• No results found

2 LITERATUURONDERZOEK

3.11 Robuustheid

4.2.7 Twaalf vereisten

Banks (1984) definieert twaalf vereisten voor een simulatie. Bij de simulatie van het aanbestedingproces is in alle gevallen de start van het proces als uitgangspunt genomen [vb. Tabel xi]. Voor item ix geldt dat dit onderzoek een toetsing is [1.1]. Voor item x wordt verwezen naar de gevoeligheidsanalyse en de bijbehorende uitkomsten. Deze analyse is een maat voor de robuustheid van een model [3.6] en [2.2.4], en zijn allemaal uitgevoerd, waarbij wordt aangetekend dat item xii als advies dient.

4.2.8 Begrip -Aandacht-

Het begrip Aandacht zoals door Kunz e.a. (1988) gedefinieerd [2.2.6] komt duidelijk naar voren bij vergelijking van de uitgangssituatie van de simulatie van het aanbestedingsproces. (de baseline) en de uitkomsten van de simulatie. Bij die laatste zijn de project specifieke parameterwaarden [ vb. Tabel ii] ingevoerd.

4.2.9 Negen eigenschappen

Banks (1984) geeft een negental eigenschappen van een simulatie die zijn gebaseerd op een enkelvoudige waarneming [2.2.7]. Het aanbestedingsproces kan worden gezien als een verzameling van mensen en middelen die in een bepaalde periode één doel, ondertekenen van een aanbestedingscontract, willen bereiken. Dit doel wordt bereikt door het aanbestedingsproces te modelleren (item ii). [Figuur 10]. Het model wordt verder voorzien van een systeem (item i) dat wordt samengesteld uit activiteiten, medewerkers, cultureel, organisatorische- en projectspecifieke eigenschappen (item iii) [2.3.8.2 en 2.3.8.3]. Met meerdere processtappen of entiteiten (item iv) en eigenschappen van het proces (item v), in dit geval de aanwezigheid van relaties, „Rework‟ en communicatielijnen. De processtappen zijn sequentieel geordend (item vi). Daarbij worden veranderende gebeurtenissen (item vii), hier toegevoegde functionaliteiten, weergegeven door

„Rework‟ [2.2.6]. Een tiental die het proces vormen (item viii) en binnen een bepaalde tijd (item ix)

70

4.2.10 Datavaliditeit

De datavaliditeit zoals verwoord door Sargent (1992) [2.2.8], is eveneens herkenbaar in het Stanfordmodel. Hoewel bij het Stanfordmodel de onderlinge invloed van de parameters als een zwarte doos moet worden gezien [1.4], kan het aanbestedingsproces als een conceptueel model worden aangenomen en de juistheid van de invoergegevens als waarborg voor een correcte uitkomst. Vooral dit uitgangspunt is gekozen om de betrouwbaarheid van de invoergegevens vast te stellen. Wanneer respondenten stellingen in een vragenlijst herkennen uit hun eigen projectomgeving, zullen zij eerder bereid zijn die stellingenlijst te beantwoorden. Hiermee neemt de betrouwbaarheid van de antwoorden toe. Deze stelling komt overeen met de empirische uitkomsten [Bijlage E]. Daarnaast komt dit overeen met de waarnemingen tijdens het onderzoek: twee respondenten zijn aan het begin van de stellingenlijst gestopt met invullen en gaven per mail aan dat zij geen binding zagen met de geponeerde stellingen en hun betrokkenheid bij het betreffende project.

