• No results found

Transscript Nameting Focusgroup

O: Het eerst kopje was tevredenheid. Vinden de leerlingen het leuk op school? Voelen de 1

leerlingen zich thuis? Of jullie hebben gemerkt of dat veranderd is. 2

2: nou in de klas moet ik zeggen dat ik niet zo heel veel verschil gemerkt aan de kinderen. 3

Maar wel als ze naar de plusklas gaan of er weet terug van komen. Dus ik denk dat de 4

plusklas voor hen heel veel meerwaarden heeft gehad. Maar ik zie het in het gedrag van de 5

kinderen in de klas niet terug. 6

O: Oke, en hoe gingen zij naar de plusklas en kwamen zij terug? 7

2: nou ze hebben er punt 1 heel veel zin in. Het is het eerste waar ze over beginnen, oh 8

vandaag is de plusklas dus daar zijn ze in elk geval heel enthousiast over. En als ze 9

terugkomen zijn ze ook heel enthousiast maar dan zien we ze heel kort, want het is eigenlijk 10

de hele middag dus ze komen alleen nog een hand geven en daarna gaan ze naar huis. En 11

vaak vraag je dan nog van Goh wat hebben jullie gedaan? En dan zijn ze enthousiast en 12

vertellen ze er verhalen over. 13

O: Ja, oke duidelijk. En verveelt de leerling zich nog? Als hij dat al heeft gedaan. Zien jullie 14

daar verandering in? 15

1: Zie ik daar verandering in? Nee, eigenlijk niet. 16

O: Oke 17

1: nee, eigenlijk sluit het aan, ze zijn er helemaal vol van de plusklas, ze vertellen er thuis 18

heel veel over, ze vertellen er na afloop heel veel over, ze genieten er nog wel een paar 19

weekjes van na, maar nu is het effect wel weg. 20

2: Ja 21

O: ja oke duidelijk. Uhm oke het volgende onderdeel is het academisch zelfconcept. Hoe 22

denken de leerlingen over hun eigen kunnen? Vind de leerling zich beter dan de rest? Is de 23

leerling onzeker? Kan de leerling zijn eigen kunnen goed inschatten? 24

2: uhm nou de plusklas heeft wel in de klas boven het effect gehad dat er een paar jongetjes 25

bijvoorbeeld tegen 1 jongetje zei die er niet in zat: jij bent niet slim want jij zit er niet in. Ze 26

hadden wel het gevoel van wij zitten in de plusklas omdat wij slimmer zijn, maar dat is 27

eigenlijk het enige wat ik daaraan heb gemerkt. Niet dat ze meer zelfvertrouwen hadden 28

1: Ja en hoe zou dat komen. Heeft dat te maken met de manier waarop het gebracht is? 29

2: dat vind ik heel lastig om te zeggen. Want ik denk het eigenlijk niet. Ik denk dat het, uh, 30

uh, best goed gebracht is. Kim heeft het, weet ik, ook over gehad in de plusgroep, ook over 31

waarom ze daar zitten. Niet dat je daar een beter mens door bent of heel veel slimmer, dat het 32

daar niet om ging, maar dat zij gewoon extra uitdaging nodig hebben en op een andere 33

manier leren denken. Ik denk niet dat het komt omdat het zo gebracht is, maar ik denk wel dat 34

het komt doordat ouders misschien thuis op een andere manier over praten dan wij dat hier 35

doen op school. En omdat de kinderen eigenlijk wel degelijk weten dat ze daar zitten omdat 36

ze wel degelijk meer uitdaging nodig hebben en omdat ze het andere werk makkelijker 37

vinden. 38

O: ja 39

2: en dat ze heel goed van elkaar weten, nou als jij kan iets heel goed, ik kan iets heel goeds 40

en wij zitten samen in de plusklas. Ik denk dat dat heel erg meespeelt, maar niet vanuit de 41

leerkracht. 42

O: nee, en denk je dan dat nu de leerling zijn eigen kunnen beter kan inschatten sinds ze naar 43

de plusklas zijn geweest? 44

1: ik denk dat van de 2 kinderen hier die in die groep zaten er 1 is die zichzelf is gaan 45

overschatten en de ander nou ik denk dat ie altijd wel al een reëel beeld van zichzelf had en 46

dat dat is gebleven. 47

O: Ja, oke en die ander is zichzelf gaan overschatten omdat die dacht ik hoor daar bij, ik ben 48

slim. 49

1: ja 50

O: oke, maar dat wordt misschien ook wel even nadenken, vanuit huis-uit gevoed? 51

