• No results found

34 Misdr. tegen de veiligheid v. d. staat.

S l o t b e p a l i n g . Nel Sr.

103. De bepalingen der eerste acht Titels 91.

van dit Boek zijn ook toepasselijk op feiten waarop bij andere wettelijke voorschriften straf is gesteld, tenzij bij de wet of bij Ko-ninklijk besluit anders is bepaald. n)

TWEEDE BOEK

M i s d r ij v e n.

TITEL I.

M i s d r ij v e n t e g e n d e v e i l i g h e i d v a n d e n s t a a t .

104. ü e aanslag ondernomen met het 92 oogmerk om den Koning, de regeerende Ko-ningin of den Regent van het leven of de vrijheid te berooven of tot regeeren onge-schikt te maken, wordt gestraft met de dood-straf of levenslange gevangenisdood-straf of tijde-lijke van ten hoogste twintig jaren. (Sr. 4 no. 1, 35 no. 1-5, 87, 105 v., 110, 128 (1), 130, 140, 164, 165, 328 v., 338 v.)

105. De aanslag ondernomen met het oogmerk om den Gouverneur-Generaal of den waarnemenden Gouverneur-Generaal

') De bepalingen van het eerste boek van het Wetboek, behalve die van titel IX waarvan de toe-passelijkheid tot het wetb ek is beperkt. - gelden dus altijd, behalve echter voor zoover daarvan is afgeweken

-1°. in algemeene verordeningen betreffende's lands middelen en pachten, art. 4 Inv.,

2°. in de militaire strafwetten en in de bepalingen van militair strafrecht in andere algemeene v e r m d e -ningen voorkomende, art. 5 Inv.,

3°. in de bepalingen uitdrukkelijk gehandhaafd in art. 6 Inv..

Zij gelden ook wanneer daarvan mocht zijn afge-weken in de ordonnanties afgekondigd na 18 Decem-ber 1916 en vóór 1 Januari 1918, omdat de daarin voor-komende afwijkingen bij art. 1 van de novelle op de Invoeringsverordening opgenomen in St. 1917 n°. 732 zijn ingetrokken.

In algemeene verordeningen afgekondigd na 1 Janua-ri 1918 kan alleen bij de wet of bij Koninklijk besluit van de bepalingen van het wetboek worden afgeweken.

.. m

Alisdr. tegen de veiligheid v. d. staat. 35 van het leven of de vrijheid te berooven of Ned, tot de uitoefening van de regeering onge- Sr.

schikt te maken, wordt gestraft met de dood-straf of levenslange gevangenisdood-straf of tijde-lijke van ten hoogste twintig jaren. (Sr. 4 no. 1, 35 no. 1-5), 87, 104, 106 v., 110, 128 (1),130, 140, 164, 165.)

106. De aanslag ondernomen met het 93.

oogmerk om het grondgebied van den staat geheel of gedeeltelijk onder vreemde heer-schappij te brengen of om een deel daarvan af te scheiden, wordt gestraft met levens-lange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren. (Sr. 4 no. 1, 35 no.

1-3, 87, 104, 105, 107, 108, 110, 128 (2), 130, 140, 164, 165.)

107. De aanslag ondernomen met het 94.

oogmerk om den grondwettigen regeerings-vorm of de orde van troonsopvolging te ver-nietigen of op onwettige wijze te veranderen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. (Sr. 4 no. 1, 35 no.

1-3, 87, 104 v., 108, 110, 128 (2), 130, 140 164, 165.)

108. De aanslag ondernomen met het oogmerk om den wettigen regeeringsvorm van Nederlandsch-indië te vernietigen of op onwettige wijze te veranderen, wordt ge-straft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. (Sr. 4 no. 1, 35 no. 1-3, 87, 104 v., 110, 128 (2), 130, 140, 164, 165.) 109. Als scnuldig aan opstand wordt ge-straft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren:

1°. hij die anderen in de wapenen brengt met het oogmerk zich te verzetten te-gen het in Nederlandsch-indië gevestigde gezag;

2°. hij die de wapenen voert tegen het in Nederlandsch-indië gevestigde gezag.

