• No results found

Transitohandel: wel of geen wederuitvoer of quasi doorvoer?

In de beperkte literatuur die beschikbaar is over transitohandel, wordt

transitohandel geregeld gelijkgesteld aan wederuitvoer of quasi-doorvoer. In het geval van quasi-doorvoer is dat niet terecht. In het geval van wederuitvoer is dat afhankelijk van de onderliggende databron die gebruikt wordt.

Het CBS publiceert twee soorten cijfers over de internationale goederenhandel. Ten eerste beschikt het CBS over de bronstatistiek internationale handel in goederen (IHG). Daarnaast wordt op basis van deze bronstatistieken de

internationale handel opgenomen in de nationale rekeningen (NR). De cijfers die zijn opgenomen in de bronstatistieken en de nationale rekeningen verschillen van karakter. De bronstatistieken zijn gebaseerd op het principe van grens- overschrijding, volgens de Europese verordening van Eurostat. In deze

benadering staat het transport, de goederenstroom en de fysieke aanwezigheid van producten centraal. Bij NR staat het economisch eigendomscriterium centraal, ongeacht of de goederen de Nederlandse landsgrenzen passeren. Dit is een meer financiële of economische benadering die niet zozeer de goederenstroom centraal stelt maar de geldstroom, en de winst en de gecreëerde toegevoegde waarde (voor meer informatie zie CBS, 2015).

Wederuitvoer

Wederuitvoer betreft de invoer van goederen van buitenlandse makelij die na aankomst in Nederland uitgevoerd worden naar het buitenland. De goederen zijn tijdens het verblijf in Nederland (tijdelijk) eigendom van een bedrijf gevestigd in Nederland. Wederuitvoer en uitvoer van Nederlandse makelij vormen samen de totale Nederlandse uitvoercijfers. Een voorbeeld: een groothandel in Nederland koopt goederen in de Verenigde Staten, slaat ze op in het eigen magazijn, en verkoopt ze vervolgens door aan een afnemer in Duitsland (Roos, 2006). Bij zowel transitohandel als wederuitvoer komen de goederen (tijdelijk) in Nederlandse handen. Het cruciale verschil met transitohandel is dat de wederuitvoergoederen wél Nederlands grondgebied betreden. Volgens de

benadering van de bronstatistieken is er dan ook sprake van een onderscheid tussen transitohandel en wederuitvoer. Volgens de benadering van NR is het al dan niet passeren van de Nederlandse grens van goederen geen maatstaaf en is transitohandel een onderdeel van wederuitvoer. Bij NR staat namelijk het economisch eigendomscriterium centraal.

Quasi-doorvoer

Dit betreffen goederen die Nederland binnenkomen en in (vrijwel) onbewerkte staat weer Nederland uitgaan. Een Nederlands ingezetene wordt op geen enkel moment eigenaar van de goederen. Dit eigendomscriterium is een wezenlijk kenmerk van de quasi-doorvoerstroom. Ook hier is het cruciale verschil met transitohandel dat de doorgevoerde goederen op enig moment Nederland bereiken. Daarnaast moet er nog één van de volgende administratieve handelingen gebeuren in Nederland, wil er sprake zijn van quasi-doorvoer: — De goederen van buiten de EU worden bij aankomst in Nederland vrijgemaakt; — De goederen verlaten Nederland en de EU en er wordt door de douane een

uitvoerdocument opgemaakt;

— De internationale goederen worden in Nederland voor minimaal één dag opgeslagen. Hierdoor wordt de eigenaar btw-plichtig en moet hij zich laten registreren voor de btw.

Deze stroom wordt veelal gewoon ‘doorvoer’ genoemd. Dit is eigenlijk onjuist vanwege het feit dat er in Nederland administratieve handelingen gebeuren. Daarom is het beter om te spreken van ‘quasi’-doorvoer. De administratieve handelingen maken het mogelijk deze stroom te registreren (Roos, 2006). Er is sprake van quasi-doorvoer wanneer een buitenlandse multinational met productievestigingen in Azië goederen distribueert via Nederland. Daartoe heeft het bedrijf met een Nederlandse logistieke dienstverlener een contract gesloten. De Aziatische goederen – met als eindbestemming Duitsland – worden in

Nederland ingeklaard. De goederen blijven echter eigendom van het

hoofdkantoor van de multinational, dat zich buiten Nederland bevindt. Als de goederen nu doorgeleverd worden naar Duitsland, gaat het om een vorm van quasi-doorvoer.

Omdat goederen bij quasi-doorvoer niet in Nederlands eigendom komen, vormt deze handelsstroom geen onderdeel van de Nederlandse handelsstatistieken; niet bij de bronstatistieken en niet bij de cijfers op basis van NR. Deze vorm van handel wordt bij CBS-onderzoeken doorgaans niet meegenomen. Bij de Europese cijfers (Eurostat) over de Nederlandse handel is de quasi-doorvoer wél

7.3

Omvang export transitogoederen

In 2017 verkochten groothandelaren in Nederland naar schatting ter waarde van 91 miljard euro goederen aan buitenlandse handelspartners onder het mom van transitohandel. Dat wil zeggen, deze goederen kocht men eerder elders in het buitenland en vervolgens verkocht men deze goederen direct weer door aan een andere buitenlandse partij, zonder enige tussentijdse bewerking. Daarbij passeerden de goederen op geen enkel moment de Nederlandse grens.

44,6 % 44,6 % 44,6 % 27,2 % 27,2 % 27,2 % 9,8 % 9,8 % 9,8 % 7,6 % 7,6 % 7,6 % 5,4 % 5,4 % 5,4 % 2,2 % 2,2 % 2,2 % 2,2 % 2,2 % 2,2 % 1,1 % 1,1 % 1,1 %

Overige gespec. groothandel Groothandel Non-food Groothandel Food Groothandel Agro Groothandel ICT Groothandel Machines

Niet-gespec. groothandel Handelsbemiddeling

Figuur 7.3.1 laat zien dat de export van de transitohandel niet evenredig binnen de verschillende branches van de groothandel is verdeeld. In tegenstelling tot wat men wellicht zou verwachten, exporteren bedrijven actief in de handelsbemiddeling weinig goederen die geclassificeerd kunnen worden als transitohandel. Slechts 1 procent van de totale export van transitogoederen door groothandelaren komt op

conto van bedrijven die zich voornamelijk bezighouden met handelsbemiddeling. De reden hiervoor is dat handelsbemiddelaars geen economisch eigenaar worden van de goederen, waardoor deze vorm van handel niet als transitohandel wordt gekenmerkt.

Het overgrote deel van de exportwaarde van transitogoederen komt voor rekening van de zogenaamde ‘overige gespecialiseerde groothandel’ en van de groothandel in consumentenartikelen, oftewel de ‘non-food’. Deze twee branches binnen de groothandel exporteerden in 2017 naar schatting ter waarde van respectievelijk 41 en 25 miljard euro aan transitogoederen. Samen zijn zij dus goed voor bijna driekwart van de totale exportwaarde van transitogoederen van de gehele bedrijfstak. Met name groothandelaren in olie, chemische producten en sportartikelen zijn actief op de transitomarkt.

72% vormt het aandeel van de

non-food en overige gespecialiseerde