4.2.11 Theoretisch kader

De toetsing van het aanbestedingsproces kan worden uitgevoerd met het theoretisch kader van Thomsen e.a. (1999) [2.2.8.1]. De drie vermelde niveaus, micro, meso en macro niveau die de verticale as vormen [2.2.8.2], zijn allen op het aanbestedingsproces van toepassing. Het micro niveau is de reeks activiteiten en toegewezen relaties uitgevoerd door de drie specialistenteams. Als het mesoniveau kunnen de relaties tussen de specialisten, projectdirectie en de leiding van de organisatie worden aangemerkt. Het macroniveau binnen het aanbestedingsproces kan worden getypeerd als de invloed die de opdrachtgever en externe factoren, zoals de prijsstelling, op het proces hebben. De drie onderwerpen op de horizontale as van het Thomsenmodel [Figuur 4] (Thomsen e.a. ,1999) kunnen met het Stanfordmodel voor het aanbestedingsproces als volgt worden verklaard: de Reden van de simulatie is de wens om een beter zicht te krijgen op de doorlooptijd van het proces, het benodigd aantal projectmedewerkers en lokalisatie van mogelijke knelpunten in het proces. Voor de Representatie van het model is een standaard aanbestedingsmodel gebruikt. Daarnaast zijn voor elk project cultuur, organisatie- en projectspecifieke eigenschappen (de parameterwaarden) toegepast. Voor de toepasbaarheid van het model is met een on-line vragenlijst de gewenste data verzameld. Uitkomsten van de verzamelde data zijn positief wat kan worden afgeleid uit een hoge Cronbach Alpha waarde [Bijlage E: Verzameld databestand].

4.2.12 Retrospectief onderzoek

Bij toepassing van een retrospectief onderzoek [2.2.8.3], is er de mogelijkheid dat de respondenten zich niet meer precies de situatie uit het verleden herinneren en om die reden één of meerdere foutieve antwoorden geven. Om de mogelijkheid hiertoe te verkleinen, is de vraagstelling van de

71

on-line stellingenlijst op een algemene wijze geformuleerd. Uitkomsten hiervan zijn positief wat kan

worden afgeleid uit een hoge Cronbach Alpha waarde [Bijlage E].

4.2.13 Zwitsersekaas model

Het Stanfordteam pretendeert alle factoren die invloed kunnen hebben op een proces, te onderkennen. Ondanks een kwalitatieve toetsing wijzen de uitkomsten van de diverse simulaties in die richting. Wanneer dit zo is, zijn alle opties door Kunz e.a. (1988) gedefinieerd. Op een andere wijze geformuleerd; staan alle gaten opgelijnd en vindt enig gebeurtenis plaats. Dit is in lijn met datgene wat Reason (1998) met zijn Zwitsersekaas model bedoelt [2.3.2.4]

4.3 Model evaluatie

De reactie van de respondenten is in lijn met Sargent (1992) [3.4]. Twee respondenten zijn aan het begin van de stellingenlijst gestopt met invullen en lieten weten dat zij geen binding zagen met de geponeerde stellingen en hun betrokkenheid bij het betreffende project. De mate van non- response ligt op 10% [Bijlage E-Tabel xxvi].

Als uitkomsten van de modellering zijn voor de drie RGD projecten en het Defensie project, de volgende parameterwaarden vastgesteld [3.10.1, 3.10.2, 3.10.3, 3.10.4].

 Voor alle activiteiten is uitgegaan van een werkweek van 5 dagen met een achturige werkdag.

 Alle projecten geven met een medium parametermatrix [2.3.8] waarde aan dat de informatie uitwisseling binnen hun project redelijk is verlopen.

 De ervaring van alle projectmedewerkers is voor de vier projecten gecategoriseerd als Gemiddeld: Doetinchem, tot Hoog voor: Groningen, Min. van Financiën en Kromhout Kazerne.

 Voor drie projecten: Groningen, Min. van Financiën en Kromhout Kazerne is aangegeven dat de besluitvorming sterk is gecentraliseerd (Parameterwaarde Hoog). Voor Doetinchem lag deze waarde Gemiddeld.

 Bij drie projecten was er sprake van een lage waarde voor de onvolledigheid van de informatie. Alleen voor Doetinchem lag deze waarde op Gemiddeld.

 Bij het Ministerie van Financiën en Kromhout Kazerne is de mate van werken met procedures en standaarden, als Hoog getypeerd. De respondenten van de projecten Doetinchem en Groningen, gaven aan dat deze waarde Gemiddeld was.