36 Misdr. tegen de veiligheid v. d. staat.

(Sr. 4. no. 1, 35 no. 1-3, 110, 128 ( 2 ) , Ne' 164, 165.) Sr-110. De samenspanning tot eene der in 96.

de artikelen 104-109 omschreven misdrij-ven wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. (Sr. 4 no. 1, 35 no.

1-3, 88, 116, 125, 128 (2), 164, 165.)

111. (1) Hij die hetzij met eene buiten- 97.

landsche mogendheid, hetzij met een Indisch vorst of volk in verstandhouding treedt, met het oogmerk om hen tot het plegen van vijan-delijkheden of tot het voeren van een oorlog tegen den staat te bewegen, hen in het daar-toe opgevatte voornemen te versterken, hun daarbij hulp toe te zeggen of bij de voorbe-reiding hulp te verieenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

(2) Indien de vijandelijkheden worden gepleegd of de oorlog uitbreekt, wordt de doodstraf of levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren op-gelegd. (Sr. 35 no. 1-3, 96, 128 (2), 165.)

112. Hij die opzettelijk bescheiden, be- 9£

richten of inlichtingen omtrent eenige zaak waarvan hij weet dat de geheimhouding door het belang van den staat wordt gebo-den, hetzij openbaar maakt, hetzij aan eene buitenlandsche mogendheid, een Indisch vorst of volk mededeelt of in handen speelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren. Sr. 35 no. 1-3, 98, 113,

124 (2), 128 (2), 165, 322 v.)

113. (1) Hij die opzettelijk, geheime be-scheiden, kaarten, plannen teekeningen of voorwerpen, betrekking hebbende op de ver-dediging of de uitwendige veiligheid van Nederlandsch-Indië, onder zich hebbende of van den inhoud van zoodanige geheime stuk-ken of van den vorm en de samenstelling

Misdr. tegen de veiligheid v. d. staat. 37

sFe' van zulke geheime voorwerpen kennis dra- Ned.

Sr- gende, deze stukken of voorwerpen, of den Sr.

)6. inhoud, den vorm of de samenstelling daar-van geheel of gedeeltelijk hetzij openbaar maakt, hetzij aan anderen, die niet tot ken-nisneming daarvan bevoegd zijn, mededeelt of in handen speelt, wordt gestraft met ge-17 vangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

(2) Indien de schuldige de bovenbedoel-de stukken of voorwerpen onbovenbedoel-der zich had krachtens of zijne kennis daarvan verkreeg uit zijn beroep, kan de straf met een derde worden verhoogd. (Sr. 35 no. 1-3, 112, 114-116, 119, 120, 124 ( 2 ) , 128, 164, 165, 322.)

114. Hij aan wiens schuld te wijten is, dat de in artikel 113 bedoelde geheime stuk-ken of voorwerpen, met het bewaren of op-bergen waarvan hij belast is, hun vorm of hunne samenstelling geheel of gedeeltelijk openbaar zijn geworden of in het bezit of ter kennis zijn gekomen van anderen, niet tot kennisneming daarvan bevoegd, wordt ge-straf met gevangenisge-straf van ten hoogste

£ een jaar en zes maanden of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. (Sr. 35 no. 1-3,

113, 115, 128 (2).)

115. Hij die geheel of gedeeltelijk van geheime stukken of voorwerpen als bedoeld in artikel 113, waarvan hij weet of rede-lijkerwijs moet vermoeden, dat zij niet voor zijne kennisneming bestemd zijn, inzage of kennis neemt, afschriften of uittreksels, in welk schrift of welke taal ook, afdrukken, afbeeldingen of nabootsingen maakt of doet maken of die stukken of voorwerpen niet aan een ambtenaar der justitie of politie of van het binnenlandsch bestuur ter hand stelt als hij in het bezit daarvan is gekomen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste

38 Misdr. tegen de veiligheid v. d. staat.

drie jaren. (Sr. 35 no. 1-3, 113, 114, 116, 120, Ned.

