Onderzoeker: Vinden de leerlingen het leuk op school? 1
Leerkracht1: Ik vind dat heel erg wisselend. Als ik hier in de klas kijk naar de 3 kinderen, 2
waar afgesproken is die naar de plusklas gaan, is er één die kei en keihard werkt en waar ik 3
uitdagende werkjes voor ga zoeken en die heel erg … worden. Dat kind sprak ik vandaag aan 4
op het niet zo netjes knutselen en dat vond ze heel moeilijk. Eigenlijk moeilijk om te horen 5
dat zij het beter kan doen. En het andere kind is heel erg goed en maakt er lekker een potje 6
van en stelt zich in van ik ben hoogbegaafd .Dit is het absolute minimum wat ik moet doen en 7
voor de rest maak ik het gezellig. En het andere kind werkt ook heel hard maar vind ik een 8
discrepantie bestaan tussen sociaal emotionele … 9
Ik zie niet een beeld. 10
2: Maar……… 11
1: Dat vraag ik mij af 12
2: van één kind vraag ik mij dat serieus ook af. Vooral als ik gewoon normaal naar hem kijk 13
in de klas lijkt het gewoon wel prima, maar, ja ik vraag me af of dat kind echt met plezier 14
naar school gaat. Hij zegt thuis tegen zijn ouders wel eens: ‘Ja, ik leer toch niets op school’. 15
3: Zijn dat denk je dan de onderpresteerders? Dat je denkt dat deze veel meer kunnen dan dat 16
ze nu laten zien? 17
2: Nou ik doe heel erg me best om.. 18
3: nee, maar het kind zelf, denk je dat het kind veel verder zou moeten kunnen komen in de 19
klas dan dat het doet? 20
2: ik denk dat hij nog wel iets meer kan. 21
1: Mij bij mij weet ik dat heel zeker. En die geeft ook aan als ik vraag vind je het nou nooit 22
saai op school? Ja zegt het dan. 23
O: Dus ze vervelen zich? 24
1: Ja! Maar ik probeer te zorgen dat er een uitdaging is in de klas. Ik zeg dan ook, weetje 25
kind, je kan alles doen wat je wilt om het leuk te maken, maar jij zal wel moeten aangeven en 26
laten zien dat je het kan. En met het ene kind lukt dat dus wel en bij het andere kind lukt dat 27
dus helemaal niet. 28
2: Ja het ene kind vind alles leuk wat ik geef, werkjes alles leuk. En soms zegt ie ik vind het 29
saai. Nou dan pakken we wat anders uit de kast. 30
O: Maar die kinderen geven het wel dus zelf aan als ze het saai vinden. 31
2: Uhm, nou ik moet het wel het echt vragen. Het is niet dat ze uit zichzelf naar mij 32
toekomen. 33
1: Ik geloof eigenlijk dat.. er is er één die het hier wel doet……… 34
O: Het volgende is academisch zelfconcept: Hoe denken de leerlingen over hun eigen 35
kunnen? 36
4: ze weten wel dat ze de beste en slimste zijn. 37
O: oke. Dus de leerling vindt zichzelf beter dan de rest. Dat weten ze. 38
2: Nou het is niet arrogantie ofzo, maar ze zijn zich er wel van bewust dat ze meer weten. 39
3: Sneller leren 40
2: Ja, en dat andere kinderen hen om hulp vragen, want zij begrijpen het altijd. 41
1: Ik vind dat hier trouwens ook een beetje verschillend. Het kind wat het niet laat zien dat 42
het zoveel kan, daar is het anders voor. Kinderen vragen haar niet om hulp want ja ze laat het 43
niet zien dat ze dat kan. 44
3: is ze er zelf van bewust dat ze het kan? 45
1: Ze weet heel goed dat ze heel makkelijk kan leren. Dat weet ze heel goed. Ik weet 46
overigens bij alle kinderen uit mijn klas niet zeker of zij weten dat zij hoogbegaafd zijn dat 47
benadruk ik ook niet. Net zoals ik niet benadruk dat kinderen slechter zijn. 48
2: Nee zo zeg ik dat ook niet. 49
O: En zijn er leerlingen ook onzeker? 50
4: Volgens mij niet. 51
3: die zijn er absoluut wel. Ik ben heel lang de Ib-er en remedial teaching geweest en er 52
waren echt wel een aantal kinderen die heel slim waren maar dat absoluut eigenlijk niet wilde 53
zijn en dat heel vervelend vonden en die gewoon wilde zijn. 54
1: ja niet afwijkend zijn. Ik heb er hier 1 in de klas. 55
O: Oke het pedagogisch klimaat: Hoe zijn de leerlingen opgenomen in de groep? 56
2: ik heb er ook wel een die echt wel moeite heeft met leuk samenspelen. Dat kinderen haar 57
niet begrijpen. 58