 Opdrachtgever en opdrachtnemer hadden op regelmatige momenten overleg: projectoverleg dagelijks tot 1* per week; overleg met een stuurgroep en directieoverleg; om

72

de paar maanden. Het Defensieproject onderscheidde zich van de drie RGD projecten door het ontbreken van een directieoverleg en de afwezigheid van een externe opdrachtgever.  Bij project Kromhout Kazerne is de moeilijkheidsgraad van het project als Hoog geschat. Bij

de andere drie projecten is deze parameterwaarde als Gemiddeld gekozen.

 Bij drie projecten werd de ervaring die men met elkaar had, teamervaring, als Hoog geschat. De medewerkers van project Doetinchem gaven een gemiddelde waarde aan.  De simulatie-uitkomsten van de vier projecten laten de invloed van de parameters zien. De

einddatums van de simulatie-uitkomsten liggen in een range van 4% tot 14% van de actuele einddatum. [Tabel vi, Tabel xvi]

Min. van Financiën Groningen Doetinchem Kromhout Kazerne (1e fase)

7.1 % 14.0 % 4.0 % 13 %

Tabel xxv: Overzicht uitkomsten vergelijk actuele waarden vs gesimuleerde waarden

(voorbeeld rekenmethode Min. v Fin.: geplande datum: 01MAR06, werkelijke einddatum 01NOV06 en gesimuleerde einddatum 17NOV06; 01MAR06 Δ 8mnd vs. 8,57 mnd, 8.57/8.0=1.071 7,1%)

 De FRI en PRI waarden die uit de simulatie-uitkomsten van de twee fasen van de Kromhout Kazerne volgen [Figuur 25,

 Figuur 28], liggen onder de gemiddelde rangewaarden van 0,33 tot 0,60. Dit houdt in dat de

meeste omissies zijn hersteld.

De uitkomsten van de Gevoeligheidstest [3.11.2] vallen buiten het criterium voor de robuustheid. Dit criterium is arbitrair gesteld op een afwijking van de doorlooptijd < |15| % [3.6] en [Tabel xxiv]. Met de uikomsten van meerdere Monte Carlo analyses is een test uitgevoerd op afwijkingen van de simulatie-uitkomsten [Bijlage F: Test Monte Carlo runs]. Uitkomsten van de test, vijf a zes Monte Carlo runs achter elkaar met een ingesteld aantal van 25 per runs per analyse, geven een range van waarden van circa drie weken rond de actuele eindwaarde.

73

5 Conclusie en aanbevelingen

5.1 Inleiding

In hoofdstuk 5 staan de bevindingen van het onderzoek. Paragraaf 5.2 geeft de uitkomsten van de diverse simulaties, gevolgd door de uitkomsten van de drie hypotheses. In paragraaf 5.3 staan aanbevelingen over het gebruik en de toepassing van de technologie en paragraaf 5.4 vermeldt enkele onderwerpen voor verder onderzoek.

5.2 Conclusie

5.2.1 Uitkomsten simulatie

Toetsing van het Stanfordmodel aan de hand van het theoretisch kader van Thomsen geeft een goed beeld van de bruikbaarheid van het model. De reden van de simulatie was een toetsing van het Stanfordmodel op de mate waarin het model in staat is, organisatorische risico‟s van een project te kwantificeren binnen een organisatie die wordt gekenmerkt door bestuurlijke besluitvorming. De uitkomsten van de vier projecten: verhouding geplande datum en datum simulatie versus de actuele datum, liggen tussen de 4% en 14%. Omdat het onderzoek een kwalitatief karakter heeft, kan met terughoudendheid worden geconcludeerd dat het Stanfordmodel in staat is organisatorische risico‟s te kwantificeren binnen een omgeving met bestuurlijke besluitvorming.

Het is opmerkelijk dat veel medewerkers ondanks een geheel andere wijze van aanbesteden, en met de beperkte ervaring in Nederland met een PPS vorm, niet de perceptie hebben dat zij informatie misten om hun werk goed te doen.

De toetsing geeft redelijke resultaten, maar de retrospectieve wijze is gevoelig voor de onbekendheid van de hoeveelheid in te zetten medewerkers. Toetsing of validatie van het Stanfordmodel met een retrospectieve methode, is alleen mogelijk wanneer de inzet van het aantal medewerkers goed is te achterhalen.