128 (2), 164, 165.) Sr.

116. De samenspanning tot een der in de artikelen 113 en 115 omschreven misdrij-ven wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar. (Sr. 35 no. 1-3, 88, 110, 125, 128 (2), 164, 165.)

117. Met gevangenisstraf van ten ste zes maanden of geldboete van ten hoog-ste drie honderd gulden wordt gestraft hij die zonder daartoe bevoegd te zijn opzet-telijk:

1°. een verdedigingswerk nadert, behalve op de groote verkeerswegen, op een afstand van minder dan vijf honderd meters ;

2°. eene inrichting van de land- of zeemacht of een oorlogsvaartuig betreedt langs een anderen dan den gewonen toegang.

(Sr. 35 no. 1-3, 120, 128 (2), 165.) 118. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden wordt gestraft hij die zonder daartoe bevoegd te zijn opzettelijk eene op-meting doet of eene teekening, afbeelding of beschrijving maakt betreffende eenige zaak van militair belang. (Sr. 35 no. 1-3, 120, 128 (2), 165.)

119. Met gevangenisstraf van ten hoog-ste een jaar wordt gestraft:

1°. hij die iemand opneemt, wetende dat deze zonder daartoe bevoegd te zijn voornemens is dan wel tracht kennis te bekomen van geheime stukken of voor-werpen als bedoeld in artikel 113, of zich op de hoogte te stellen van de lig-ging, den bouw, den aanleg, de inrich-ting, de bewapening, de approviandee-ring, de munitie-uitrusting of de bezet-ting van verdedigingswerken of van

Ä4isdr. tegen de veiligheid v. d. staat. 39 eenige andere zaak van militair belang; Ned.

2°. hij die voorwerpen verbergt, van welke Sr.

het hem bekend is dat zij bij de uit-voering van een voornemen als onder 1°. bedoeld, op welke wijze ook moe-ten dienstig zijn. (Sr. 35 no. 1-3, 120, 128

(2), 165.)

120. Indien het plegen van een der in de artikelen 113, 115, 117, 118 en 119 omschre-ven misdrijomschre-ven gepaard gaat met aanwen-ding van bedriegelijke middelen, zooals mis-leiding, vermomming, aanneming van valsche namen of hoedanigheden, dan wel met aan-bieding of aanneming, voorspiegeling of be-lofte van geschenken, voordeden of beloo-ningen, in welken vorm ook, of met geweld of bedreiging met geweld, kunnen de vrij-heidsstraffen worden verdubbeld. (Sr. 35 no.

1-3, 128 (2), 165.)

121. Hij die eene hem van Regeerings- 99.

wege opgedragen onderhandeling met eene buitenlandsche mogendheid, een Indisch vorst of volk opzettelijk ten nadeele van den staat voert, wordt gestraft met gevangenis-straf van ten hoogste twaalf jaren. (Sr. 35 no. 1-3, 124 (3), 128 (2), 165.)

122. Met gevangenisstraf van ten hoog- 100.

ste zeven jaren wordt gestraft:

1°. hij die, in geval van een oorlog waarin Nederland niet betrokken is, opzettelijk eenige handeling verricht waardoor de onzijdigheid van den staat wordt in ge-vaar gebracht, of eenig bijzonder voor-schrift tot handhaving der onzijdigheid van Regeeringswege gegeven en be-kend gemaakt, opzettelijk overtreedt;

(Sr. 450, 451, 469.)

2°. hij die, in tijd van oorlog, eenig voor-schrift van Regeeringswege in het be-lang der veiligheid van den staat gege-ven en bekend gemaakt, opzettelijk

40 Misdr. tegen de veiligheid v. d. staat.

overtreedt. (Sr. 35 no. 1-3, 96, 128 (2), 165.)