2: ik weet het eigenlijk ook niet, ik denk zelf van wel, maar dat is meer een gevoel. 52

1: ligt ook aan of het het oudste kind is 53

1: nou ouders zijn heel verguld met hun kind, vind ik ook dat ze moeten zijn maar uuh, 54

Anieke heeft dat sowieso al in haar en dat wordt wel versterkt. 55

O: ja, oke 56

1: en Fabian valt thuis niet extra op want zijn broer is ook 57

O: nou, het pedagogisch klimaat, hoe zijn de kinderen opgenomen in de groep? Heeft het veel 58

vrienden, is het gemakkelijk in de omgang met andere klasgenoten en wordt de leerling 59

begrepen door leeftijdsgenoten? Hebben jullie daar nog een verschil in gezien tijdens of na de 60

plusklas? 61

2: nee, dus inderdaad dat ene jongetje die daar niet in zat dat ze daar opmerking naar maakte 62

maar zij waren niet de enige, dat wij bijvoorbeeld ook kinderen die bij Chinese les zaten en 63

dat zijn ook eigenlijk de kinderen die extra uitdagingen nodig hebben, dat ze andere kinderen 64

erbuiten gingen sluiten. En dat is eventjes geweest, dat is nu ook weer voorbij, daar is over 65

gepraat en is nu weer klaar. Maar niet dat ze door de klas, nouja misschien door dat ene 66

jongetje omdat hij buitengesloten werd, maar verder niet. Wat ik wel merk is dat wel heel 67

vaak gemist worden in de klas. Dus dat ze weg zijn en dat andere kinderen met hun werk 68

bezig zijn en denken ik ga naar pietje, want pietje weet het heel goed, maar pietje is er niet. 69

Waar is pietje nou? Ja, op die manier, maar niet. 70

O: oke en dan te laatste participatie; hoe de relatie is tussen de leerling en de leerkracht. Is de 71

leerling open, durf de leerling alles te vragen? Heeft de leerling eigen verantwoordelijkheid 72

of eigen taken? Ik kan me herinneren dat bij u in de klas iemand was die niet altijd alles 73

vroeg. 74

1: ja en ik denk dat de plusklas daarin echt wel een rol van betekenis heeft gespeeld (bij de 75

jongste). Zij vond hulp vragen heel moeilijk en zij kreeg in de plusklas ook te maken met de 76

uitdaging, zij heeft vooral veel moeite met fantasie, dus de les met de fantasie was voor haar 77

heel moeilijk en daarin ging ze geen hulp vragen. Ze ging haar eigen pad en haar pad was 78

toevallig niet het goede pad, voor zover dat kan met fantasie. Ze moest een fantasiedier 79

tekenen en daar bij van alles bijschrijven maar zij kon dus geen fantasiedier tekenen en zij 80

ging een bestaand dier tekenen en daar werd ze op aangesproken van laat nou eens je fantasie 81

gaan. Dat vond zij heel erg moeilijk en ik denk dat daarin wel, uh, ik denk niet dat dat alleen 82

door de plusklas komt, maar ook hoe wij met haar zijn omgegaan, maar dat ze daardoor wel 83

heeft ervaren dat het geen schande is om om hulp te vragen, maar dat het juist eigenlijk een, 84

uh, ja sterk punt is. Dat als je niet iets kan je om hulp kan vragen. Dus ik denk wel dat de 85

plusklas daarmee te maken heeft gehad. En voor het andere kind zit voor mij betreft het 86

sociaal-emotioneel net zo sterk in elkaar als didactisch zeg maar. Als die iets niet snapt of als 87

die iets van ons gedrag vindt dan spreekt ie ons daarop aan. 88

O: Ja, dus dat was al goed voordat hij naar de 89

1,2: ja 90

1: en ik moet ook heel eerlijk zeggen daar heeft hij ook altijd gelijk in. 91

2: ja 92

1: als hij zegt jij bent chagrijnig dat klopt dat ook altijd, dus ja 93

O: Oke 94

2: en ik heb in mijn andere klas daar eigenlijk ook geen verschil in gemerkt. 95

O: is gewoon hetzelfde gebleven? 96

2: ja 97

O: oke, dat was het eigenlijk wel. Ik weet niet of jullie nog bepaalde dingen opgemerkt 98

hebben onlangs wat misschien waardevol kan zijn voor dit onderzoek? 99

2: nou wat ik wel, maar dat is wel uit een andere groep dus ik weet niet of dat erg is, er is een 100