Door de onbekendheid van het juiste aantal medewerkers gedurende de 2e fase van het project Kromhout Kazerne, met name bij de inzet van parttime medewerkers op review momenten, was het niet mogelijk het project voor deze fase, op een retrospectieve wijze te simuleren. Om die reden is een andere wijze van toetsing gebruikt die valt binnen het theoretisch kader van Thomsen e.a., (1999). De toegepaste toetsing betreft een „What-if‟ analyse waarbij het aantal medewerkers iteratief is bepaald om met de simulatie-uitkomsten in de buurt te komen van de actuele einddatum. Voor de eerste fase kwam het aantal medewerkers uit op 34 medewerkers waarvan 18 projectteamleden en 16 medewerkers uit een ad hoc pool [Tabel xxii] Voor de tweede fase bedroeg het aantal medewerkers uit de ad hoc pool 36 personen [Tabel xxii]. Dit aantal wordt ondersteund met de twee kwaliteitsparameters PRI en FRI uit de simulatie-uitkomsten van beide fasen [Figuur 25, Figuur 28]. Opgemerkt wordt dat het Stanfordmodel uitgaat van een optimale

74

informatiestroom en bijbehorende informatieverwerkende organisatie. Dit houdt in dat het werkelijk aantal medewerkers naar alle waarschijnlijkheid groter was. Analyse van de simulatie-uitkomsten van het aanbestedingstraject Kromhout Kazerne geeft verder aan dat er gedurende het gehele aanbestedingsproces een enorme hoeveelheid werk is bijgesteld. Dit is door het model geïdentificeerd als Rework [Figuur 24, Figuur 27, Tabel xix, Tabel xxi]. De benodigde tijd die aan coördinatie is besteed was in de eerste fase aanzienlijk kleiner dan in de tweede fase (circa 3 keer zo klein).

Aan de hand van de Program Person Backlog grafieken [Grafiek II, Grafiek III] kan worden geconcludeerd dat vooral de drie specialistenteams zwaar zijn belast. Dit wordt onderschreven door het toegewezen aantal medewerkers uit de ad hoc pool.

5.2.2 Antwoorden hypotheses

Met een Cronbach Alpha waarde van 0.852 [Bijlage E] is een hoge betrouwbaarheid van de uitkomsten van de stellingenlijst aangetoond. Aan de hand van deze uitkomst kan hypothese 1 positief worden beantwoord.

Als criterium voor de face validiteit is een non-response waarde van 60% genomen. Met een respons op de on-line stellingenlijst van rond de 90%, toont de verzamelde data een hoge face

validiteit en is de uitkomst van hypothese 2 positief.

De uitkomsten van de gevoeligheidsanalyse voor dit model liggen ver buiten de arbitrair getelde grenzen wat een indicatie geeft over het niet robuust zijn van het model waarmee hypothese 3 wordt verworpen.

5.3 Aanbevelingen

Toetsing of validatie van projecten met een retrospectieve methodiek kan het beste worden uitgevoerd wanneer de inzet van het aantal medewerkers goed is te achterhalen. Hierbij moet worden vermeld dat het Stanfordmodel uit gaat van een optimale informatiestroom en bijbehorende informatieverwerkende organisatie. Dit houdt in dat het werkelijk aantal medewerkers naar alle waarschijnlijkheid op alle projecten groter was. Het bijzondere aan de dataverzameling is de toepassing van de on-line stellingenlijst met gebruik van range voting. De extreem hoge respons van 90% is een indicatie voor toepassing in andere onderzoeksomgevingen.

5.4 Onderwerpen vervolgonderzoek

Dit onderzoek heeft door de omvang van de populatie een kwalitatief karakter. Uitkomsten van een kwantitatief onderzoek kan de betrouwbaarheid en daarmee de acceptatiegraad van deze technologie vergroten. Een robuust onderzoek zoals omschreven door Thomsen e.a. (1999) [2.2.8.3] heeft daarbij de voorkeur. Daarnaast is onderzoek naar een grotere mate van standaard instellingen wenselijk door de hoeveelheid in te stellen parameterwaarden.