1: ik denk dat dat ook weer ligt aan die definitie, want ik weet ook dat er definities zijn 59
waarbij sociaal-emotioneel wordt meegenomen en dat denk ik bij sommige kinderen nou dat 60
zijn zij niet zo ontzettend meerbegaafd , als je dat meeneemt. Voor sommige kinderen is dat 61
echt wel lastiger. 62
O: Maar zoeken ze dan minder toenadering bij andere klasgenoten? 63
1: Dat ze minder toenadering zoeken? 64
O: Ja, dus dat ze meer met hun eigen werk bezig zijn. 65
2: Ik heb in mijn andere klas wel een meisje dat juist met een ander meisje op veel lager 66
niveau heel graag wil samenwerken. Ookal is dat helemaal niet op haar niveau. Dan maakt ze 67
snel haar eigen werk af en dan gaat ze die andere sommetjes maken terwijl ze daar echt ver 68
voorbij is. 69
1: Met de kinderen die we nu hebben, de allerjongste speelt wel wat, maar dat komt eigenlijk 70
doordat ik haar nog niet middenbouw rijp vind sociaal-emotioneel gezien. Bij deze kinderen 71
vind ik het niet zo heel erg uitmaken maar ik had ook wel kinderen in de onderbouw die zo’n 72
andere belevingswereld hadden, die helemaal in de vulkanen zaten of in de sterrenstelsel. En 73
dat andere kinderen echt zo iets hadden van waar heb je het over? Dat is soms lastig. 74
(rest stemt in/herkent dit) 75
3: Ik denk dat het soms ook te maken heeft met in welke leeftijd ze zitten, naarmate de 76
kinderen ouder worden, kunnen ze daar wat makkelijk in switchen en veranderen maar ook 77
dat de andere kinderen het makkelijker zien en accepteren. En hoe jonger ze zijn, hoe 78
vreemder het ook wordt gevonden. Ja dat kind praat er altijd over, maar waar die het nou over 79
heeft? 80
1: Dit is eigenlijk wel grappig, heel veel andere dingen bij kinderen zien ze helemaal niet, 81
maar juist op dat stukje is het verschil heel groot. 82
O: Maar hier heb je 3,4,5, maar heb je ook dat hoogbegaafde kinderen meer toegaan naar wat 83
oudere leerlingen? Qua contact? 84
1,2,4: Nee 85
2: ze zoeken elkaar wel op. Een jongetje in groep 4 en een jongetje in groep 5, die zoeken 86
elkaar wel op, ondanks dat ze een jaar schelen, dat maakt dan niets uit. 87
O: Je zou zo kunnen denken van zo’n pluskind in groep 3 die zou dan misschien meer levelen 88
met een kind uit groep 5 qua gedachten enz. 89
Allemaal: Nee 90
K: Het laatste is participatie: hoe de relatie is tussen de leerling en de leerkracht. Het gaat 91
hierbij om is de leerling open, durft de leerling alles te vragen? En heeft de leerling eigen 92
verantwoordelijkheid binnen de groep? In de klas met bepaalde taken bijv. 93
4: En wat bedoel je dan met eigen verantwoordelijkheid met taken? 94
O: nou of een leerling voelt dat de leerling eigen verantwoordelijkheid heeft over zijn 95
presteren. Dit is mijn verantwoordelijkheid, sommige kinderen moeten zorgen dat ze een 96
eigen taakje voor rekenen hebben of de potloden uit moeten delen. Eigen 97
verantwoordelijkheid van dat moet gebeuren. 98
1: Ik hoop dat alle kinderen uit de klas dat hebben. Ik denk dat zij het woord taakje als heel 99
anders ervaren als een werktaak. Ik denk dat zij, wij hebben bijvoorbeeld taakjes als 100
opruimen of bord vegen. 101
4: Maar als je denk aan werktaak, ja alle kinderen hebben een eigen taak. Kinderen zijn zelf 102
verantwoordelijk voor dat het gedaan wordt. Elke dag moet er gerekend worden, zij hebben 103
misschien ander rekenwerk, dat weten ze ook, maar dat moet wel gebeuren. 104
1: Ik denk dat dat heel erg in het Montessori-concept zit. Niemand doet hetzelfde. 105
4: Dat is natuurlijk wel het hele voordeel voor opzich de A+kinderen hier op de school. Dat 106
het veel meer verspreid is, zowel naar boven naar de A+ kinderen als naar de andere kant. 107
2: iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen werkjes voor die dag. 108
O: Ja, dus daar zit geen verschil tussen. 109
Allen: nee 110
3: en het ene kind heeft daar meer sturing voor nodig, maar dat maakt niet uit of het een kind 111
