• No results found

non-food en overige gespecialiseerde groothandel in de totale exportwaarde

van transitogoederen van de bedrijfstak

Aa

7.4

Exportintensiteit van

transitogoederen

Naast de omvang van de exportwaarde van transitogoederen van elke branche binnen de groothandel te tonen, is het ook mogelijk om het belang hiervan te duiden per branche. De overige gespecialiseerde groothandel en de groothandel in consumentenartikelen verkopen weliswaar verreweg de meeste transitogoederen op buitenlandse markten, maar mogelijk vormt dit slechts een klein gedeelte van hun totale omzet.

Om die reden laat figuur 7.4.1 zien wat de exportintensiteit is van transitogoederen voor de verschillende branches binnen de groothandel. De exportwaarde van de transitohandel wordt daarbij afgezet tegen zowel de totale omzet van groot- handelaren als de omzet die gerealiseerd is door uitsluitend

groothandelsactiviteiten. Een groothandelaar kan namelijk ook nevenactiviteiten ontplooien, die geen direct verband houden met die van de groothandel op zich. 7.4.1 Exportintensiteit transitohandel naar groothandel

branche, 2017*

% Export t.o.v. totale omzet Export t.o.v. omzet uit

groothandelsactiviteiten Niet-gespec. groothandel Overige gespec. groothandel Groothandel Non-food Groothandel Totaal Groothandel Agro Handelsbemiddeling Groothandel ICT Groothandel Food Groothandel Machines 0 10 20 30 40 50

Noot: De exportintensiteit is berekend op basis van afgeronde cijfers (in miljarden euro’s) van de exportwaarde en omzet.

Uit figuur 7.4.1 blijkt dat de twee grootste exporteurs van transitogoederen – de overige gespecialiseerde groothandel en de groothandel in consumenten- artikelen – ook relatief afhankelijk zijn van de transitohandel als aandeel van hun omzet. Respectievelijk 32 en 26 procent van de omzet verkregen uit groothandels- activiteiten, is gerealiseerd dankzij het direct doorverkopen van buitenlandse goederen op buitenlandse markten. Verhoudingsgewijs is de niet-gespecialiseerde groothandel, in 2017, het meest afhankelijk van de transitohandel, al zijn de totale bedragen hiermee gemoeid relatief laag. De groothandel in machines, apparaten en andere toebehoren voor industrie en handel kent met een aandeel van circa

5 procent de laagste exportintensiteit van transitogoederen. Qua omzet is de groothandel in z’n geheel voor circa 20 procent afhankelijk van de export van transitogoederen.

7.5

Samenvatting en conclusie

Transitohandel is een relatief onbekend begrip in beleids- en wetenschappelijke kringen. Dat komt mede doordat het geen eenvoudig te meten fenomeen is. Toch is de omvang van de transitohandel niet te verwaarlozen. Groothandelaren in Nederland exporteerden in 2017 naar schatting 91 miljard euro aan

transitogoederen. Deze goederen werden eerst ergens in het buitenland ingekocht en vervolgens doorverkocht elders in het buitenland, zonder enige tussentijdse bewerking. Bovendien passeerden deze goederen nooit de Nederlandse landsgrenzen. De facturering verliep wel via Nederland, omdat het bedrijf in Nederland wel economisch eigenaar is van de goederen.

In 2017 exporteerden de overige gespecialiseerde groothandel en de groothandel in consumentenartikelen driekwart van de exportwaarde van transitogoederen van de gehele bedrijfstak. Naar schatting kwam dat neer op respectievelijk 41 en 25 miljard euro aan transitogoederen. Daarmee was de export van transitogoederen goed voor bijna een derde van de omzet van de overige gespecialiseerde groothandel en circa een kwart van de omzet van de groothandel in consumentenartikelen. In 2017 waren met name de groothandelaren in olie, chemische producten en sportartikelen actief in transitohandel.

In dit hoofdstuk wordt bewust gesproken van schattingen. Transitohandel wordt in de statistische bronnen niet gekenmerkt als kernvariabele, waardoor slechts beperkte controle plaatsvindt op de kwaliteit van de gegevens. De resultaten in dit hoofdstuk geven dan ook een indicatief beeld van de transitohandel. Meer onderzoek is nodig om de kwaliteit van de onderliggende data vast te stellen en waar nodig te verbeteren, zodat in de toekomst in meer detail gepubliceerd kan worden over de transitohandel van bedrijven in Nederland waaronder de marges die transitohandelaren behalen via deze vorm van handel.

7.6

Data en methoden

Om een schatting te maken van de omvang van de transitohandel voor het

Nederlandse bedrijfsleven, en de Nederlandse groothandel in het bijzonder, zijn de Productiestatistieken (PS) van het CBS geraadpleegd. Voor uitgebreide documentatie over de Productiestatistieken, zie CBS (2017b en 2019).

Onderzoekspopulatie

De PS geven een beeld van het financiële reilen en zeilen van een bedrijfstak en omvat het gehele niet-financiële Nederlandse bedrijfsleven – ook wel aangeduid als de non-financial business economy – aangevuld met de landbouwsector, en de gezondheids- en welzijnszorg. Dat komt neer op de volgende bedrijfstakken volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI): A-N, minus K, plus Q en S95. Omdat de

transitohandel alleen uitgevraagd wordt bij de groothandel, bestaat de onderzoekspopulatie in dit hoofdstuk enkel uit bedrijven die actief zijn in de groothandel en handelsbemiddeling (SBI 46). Verreweg de meeste

transitohandelaren zijn actief binnen deze bedrijfstak.

Waarneemmethode

Van bedrijven met minder dan 10 werkzame personen (kleinbedrijf) wordt de informatie verkregen uit registraties van de Belastingdienst of door middel van enquêtering op steekproefbasis. Dit is afhankelijk van de bruikbaarheid van de fiscale informatie en varieert per branche/bedrijfstak. Bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen worden steekproefsgewijs benaderd met een vragenlijst. Bedrijven met 50 of meer werkzame personen ontvangen allemaal een

enquêteformulier. De steekproefomvang varieert sterk per bedrijfstak. Voor alle bedrijfstakken samen worden ongeveer 80 duizend bedrijven benaderd. Dit is circa 10 procent van de totale Nederlandse bedrijvenpopulatie. De op basis van een steekproef ontvangen enquêtegegevens worden opgehoogd naar het totale aantal bedrijven in een branche. Voor bedrijven met minder dan 10 werkzame personen wordt hierbij gebruik gemaakt van hulpinformatie van de Belastingdienst.