Bibliografie

Abcouwer, A.W., H.J. Gels en J.H.J.M. Trijens (2006). Informatiemanagement en informatiebeleid. Den Haag: Sdu Uitgevers.

Banks, J. en J.S. Carson II (1984). Discrete event system simulation. Englewood Cliffs NJ: Prentice-Hall.

Blumberg, B., D.R. Cooper en R.S. Schindler (2005). Business Research Methods. Berkhire: McGraw Education

Bult-Spiering, M., A. Blanken en G. Dewulf (2005). Handboek publiek-private samenwerking. Utrecht: Lemma

Burton, R.M. en B. Obel (1984). Designing Efficient Organizations: Modeling and Experimentation. Amsterdam: Noord- Holland.

Cohen, K.J., R.M. Cyert, W.R. Dill, A.A. Kuehn , M.H. Miller , A. van Wormer en P.R. Winters (1960).The Carnegie Tech Management Game. In: Journal of Business, 33, 303-327.

Cook, T.D. en D.T. Campbell (1976). The Design and Conduct of Quasi-experiments and True Experiments in Field Settings In: M.D. Dunnette (red.), Handbook of Industrial and Organizational

Psychology. Chicago Il.: Rand McNally.

Cyert, R.M., E.A. Feigenbaum en J.G. March (1959). Models in Behavioral Theory of the Firm. In:

Behavioral Science, 4, 81-95.

Dalen, van, J. en E. de Leede. (2009). Statistisch onderzoek met SPSS for Windows. Den Haag, Lemma.

Feldman, D.C. en H.J. Arnold (1983). Managing Individual and Group Behavior in Organizations. New York, NY: McGraw-Hill.

Forrester, J.S.(1961). Industrial Dynamics. New York: J. Wiley.

Galbraith, J. (1976). Designing complex organizations. Reading Massachusetts: Addison-Wesley Publishing Company.

Gantt, H.L. (1974). Work, Wages and Profits. Easton Pennsylvania, Hive Publishing Company (republished).

Gateau, J.B., T. A. Leweling, J. P. Looney en. M. E. Nissen (2005). Hypothesis Testing of Edge Organizations: Modeling the C2 Organization Design Space. In: ICCRTS Paper I-092. Naval Postgraduate School.

Hagan, J.J., W. G. Slack, R. Zolin, en J. Dillard (2006). Beyond lean and six sigma. In: Defense

Acquisition Review journal, 434-453.

Horii, T., Y.Jin en R.E. Levitt (2005). Modeling and Analyzing Cultural Influences on Project Team Performance. In: Computational & Mathematical Organization Theory, 10, 305–321.

Keller, G. (2006). Statistics for Management and Economics. Belmont, CA: Thomsen Higher Education.

Kunz, J.C., R.E. Levitt en YH. Jin, (1998). The Virtual Design Team: A computational simulation model of project organizations. In: Communications of the Association for Computing Machinery, 41(11), 84-92.

Lodge, M. (1981). Magnitude Scaling. Quantitative measurement of opinions. University series on Quantitative Application in the Social Science, 7-25. Bevely Hills: Sage.

Louie, M.A., K.M. Carley, L. Haghshenass, J. Kunz en R.E. Levitt (2003). Model Comparisons: Docking OrgAhead and SimVision. In: NAACSOS Conference 2003, Day 3, Electronic Publication, Pittsburgh, PA.

March, J. G. (1970). Handbook of organizations. Chicago: Rand MacNally.

March, J.G. (1987). Ambiguity and Accounting: The Elusive Link between Information and Decision making. In: Accounting, Organizations and Society, Vol. 12, 153-168.

Morgan, B.J.T. (2000). Applied stochastic modeling. Londen: Arnold publishers.

Ministerie van Defensie (2010). Project “PPS Kromhout Kazerne”. april 2010. Den Haag: Projectorganisatie PPS Kromhout Kazerne.

Project Management Institute (2006). A Guide to the Project Management Body of Knowledge

(PMBoK). Zaltbommel: Van Haren publishing.

Reason, J. (1998). Archieving a safe culture: Theory and practice. In: Work & Stress, Vol.12, (3), 293–306.

