• No results found

Hoofdstuk 3: Informatie verkregen uit de interviews

3.1 Transfer pricing

HOOFDSUK 3: INFORMATIE VERKREGEN UIT DE INTERVIEWS

Om de hoofdvraag van deze scriptie te kunnen beantwoorden is een praktijkonderzoek uitgevoerd. De tax presidents van vier multinationals zijn uitgenodigd voor een interview over hun transfer pricing documentatie en hun beleid op het gebied van fiscaal risicomanagement. Daarnaast zijn vragen gesteld over een eventueel tax control framework. Een tax control framework is een systeem van interne beheersing specifiek gericht op de fiscale functie binnen een bedrijf. Een tax control framework maakt deel uit van een business control framework van een bedrijf (Belastingdienst, 2008).

De interviews zijn afgenomen bij vier bedrijven met een verschillende mate van

grensoverschrijdende activiteiten. In verband met de anonimiteit, zullen de bedrijven hierna A, B, C en D worden genoemd. Als aanvulling hierop kan nog worden opgemerkt dat bedrijf B Royal Wessanen is en bedrijf C actief is in de energiesector.

3.1 Transfer pricing

In deze paragraaf zal behandeld worden voor welke activiteiten de vier verschillende bedrijven hun transfer pricing documentatie hebben opgesteld, welke richtlijnen hierbij zijn gebruikt, of er externe adviseurs zijn ingeschakeld en waarvoor, hoe de benodigde informatie is verzameld, hoe de

communicatie tussen de verschillende afdelingen verloopt, hoe wordt bewaakt dat de transfer pricing documentatie te allen tijde overeenkomt met de werkelijkheid, in hoeverre de transfer pricing is afgestemd met belastingautoriteiten, of de transfer pricing documentatie binnen de ondernemingen ook intern wordt gebruikt voor andere dan slechts fiscale doeleinden en wat de bedrijven zien als de belangrijkste risico’s bij transfer pricing.

3.1.1 De activiteiten waarvoor transfer pricing documentatie wordt opgesteld

De vier bedrijven stellen voor verschillende activiteiten transfer pricing documentatie op. De hoeveelheid grensoverschrijdende transacties verschilt per bedrijf.

Bedrijf A heeft grensoverschrijdende transacties met bijna de hele wereld (met uitzondering van Amerika), bedrijf B met voornamelijk Europese landen en Amerika, bedrijf C voornamelijk met Duitsland en België en bedrijf D heeft wereldwijde grensoverschrijdende transacties. Tot nu toe zijn de grensoverschrijdende activiteiten van B beperkt gebleven, omdat zij veel met autonome merken werkt. Voornamelijk tussen Nederland en België vindt grensoverschrijdend goederenverkeer plaats. De activiteiten van B zullen zich in de toekomst steeds meer gaan richten op de handel in Europa; de activiteiten in Amerika zullen afgestoten worden. Bedrijf A is van plan meer buitenlandse markten te betreden. Bedrijf C verwacht dat haar activiteiten binnenkort zullen worden uitgebreid tot meer Europese landen.

32

Bedrijf A heeft transfer pricing documentatie voor de activiteiten van het hoofdhuis, twee

verschillende supply chains en voor een hybride lening tussen Japan en Nederland. In Nederland is er een APA voor het hoofdhuis. Daarnaast werkt A aan het aanvragen van een APA voor drie andere landen (te weten: Zwitserland, België en Oostenrijk).

B heeft documentatie opgesteld voor de management fee en de financieringsstructuur. Voor de management fee die aan Amerika wordt berekend was een bilaterale APA van toepassing tot en met 2010. Er zal geen nieuwe APA worden aangevraagd, in verband met het afstoten van de activiteiten in Amerika. Daarnaast zijn de omstandigheden niet gewijzigd, dus kan volgens B de prijs in stand blijven.

