectisch verloopt. Ook de andere gebouwen die het IJzerplein omringen zijn van

dezelfde grootte-orde, namelijk een tikkeltje omvangrijker dan de rest van de nabije omgeving. Onder andere het Centre Pompidou (de oude Citroën-garage) en het Kaaitheater ernaast kleuren het kruispunt.

Rondkijkend op het IJzerplein (een echt “plein” kan je het, gezien het verkeer dat er de baas is, bijna niet noemen) valt de grote gebogen gevel van het woongebouw meteen op. Daarmee gaf de architect het gebouw een eigenzinnige uitstraling. Het maakt indruk. Je zou kunnen zeggen dat dat voor de ontwerper van de Citroën-garage aan de overkant van het IJzerplein in de jaren 30 ook zo was. De autoherstelplaats met showroom die hij er liet neerzetten, had immers een sterk gelijkende gebogen vorm en schaal, alsof het gebouw zich wilde meten met, of wilde spiegelen aan het appartementsgebouw.

Ondertussen wordt het Citroën-gebouw gerenoveerd. Het heeft een nieuwe bestemming gekregen als cultureel centrum, maar de kenmerkende gebogen vorm blijft behouden.

In het overheersend grijsbruine kleurenpalet van het plein en de aangrenzende bebouwing is dit volledig witte woongebouw eerder een buitenbeentje. Het is prima onderhouden en oogt vanop een afstand fris en elegant. Die sierlijke uitstraling lijkt het resultaat te zijn van

37 verschillende factoren. Allereerst is het een relatief smal hoekgebouw ingesloten tussen enerzijds de Diksmuidelaan en anderzijds de nog bredere Antwerpselaan die in een scherpe hoek samenkomen op het IJzerplein. Dit in combinatie met een hoogte die de rest van de gebouwen rond het plein overschrijdt, zorgt

voor de ranke

verschijningsvorm van het appartementsgebouw, dat steeds smaller en hoger wordt naar de afgeronde hoek toe. Niet enkel de hoogte van het gebouw speelt een rol in de elegantie, ook de sokkel vormt één van de factoren. Het volledige onderste verdiep – het gelijkvloers – heeft een publieke functie gekregen en daarom ook een ander gevelmateriaal dan de woningen erboven, die achter een wit geplamuurde gevel schuilgaan. Een paar kleinere winkels (gaande van een broodjeszaak tot een fietsenmaker) en een groter interimkantoor hebben plaats gekregen in de plint. Die is gemaakt uit rood-grijs marmer, wat voor het hele woongebouw meteen voor een chiquer gevoel zorgt gezien de kostbaarheid van dit materiaal.

De gebogen vorm van het gebouw lijkt ook een constante te zijn op een kleinere schaal in de rest van de façade. Rechthoekige ramen worden afgewisseld met ramen waarvan de bovenste zijde een

vloeiende boog is. De balustrades die voor de ramen staan, variëren op een gelijkaardige manier: sommige zijn recht, anderen hebben een lichtjes naar buiten gebogen vorm. Ze zijn gemaakt uit zwartgekleurde, dunne metalen staven die – binnen het vlak van de balustrade zelf – allerlei kronkelende, haast slakkenhuisvormige patronen maken. Het zwarte lijnenspel dat ontstaat tekent zich sterk af tegen de witte gevel. Niet elk verdiep heeft er, maar de kleine balkonnetjes die er zijn hebben net als de balustrades een naar buiten gebogen vorm.

Er wordt steeds meer reliëf zichtbaar in het grote witte blok. Hoe langer je staart hoe meer het subtiele schaduwspel opvalt. Kleine erkertjes springen uit het massieve volume zonder naden om deze overgang aan te kondigen: in een vloeiende beweging worden de uitstulpingen verweven in het gebouw.

38 De vensterbanken onder de ramen lijken als het ware gedragen te worden door de gevel die ook hier zonder naad naar buiten plooit. De schaduwen onder de vensterbanken lijken hierdoor geen begrensde donkere vlakken, maar gaan heel gradueel van donker naar licht.

Dit alles zorgt voor een zacht geheel dat – zonder zijn statige en keurige uitstraling te verliezen– golvend en beweeglijk oogt. Alsof dit hoekgebouw, kijkend naar het drukke en ruime IJzerplein zich al wapperend schrap moet zetten tegen alle windvlagen die het pal op de hoek te verduren krijgt.

Naar boven toe lijken de speelse details en de versiering toe te nemen. Twee horizontale lijsten bakenen de bovenste vier verdiepen en meteen ook het duurdere deel van het appartementsgebouw af. De versiering van de consoles onder de balkons wordt uitvoeriger en zelfs de

raamlijsten nemen gebogen vormen aan.

Bovenop de afgeronde hoek van het gebouw staat een koepelvormig dak, wat duidelijk de top van het gebouw markeert.

Figuur 4 Citroenbomenlaan “Cité Modèle” >>>

40

Citroenbomenlaan, Laken,

“Cité Modèle”

De nogal omvangrijke Modelwijk in Laken ligt op een driehoekig terrein ingesloten en ietwat geïsoleerd tussen de drukke Romeinsesteenweg in het noorden, de Dikke Beuklaan in het zuiden en de wat smallere en kortere Citroenbomenlaan in het