Sargent, R.G. (1996). Verifying and validating simulation models, Proceedings of the 28th conference on Winter simulation, p.55-64, Coronado, California, United States

Saris, W.E. (red.) (1988). Variation in Response Functions; A source of Measurement error in

attitude research. Amsterdam: Sociometric Research Foundation.

Sokolowski, J.A. en C.M. Banks (red.) (2009). Principles of Modeling and Simulation. Hoboken, NJ: John Wiley & Sons.

Thompson, J.D. (1967). Organizations in Action: Social Science Bases of Administrative Theory. New York: McGraw Hill.

Thomsen, J., R.E. Levitt, J.C. Kunz, C.I. Nass en D.B. Fridsma (1999). A trajectory for validating computational emulation models of organizations. In: Computational & Mathematical Organization

Theory, 5:4, 385-401.

Trocine, L. en L.C. Malone (2000). Finding important independent variables through screening designs; a comparison of methods. In: J.A. Joines e.a. (red.), Proceeding of the 2000 winter

simulation conference, Vol. 1, 749-754.

Vis, J.C.P.M. en W.H. Schuur (red.) (1988). Politieke problemen. Leiden: Stichting Burgerschapkunde.

Lijst met figuren, grafieken en tabellen

Figuur 1: Concept AIM negenvlak. Bron: Abcouwer e.a., 2006, blz. 110... 8

Figuur 2: Hoofdassen Negenvlak. Bron: Abcouwer e.a., 2006, blz. 114... 9

Figuur 3: Conceptuele delen en processtappen voor validatie. Bron: Sargent, 1992. ... 12

Figuur 4: Theoretisch model om simulatiemodel te valideren. Bron: Thomsen e.a.,1999. ... 13

Figuur 5: Geïntegreerd model van het bestuurlijke besluitproces. Bron: Vis e.a.1998, blz. 27. ... 16

Figuur 6: Zwitsersekaasmodel ... 17

Figuur 7: Basisschema PPS-proces. Bron: Congresverslag PPS: ervaringen met rijkshuisvesting 28 oktober 2008, blz. 30. ... 18

Figuur 8: Aanbestedingsproces. Bron: Congresverslag PPS: ervaringen met rijkshuisvesting, 28 oktober 2008, blz. 30. ... 19

Figuur 9: Gemodelleerd diagram Aanbestedingsproces PPS ... 23

Figuur 10: Gemodelleerd relatie/beslisdiagram Aanbestedingsproces PPS ... 24

Figuur 11: Oorzaak/gevolg diagram: Delegeren van beslisbevoegdheden. Bron: Thomsen e.a.,1999. ... 28

Figuur 12: Oorzaak/gevolg diagram: hoe om te gaan met afwijkende zaken. Bron: Thomsen e.a.,1999. ... 29

Figuur 13: Program Breakdown “Aanbestedingsproces PPS” ... 30

Figuur 14: Program Summary statistics ... 31

Figuur 15: Ganntdiagram ... 36

Figuur 16: Voorbeeld Range voting, met schaal van 0 tot 100. ... 38

Figuur 17: Ganntdiagram aanbestedingsproces met berekende en gesimuleerde waarden ... 44

Figuur 18: Program Work Breakdown ... 45

Figuur 19: Gannt diagram Aanbestedingsproces Belastingdienst en IB groep Groningen, met berekende en gesimuleerde waarden ... 48

Figuur 21: Ganntchart invoer parameterwaarden ... 52

Figuur 22: Work Break Down ... 53

Figuur 23: Gannt chart Aanbestedingsproces (incl. Baseline) ... 57

Figuur 24: Program Breakdown ... 57

Figuur 25: Program Summary Statistics ... 59

Figuur 26: Gannt chart 2e fase (incl. scope change) ... 60

Figuur 27: Program Breakdown ... 61

Figuur 28: Program Statistics ... 62

Figuur 29: Program Breakdown ... 68

Grafiek I: Program Person Backlog ... 35

Grafiek II: Program Person Backlog ... 60

Grafiek III: Program Person Backlog ... 63

Tabel i: Project statistics ... 33

Tabel ii: Verzamelde data en datatransformatie Min. van Fin. ... 42

Tabel iii: planning Aanbestedingsproces Ministerie van Financiën... 44

Tabel iv: Project Statistics ... 45

Tabel v: Aantal toegewezen personen ... 46

Tabel vi: Tabel met verschilwaarden einddatum ... 46

Tabel vii: Verzamelde data en datatransformatie Belastingdienst & IB groep Groningen ... 47