Bedrijf C heeft transfer pricing documentatie opgesteld voor haar grensoverschrijdende activiteiten met België en Duitsland en hanteert hierbij een casuïstische aanpak. Dit houdt in dat wanneer er een grensoverschrijdende transactie plaatsvindt, voor die specifieke transactie documentatie wordt opgesteld. Voor de transfer pricing met België is een ruling ontvangen van de Belgische rulingcommissie. De Nederlandse fiscus heeft deze ruling gevolgd. In Duitsland is geen ruling behaald, omdat verwacht werd dat dit proces lang zou duren. Bovendien stond de situatie Nederland-België vast. Daarom is besloten in Duitsland met behulp van externe adviseurs de documentatie op te stellen en er vervolgens vanuit te gaan dat de belastingautoriteiten de documentatie zullen volgen.

D heeft transfer pricing documentatie opgesteld voor doorbelaste kosten, de activiteiten van het hoofdkantoor en de business transacties (waaronder de verkoop van producten). D geeft aan een ruling te behalen voor de intercompanytransacties wanneer er een risico wordt gezien en het behalen van een ruling mogelijk is (niet elk land geeft belastingplichtigen de mogelijkheid rulings te behalen voor de intercompanytransacties). Het aanvragen van een ruling gebeurt relatief vaak, omdat D voorzichtig wil zijn en belastingrisico’s wil vermijden, omdat de eigen business als risicovol kan worden beschreven.

3.1.2 De gebruikte richtlijnen bij het opstellen van de transfer pricing documentatie

Alle bedrijven geven aan gebruik te maken van de OECD-richtlijnen bij het opstellen van de transfer pricing documentatie, voorzover dit in overeenstemming is met de nationale richtlijnen. D merkt hierbij op dat dat voor haar niet altijd mogelijk is, omdat niet alle landen waarin D actief is, aangesloten zijn bij de OECD. Uitgangspunt is daarom altijd de nationale richtlijn.

Wat opvalt, is dat geen enkel bedrijf het gebruik van de richtlijnen van de EUJTPF noemt, maar bedrijf A en B wel allebei werken met een masterfile. In deze masterfile is bijvoorbeeld informatie vastgelegd met betrekking tot de activiteiten van het hoofdkantoor. Voor bedrijf A geldt deze masterfile voornamelijk voor Europa. Bedrijf B geeft specifiek aan dat wanneer een bepaald land verzoekt om de transfer pricing documentatie, de activiteiten van het desbetreffende land aan de masterfile worden toegevoegd. Bij bedrijf C wordt op dit moment gewerkt aan een masterfile.

33

3.1.3 Het gebruik van externe adviseurs

Alle bedrijven hebben gebruik gemaakt van externe adviseurs. Het meeste worden deze ingezet voor het gebruik van databases waar bedrijven zelf geen toegang tot hebben (bijvoorbeeld de Amadeus database: een database met financiële informatie over zowel publieke als private ondernemingen van 41 Europese landen). Daarnaast worden externe adviseurs ingezet in het buitenland om te beoordelen of de transfer pricing documentatie aan de lokale vereisten aldaar voldoet.

3.1.4 Het verzamelen van de informatie voor de transfer pricing documentatie

De informatie voor de transfer pricing documentatie wordt verzameld door middel van interviews met verschillende personen uit het bedrijf, waaronder de lokale CFO’s, de hoofden van de divisies, general managers, etc. Daarnaast maakt de belastingafdeling gebruik van de kennis die zij reeds over het bedrijf bezit. Alle bedrijven benadrukken het belang van een goede kennis van het bedrijf voor een bedrijfsfiscalist. Ook op informele wijze wordt informatie verzameld over het bedrijf en over de nieuw op te starten activiteiten. C noemt daarnaast nog de jaarrekeningen en financiële rapportages van entiteiten als bron van informatie.

Zowel bedrijf C als D stellen transfer pricing documentatie specifiek per geval op, waarbij de investeringsvoorstellen als grote bron van informatie gelden. D stelt dat pas als alle benodigde

handtekeningen zijn verkregen, een investeringsvoorstel mag worden uitgevoerd. De belastingafdeling moet een dergelijk voorstel ook aftekenen, waardoor zij altijd op de hoogte blijft van nieuwe

activiteiten.