123. De Nederlandsche onderdaan die vrijwillig in krijgsdienst treedt bij eene bui-tenlandsche mogendheid, wetende dat deze met Nederland in oorlog is, of in het vooruit-zicht van een oorlog met Nederland, wordt, in het laatste geval indien de oorlog uitbreekt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. (Sr. 35 no. 1-3, 96, 128 (2), 165.)

124. (1) Met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren wordt gestraft hij die opzettelijk, in tijd van oorlog, den vijand hulp verleent of den staat tegenover den vijand benadeelt.

(2) Levenslange gevangenisstraf of tijde-lijke van ten hoogste twintig jaren wordt toegepast indien de dader:

1°. eenige kaart, plan, teekening of be-schrijving van militaire werken, of eenige inlichting betreffende militaire bewe-gingen of ontwerpen den vijand mede-deelt of in handen speelt;

2°. als verspieder den vijand dient of een verspieder des vijands opneemt, ver-bergt of voorthelpt.

(3) De doodstraf of levenslange gevan-genistraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren wordt toegepast indien de dader:

1°. eenige versterkte of bezette plaats of post, eenig middel van gemeenschap, eenig magazijn, eenigen krijgsvoorraad of eenige krijgskas, of wel de vloot of het leger of eenig deel daarvan aan den vijand verraadt, in 's vijands macht brengt, vernielt of onbruikbaar maakt, of eenige tot afweer of aanval beraam-de of uitgevoerberaam-de onberaam-derwaterzetting of ander militair werk belet, belemmert of verijdelt;

Misdr. tegen de veiligheid v. d. staat. 41

2°. hetzij oproei', hetzij muiterij of desertie Ned.

onder het krijgsvolk teweegbrengt of Sr.

bevordert. (Sr. 35 no. 1-3, 125, 128 (2), 129, 164, 165, 236, 237.)

125. De samenspanning tot een der in 103.

artikel 124 omschreven misdrijven wordt ge-straft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. (Sr. 35 no. 1-3, 88, 110, 116, 128 (2), 129, 164, 165.)

126. Met gevangenisstraf van ten hoogste 104.

zeven jaren wordt gestraft hij die, in tijd van oorlog, zonder oogmerk om den vijand hulp te verleenen of den staat tegenover den vijand te benadeelen, opzettelijk:

1°. een verspieder des vijands opneemt, verbergt of voorthelpt;

2°. desertie van een krijgsman, in dienst van den staat, teweegbrengt of bevor-dert. (Sr. 96, 124 (2) 2° en (3) 2°, 128 (2), 129, 160 v., 165, 236.)

127. (1) Hij die, in tijd van oorlog, 105.

eenige bedriegelijke handeling pleegt bij le-vering van benoodigdheden ten dienste van de vloot of het leger, wordt gestraft met ge-vangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

(2) Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met het opzicht over de levering dei-goederen belast, de bedriegelijke handeling opzettelijk toelaat. (Sr. 4 1°, 10 sub b 3°, 35 1-4, 96, 128 (3), 129, 165, 388.)

128. (1) Bij veroordeeling wegens een 106.

der in de artikelen 104 en 105 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 35 no. 1-5 vermelde rechten worden uitge-sproken.

(2) Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 106-125 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 35 no. 1-3 vermelde rechten worden uitgesproken.

(3) Bij veroordeeling wegens het in ar-tikel 127 omschreven misdrijf, kan de

schul-42 Misdr. tegen de Koninkl. waardigheid.

dige worden ontzet van de uitoefening van Ned.

het beroep waarin hij het misdrijf begaan Sr.

heeft, en van de in artikel 35 no. 1-4 vermel-de rechten, en kan openbaarmaking van vermel-de rechterlijke uitspraak worden gelast. (Sr. 43.)

129. De straffen gesteld op de in de arti- 107.

kelen 124-127 omschreven feiten, zijn toe-passelijk indien een dier feiten wordt ge-pleegd tegen of met betrekking tot de bond-genooten van den staat in een gemeenschap-pelijke!! oorlog. (Sr. 96.)

TITEL II. (Sr. 5 1°.)