Tabel viii: plannning Aanbestedingsproces Belastingdienst en IB groep Groningen ... 48

Tabel ix: Project statistics ... 49

Tabel x: Aantal toegewezen personen ... 50

Tabel xii: Verzamelde data en datatransformatie Belastingdienst Doetinchem ... 51

Tabel xiii: Plannning Aanbestedingsproces Belastingdienst Doetinchem ... 52

Tabel xiv: Project statistics ... 53

Tabel xv: Aantal toegewezen personen ... 54

Tabel xvi: Verschilwaarden simulatie uitkomsten ... 54

Tabel xvii: Verzamelde data en datatransformatie Kromhout kazerne ... 55

Tabel xviii: Planning Aanbestedingsproces Kromhout kazerne ... 56

Tabel xix: Project Statistics ... 58

Tabel xx: Betrokken medewerkers... 58

Tabel xxi: Project Statistics ... 61

Tabel xxii: Betrokken medewerkers ... 62

Tabel xxiii: Verzamelde data en datatransformatie aangepaste categoriegrenzen, Ministerie van Financiën... 64

Tabel xxiv: Procentuele verschil einddatum ... 65

Tabel xxv: Overzicht uitkomsten vergelijk actuele waarden vs gesimuleerde waarden ... 72 Bijlage E-Tabel xxvi: data van on-line questionnaire ...I Bijlage E-Tabel xxvii: mediaanwaarden ... II Bijlage E-Tabel xxviii: Parameterwaarden ... II Bijlage E-Tabel xxix: SPSS waarden ... III Bijlage E-Tabel xxx: SPSS waarden ... IV Bijlage E-Tabel xxxi: SPSS waarden ... V Bijlage E-Tabel xxxii: SPSS waarden ... VI Bijlage F-Tabel xxxiii: Waarden Monte Carlo runs ...I

I

Bijlage A: PPS-projecten

Aankomende projecten:

I

Bijlage B: Toelichting concept simulatiemodel

Procesopbouw

Om een idee te geven hoe het simulatieproces verloopt, is hieronder een figuur uit een artikel (Horii, e.a., 2005.) geplaatst. Het artikel is geschreven om met behulp van het Stanfordmodel organisatorische cultuurverschillen aan te tonen. Met behulp van een aantal unieke en relevante gedragsparameters is het model in staat uitspraken te doen over doorlooptijd, kosten en risico‟s. Het simulatiemodel kent aan alle parameters een wegingsfactor toe. Deze wegingsfactoren zijn samengesteld door het ontwikkelteam van Stanford en niet openbaar. Aan de hand van de mix van parameters, is het simulatiemodel in staat organisatorische risico‟s van een project te kwantificeren. Om deze risico‟s te reduceren, kunnen er uit de analyses, conclusies worden getrokken waarmee doorlooptijdverkorting van het project mogelijk is.

Bijlage A-Fig. 1: Procesmodel van het simulatiemodel. Bron: Horii e.a., 2005.

Horii e.a. (2005) hebben twee organisaties uit landen vergeleken die een van elkaar onderscheidende organisatiecultuur hebben. Deze landen zijn de Verenigde Staten en Japan [Bijlage A-Fig. 1].

II

Teamomschrijving

Als teamomschrijving is de (1) Organisatiecultuur gekoppeld aan de parameters Hiërarchie van de organisatie en de (mogelijke) aanwezigheid van Bureaucratie. Daarnaast is het (2) Gedrag op de werkvloer als een culturele waardefactor genomen. Hiervoor zijn twee parameters gekozen: het Beslisproces en de Wijze van overleg. Voor het beslisproces is gekeken of het een individuele