Bij wijzigingen in de activiteiten die van belang zijn voor de transfer pricing documentatie, vernemen de belastingafdelingen dit voornamelijk via hun interne netwerk, een regulier werkoverleg of via investeringsvoorstellen. Bedrijf B maakt gebruik van policies waarin is vastgelegd welke andere personen bij bepaalde transacties dienen te worden ingeschakeld. Hierin is bijvoorbeeld vastgelegd dat bij grensoverschrijdende activiteiten de belastingafdeling moet worden geïnformeerd. Hierbij is ook een ‘onderwijsaspect’ van belang: mensen moeten zich bewust zijn van het feit dat hun acties fiscale consequenties kunnen hebben. Ook D stelt dat alvorens bepaalde transacties kunnen worden

uitgevoerd, verschillende partijen, waaronder de belastingafdeling, het voorstel dienen goed te keuren. Bedrijf D vertelt dat elk business onderdeel haar eigen vaste aanspreekpunt in de

belastingorganisatie heeft. Dit aanspreekpunt is aanwezig bij het overleg van dat businessonderdeel en verzamelt zo veel informatie over eventueel wijzigende activiteiten.

Bedrijf D stelt daarnaast dat elk land een verantwoordelijk tax manager heeft die ervoor dient te zorgen dat de transfer pricing documentatie voldoet aan de lokale wet- en regelgeving en die aan de bel dient te trekken als de transfer pricing documentatie niet op orde is. Daarnaast werken bij bedrijf D

34

transfer pricing specialisten die veel kennis hebben over de actuele transfer pricing documentatie vereisten.

3.1.5 Het afstemmen van transfer pricing kwesties met belastingautoriteiten

A heeft een APA behaald voor het hoofdhuis in Nederland. Daarnaast is A bezig met het behalen van een APA voor drie andere landen.

B heeft een APA met Amerika die geldig was van 2005-2010. Vanwege het afstoten van de activiteiten in Amerika, zal geen nieuwe APA worden behaald. Daarnaast geldt dat de activiteiten niet gewijzigd zijn, waardoor de prijs volgens B in stand kan blijven.

C heeft een ruling ontvangen van de Belgische rulingcommissie voor haar activiteiten in België. Voor de activiteiten in Duitsland is geen ruling behaald, omdat verwacht werd dat dit proces lang zou duren. Ook stond de situatie tussen Nederland en België reeds vast. Voor Duitsland is de transfer pricing documentatie opgesteld met behulp van externe adviseurs. Op basis van deze documentatie wordt ervan uitgegaan dat belastingautoriteiten de documentatie zullen volgen.

D vraagt, indien mogelijk, een ruling aan. Niet alle landen waarin D actief is verstrekken rulings, maar indien dit mogelijk is dekt D graag haar transfer pricing risico’s af met behulp van een ruling, omdat de eigen business risicovol is. Daarnaast probeert D ook zoveel mogelijk in overleg met andere landen de rulings te behalen.

3.1.6 Het gebruik van de transfer pricing documentatie

Alle bedrijven geven aan de transfer pricing documentatie voornamelijk op te stellen in verband met de wettelijke vereisten en om aan belastingautoriteiten de gehanteerde transfer pricing te onderbouwen. Daarnaast wordt de documentatie gebruikt voor het behalen van een ruling.

Intern wordt de transfer pricing documentatie weinig gebruikt. Op het gebied van de boekhouding geldt dat de transfer pricing over het algemeen ook geldt als de commerciële prijs. Slechts in

uitzonderlijke gevallen volgen correcties in de fiscale boekhouding ten aanzien van de gehanteerde commerciële prijzen.

3.1.7 De belangrijkste transfer pricing risico’s

A noemt als belangrijkste transfer pricing risico het risico dat het gehanteerde percentage niet juist wordt bevonden door belastingautoriteiten of als gevolg van de implementatie van de transactional net margin method een verschuiving van functies heeft plaatsgevonden. De onderbouwing van het