is dat zijn taakjes niet goed kan of juist dat het een A+ leerling is. Je hebt A+ kinderen 112
waarvoor je bewijs van spreken een dagplanning voor moet maken zodat ze alle werkjes doen 113
die ze moeten doen en je hebt kinderen die dat zelfstandig kunnen plannen. Dat heeft dus 114
niets te maken met leervermogen. Het is dus echt volgens mij een andere takt van sport. 115
1: je hebt gelijk. 116
3: Maar dat zie je volgens mij ook heel duidelijk als je denkt aan de A+ kinderen. In eerste 117
instantie ga je denken dat die hard werken en goede resultaten boeken, ook goed kunnen 118
plannen en heel snel denkt van dit zijn de slimme kinderen, terwijl je dat in een andere groep 119
zou kunnen vergeten. 120
Rest: inderdaad ja. 121
1: ja, want toen we ook de kinderen gingen aanmelden voor de plusgroep, als je alleen maar 122
naar de toet scores kijkt , was er 1 kind die valt daar dan officieel eigenlijk niet onder, terwijl 123
ik heel zeker weet dat het een A+ kind is. Terwijl het andere kind, daar zie ik ook wel van dat 124
het slim is, maar dat, nouja, die had ik misschien wel over het hoofd gezien als ik de cijfers, 125
ja als ik de resultaten niet gehad had. 126
O: en dan,ja, zijn de leerlingen open, durven ze alles te vragen, aan jullie als leerkacht? 127
1: dat verschilt per kind. 128
2: ja, die van mij vermijden wel vragen. Hulpvragen. Ze willen alles het liefst zelf doen, hulp 129
vragen is denk ik dat zij dat zien als falen. 130
1: ja. 131
2: ik kan het zelf wel 132
1: Ik moet het zelf wel , meer. 133
2: Ik kan toch alles, dan moet ik dit ook kunnen. 134
O: en waar zie je dat aan? 135
2: ik zie dat er fouten gemaakt worden. Of ik schrijf wel eens in het schrift kom even en dat 136 gebeurt niet. 137 3: werk wegstoppen. 138 Allemaal: Ja 139
3: dat het onder in de la beland 140
1: dat ene werkje dat echt, echt uitdaging vraagt bij een kind komt onderin het laadje. Dan 141
vraag je ik wil graag dat je dat gaat doen. Dan zie ik dat er even flink geslikt wordt. Want ze 142
wilt het liefst het werk doen wat ze zonder hulp kan doen. 143
2: fluitend kan doen. Dat zie ik ook wel op meerdere gebieden, als iets niet lukt dan hebben 144
mijn kinderen wel echt paniek. Soms tot huilen aan toe en dan is het ook klaar. 145
3: dat is een stukje leren leren. Daarom lijkt mij de plusklas goed, dat stukje leren leren. 146
1: Zei ik nou net al over dat knutselwerkje? Vandaag sprak ik 1 van de kinderen aan dat het 147
knutselwerkje een beetje slordig was gedaan en daar zei ik heel rustig tegen het kind: Goh, 148
als je er iets meer tijd had genomen, iets meer rust, denk ik dat het mooier was geweest. Ik zie 149
het kind heel erg slikken. Dus ik zeg: vind je het moeilijk als ik dat tegen je zeg? Het kind 150
zegt JA! Realiseer je dat sommige van de kinderen uit de klas dit dagelijks te horen krijgen? 151
JA! Ik zeg het is ook helemaal niet erg, dit is gewoon iets een punt voor jou wat je kan 152
verbeteren. Oke (zuchtend) en dat betekent helemaal niet dat wij elkaar minder aardig hoeven 153
te vinden, Oke (opgelucht). Weet je, en dan denk ik van ja dit kind hoort voor het eerst dat 154
het iets beter kan doen, dat is ook een kunst om uh. 155
2: om dat te accepteren. Een nieuwe ervaring 156
1: Ja, dat is even wennen. 157
2: maar er zijn ook wel kinderen die wel als het er staat meteen komen. 158
4: ja die zijn er ook. 159
2: dus ik denk dat het heel erg verschilt. 160
1: Dat heeft denk ik ook veel meer met persoonlijkheid te maken. Ook of ze dat thuis gewend 161
zijn. Ik heb wel gemerkt dat , het ook heel erg uitmaakt hoe ouders daar mee omgaan. 162
2: ja 163
1: dat ouders denken nou mijn kind kan alles, maar dat juist de ouders die hun kind ook een 164
beetje triggeren ,dat die kinderen wel om hulp durven te vragen. Die hebben ervaren dat je af 165
en toe tegen iets aanloopt en dat dat helemaal niet erg is. 166
O: Ik heb wel genoeg. 167