M i s d r ij v e n t e g e n d e K o n i n k 1 ij k e w a a r d i g h e i d e n t e g e n d e w a a r d i g h e i d v a n d e n G o u v e r n e u r

-G e n e r a a l .

130. (1) De aanslag op het leven of de 108.

vrijheid van de niet-regeerende Koningin, van den gemaal der regeerende Koningin, van den troonopvolger of van een lid van het Koninklijk huis, wordt gestraft met ge-vangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

(2) Indien de aanslag op het leven den dood ten gevolge heeft of met voorbedachten rade wordt ondernomen, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.

(3) Indien de aanslag op het leven met voorbedachten rade ondernomen den dood ten gevolge heeft, wordt de doodstraf of le-venslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd. (Sr. 4 no. 1, 35 no. 1-5, 104 v., 139 (1), 140, 165, 328 v., 338 v.)

131. Elke feitelijke aanranding van den 109.

persoon des Konings of der Koningin, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren. (Sr. 4 no. 1, 35 no. 1-4,

Misdr. tegen de Koninkl. waardigheid. 43

131, 133, 139 (2), 141, 336, 351 v.) Ned.

132. Elke feitelijke aanranding van den Sr.

persoon van den gemaal der regeerende 110.

Koningin, van den troonopvolger, van een lid van het Koninklijk huis of van den Regent, die niet valt in eene zwaardere strafbepa-ling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren. (Sr. 4 no. 1, 35 no.

1-4, 131, 133, 139 (2), 141, 165, 336, 351 v.) 133. hike feitelijke aanranding van den Gouverneur-Generaal of van den waarne-menden Gouverneur-Generaal, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt ge-straft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren. (Sr. 4 no. 1, 35 no. 1-4, 130 v.,

139 (2), 141, 165.)

134. Opzettelijke beleediging den Koning 111.

of der Koningin aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van ten hoogste driehon-derd gulden. (Sr. 35 no. 1-3, 135-138, 139 (3), 141, 142, 310, 315.)

135. Opzettelijke beleedigihg den gemaal 112.

der regeerende Koningin, den troonopvolger, een lid van het Koninklijk huis of den Regent aangedaan, wordt gestraft met gevangenis-straf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. (Sr. 35 no. 1-3, 134, 136, 138, 139 (3), 141, 142, 310, 315.)

136. Opzettelijke beleediging den Gouver-neur-Generaal of den waarnemenden Gou-verneur-Generaal gedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gul-den; (Sr. 35 no. 1-3, 134 v., 139 (3), 141, 142, 310.)

137. (1) Hij die een geschrift of afbeel- 113.

ding, waarin eene beleediging voorkomt voor den Koning, de Koningin, den gemaal der regeerende Koningin, den troonopvolger, een

44 Misdr. tegen de Koninkl. waardigheid.

lid van liet Koninklijk huis of den Regent, Ned met het oogmerk om aan den beleedigenden Sr.

inhoud ruchtbaarheid te geven of de rucht-baarheid daarvan te vermeerderen, ver-spreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en vier maanden of geld-boete van ten hoogste driehonderd gulden.

(2) Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordee-ling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

(Sr. 35 no. 6, 138, 144, 155, 157, 161, 163, 207, 282, 310, 315, 321, 483, 485.)

138. (1) Hij die een geschrift of afbeel-ding, waarin eene beleediging voorkomt voor den Gouverneur-Generaal of den waarnemen-den Gouverneur-Generaal, met het oogmerk om aan den beleedigenden inhoud ruchtbaar-heid te geven of de ruchtbaarruchtbaar-heid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevan-genisstraf van ten hoogste een jaar en vier maanden of geldboete van ten hoogste drie-honderd gulden.

(2) Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordee-ling van den schuldige wegens gelijk mis-drijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

(Sr. 35 no. 6, 133 v., 137, 144, 155, 157, 161, 163, 207, 282, 310, 315, 321, 483-485.)

139. (1) Bij veroordeeling wegens het 114.

in artikel 130 omschreven misdrijf, kan ont-zetting van de in artikel 35 no. 1-5 vernielde rechten worden uitgesproken.