meisje in de plusklas die heel erg haar ei kwijt kon en heel hard ging werken daar, terwijl ze 101

dat in de klas heel weinig laat zien. En die moest bijvoorbeeld een fantasiewereld met een 102

eigen taal en een eigen geld en zo moest ze alles verzinnen. Daar was ze ontzettend gedreven 103

in en toen had ze 1 wereld verzonnen en die was perfect en toen ging ze zelf nog bedenken 104

dat er ook nog een wereld was niet die niet perfect is en daar ging ze thuis nog mee door met 105

verzinnen, hoe het allemaal op een slechte manier in elkaar kon steken. Dus ik denk dat het 106

voor sommige kinderen echt heel veel meerwaarde heeft. 107

1: ik denk dat het voor alle kinderen heel veel meerwaarde heeft. 108

O: alle hoogbegaafde kinderen bedoel je? 109

1: ja, de kinderen die er in ieder geval aan deel hebben genomen heeft het echt een waarden 110

gehad. 111

2: ja 112

1: en dat is wel voor ieder kind wel iets anders geweest. 113

(2 zegt dit ook tegelijkertijd). 114

1: ik bedoel 1 van de kinderen hier krijg ik echt niet, ik bedoel ze is net zo lui dat als ze slim 115

is en ze is heel slim, ik krijg haar niet geprikkeld in de klas, welk werk ik ook haal en wat ik 116

ook voor gesprek met haar aan ga, van joh, niek, verveel jij je niet? Ja, ik verveel me wel. 117

Wat kan ik voor jou, heh wat kunnen we doen en halen om jou niet te laten vervelen? Nou ik 118

kan het halen maar ze doet er niks mee, ook niet als ze het zelf aandraagt. 119

O: nee 120

1: zij heeft echt besloten, nou dit is minimum wat ik moet doen, dat doe ik dat. Terwijl ik bij 121

Etan juist heel erg merkte dat het stimuleerde en prikkelde om juist ook in de klas uh ook 122

andere dingen te gaan vragen. En dat fabian vervolgens zo iets heeft van, ik hoorde laatst iets 123

interessant dat ik het goed vind dat als hij bepaald werk af heeft gaat zitten lezen. Bij jou 124

mocht dat na 5 minuten. En etan heeft meer zoiets van wat leuk dat er meer is. En juist op het 125

moment dat ze er mee bezig waren zag ik gewoon ook heel veel meer plezier in het naar 126

school gaan. 127

O: ja oke, en dat waren ook de kinderen die de afgelopen groep meededen? 128

1,2: ook 129

1: maar ook dus de andere. Dat zag ik echt in alle groepen terug. En ook echt dat je 130

2: echt rode konen 131

1: Fabian echt die kwam terug met knalrode wangen en helemaal vol ervan zowel thuis heeft 132

hij alles verteld als ik moest er echt voor gaan zitten zodat hij me alles kon vertellen voordat 133

hij naar huis kon want ik moest echt alles weten wat hij gedaan had. Echt heel enthousiast. 134

Echt heel enthousiast. Leuk. 135

O: bedankt voor deze waardevolle informatie, ik denk dat ik nu genoeg heb. 136

1: het zou fijn zijn als het vaker was. 137

O: de plusklas? 138

1: ja 139

2: het is eigenlijk een hele korte periode waarin ze heel enthousiast en heel veel en dan is het 140

ook in een keer voorbij. En dat is heel jammer. 141

O: ja, volgens mij is het ook het beste effect als je langere tijd doet. 142

2: ja dat denk ik ook, maargoed dat is op dit moment, we hadden niks en hebben nu dit, dus 143

daar ben ik blij mee dat er wel iets gebeurt. Ik denk wel dat het voor verbetering vatbaar is. 144

1: ja, net zoals voor de kinderen zoals niekie, die hier helemaal niet, weet je etan komt wel tot 145

werken en dan gaan we of de breedte of de diepte in, noem maar op. Dat lukt in de klas te 146

prikkelen en te stimuleren, maar bij een kind zoals nikie waar dat gewoon helemaal niet lukt, 147

vind ik de plusklas echt een hele grote meerwaarde hebben. 148

2: ja zo had ik er ook wel een paar kinderen die er niet aan toekomen, die alleen maar met 149

hun basiswerk bezig zijn en allemaal extra boekjes en uitdagende dingen hebben maar die 150

daar gewoon niet aan toekomen. En daar komen ze wel aan toe in zo’n plusklas. 151