Misdr. t. hoofden v. bevriende staten. 45

(2) Bij veroordeeling wegens een der in Ned de artikelen 131-133 omschreven misdrijven, Sr.

kan ontzetting van de in artikel 35 no. 1-4 vermeide rechten worden uitgesproken.

(3) Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 134-136 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 35 no. 1-3 vermelde rechten worden uitgesproken.

TITEL lil.

M i s d r ij v en t e g e n h o o f d e n e u v e r t e g e n w o o r d i g e r s v a n b

e-v r i e n d e s t a t e n .

140. (1) De aanslag op het leven of de 115.

vrijheid van een legeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden staat wordt ge-straf met gevangenisge-straf van ten hoogste vijftien jaren.

(2) Indien de aanslag op het "leven den dood ten gevolge heeft of met voorbedachten rade wordt ondernomen, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.

(3) Indien de aanslag op het leven met voorbedachten rade ondernomen den dood ten gevolge heeft, wordt de doodstraf of levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd. (Sr. 35 no. 1-5, 87, 104 v., 130, 145 (1), 328 v., 338 v.)

141. Elke feitelijke aanranding van den 116.

persoon van een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden staat, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt ge-straft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren. (Sr. 35 no. 1-4, 131-133, 145

(2), 336, 351 v.)

142. Opzettelijke beleediging een regee- 117.

rend vorst of ander hoofd van een bevrienden staat aangedaan, wordt gestraft met

gevan-46 Misdr. tegen hoofden v. bevriende staten.

genisstraf van ten hoogste vijf jaren of geld- Ned.

boete van ten hoogste drie iionderd gulden. Sr.

(Sr. 35 no. 1-3, 134-136, 143, 145 (3), 310.) 143. Opzettelijke beleediging eenen ver- 118.

tegenwoordiger van eene buitenlandsche mo-gendheid bij de Nederlandsche Regeering in zijne hoedanigheid aangedaan, wordt ge-straft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. (Sr. 35 no. 1-3, 134-136,

142, 145 (3), 310.)

144. (1) .Hij die een geschrift of afbeel- 119.

ding, waarin eene beleediging voorkomt voor een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden staat of voor een vertegenwoor-diger van eene buitenlandsche mogendheid bij de Nederlandsche Regeering in zijne hoe-danigheid, met het oogmerk om aan den be-ledigenden inhoud ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

(2) Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordee-ling van den schuldige wegens geluk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

(Sr. 35 no. 6, 137, 138, 144, 155, 157, 161, 163, 207, 282, 310, 321, 483-485.)

145. (1) Bij veroordeeling wegens het 120.

in artikel 140 omschreven misdrijf, kan ont-zetting van de in artikel 35 no. 1-5 vermelde rechten worden uitgesproken.

(2) Bij veroordeeling wegens het in ar-tikel 141 omschreven misdrijf, kan ontzetting van de in artikel 35 no. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.

M. betr. de uitoefening v. staatsplichten. 47

(3) Bij veroordeeling wegens een der in Ned.

de artikelen 142 en 143 omschreven misdrij- Sr.

ven, kan ontzetting van de in artikel 35 no.

1-3 vermelde rechten worden uitgesproken.

TITEL IV.

M i s d r ij v e n b e t r e f f e n d e d e u i t -o e f e n i n g v a n s t a a t s p l i c h t e n en

s t a a t s r e c h t e n .

146. Hij die door geweld of bedreiging 123.

met geweld eene vergadering van een loca-len raad uiteenjaagt, tot het nemen of niet nemen van eenig besluit dwingt, of den voor-zitter of een lid uit die vergadering verwij-dert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren. (Sr. 35 no. 1-3, 89, 147, 153 (1), 173, 175, 211 v., 333, 335.)

147. Hij die door geweld of bedreiging 124.

met geweid opzettelijk den voorzitter of een lid van een localen raad verhindert de

met geweid opzettelijk den voorzitter of een lid van een localen raad verhindert de