• No results found

Interview 1

1: participant Anne O: onderzoeker

O: School X heeft mij gevraagd onderzoek te doen naar hoe er een doorlopende leerlijn kan komen in de weektaken op school X. Daarnaast wil de directie dat leerlingen door het werken met de weektaak eigenaar worden van hun eigen leerproces worden en autonomie

ontwikkelen.

Het eerste doel van dit interview is daarom het duidelijk krijgen van jouw behoeften voor de weektaak. Er zullen eerst wat achtergrond vragen worden gesteld. Daarna worden er vragen gesteld waarin je jouw menig kan delen. Dit zijn open vragen.

Het tweede doel van dit interview is het verkrijgen van inzicht in hoeverre je verwacht dat het werken met de weektaak kan bijdragen aan eigenaarschap en autonomie. Om dit duidelijk te krijgen zijn er vragen opgesteld over hoe eigenaarschap en autonomie volgens literatuur ontwikkeld kunnen worden en tot uiting komen bij kinderen. Deze heb je net ingevuld. Tijdens dit interview krijg je de tijd om aan de hand van vragen jouw antwoorden toe te lichten.

Voor de betrouwbaarheid van het interview zullen er audio opnames gemaakt worden. Ook zal er via Google docs spraak gestuurd typen openstaan zodat het interview gelijk uitgetypt wordt. In het onderzoeksverslag is de naam van de school geanonimiseerd. Ook zal jouw naam worden geanonimiseerd. Alleen ik als onderzoeker heb een sleuteldocument waarin het interview met jouw naam te verbinden is. Achteraf zal ik het transcript van het interview mailen. Dit kun je doorlezen. Als jouw woorden of mening niet zo verwoord zijn als dat je had gehoopt kun je binnen tien dagen reageren en zal dit worden aangepast. Ga je daarmee akkoord?

1: Ja O: Top 1: Tuurlijk

O: Je was bij de presentatie aanwezig hè? Ik weet niet of je je alles nog kan herinneren, maar eh.

1: Ja, jawel

O: Dus eerst wat algemene info. Wat is je geslacht? 1: Ik ben een man.

O: Hoe oud ben je? 1: 29

O: Hoeveel jaar werk je in het onderwijs? 1: Anderhalf jaar

O: Hoeveel jaren ben je werkzaam op school X? 1: Ook anderhalf jaar

O: Oké, ook. Voor welke groep sta je? 1: 5, 4 en 7

O: Nu allemaal, dat zijn er een hoop zeg. 1: Ja

O: En heb je andere functies behalve leerkracht? 1: Nee

O: Oké, en heb je ervaring met het werken met een weektaak op een andere school? Waarschijnlijk vanuit stage dan voor jou.

1: Nee, nee niet echt nee.

O: Oké, even kijken. Dat gaat lekker snel. Hoe ervaar jij het werken met de weektaak? 1: Ik vind het duidelijk. Voor de kinderen is het helder. Wat ze gaan leren die week. Wat ze moeten gaan doen. En ze kunnen eigenlijk zelf zien waar ze zijn gebleven en wat ze nog niet hebben afgemaakt. Ja, ik vind het eigenlijk wel heel erg fijn. En de kinderen dat varieert natuurlijk. De ene gebruikt het echt en kruist dingen aan en de ander, nou ja, die leest het door aan het begin van de week en dan verdwijnt het ergens in de klas.

O: Die gebruiken het dan ook niet echt.

1: Maar ik moet aan toegeven en dat geef ik ook aan in de vragenlijst dat ik te weinig met de weektaak bezig ben en er naar verwijs zeg maar.

O: Dus meer als ze er zelf echt feeling mee hebben dan doen ze het? 1: Klopt.

O: Oké. Wat vind jij nu succesfactoren in de weektaak? Je zei al een beetje dat ze als ze het kleuren dan weten waar ze zijn.

1: De doelen. Duidelijke doelen in kindertaal eigenlijk. Ze moeten weten wat ze moeten doen per niveau van het kind. En welk vak. En wij hebben ook wanneer het dan plaats vindt. Op welke dag.

O: Oh ja, dat is de instructie dan.

1: En verder wat vind ik nog meer belangrijk? Dat ze zelf de ruimte hebben om dingen op te schrijven of eraan toe te voegen. Zoals kunnen werken aan eigen leerdoel. Of dat als ze merken tijdens een les, dat vind ik lastig, dat ze dat ook ergens kunnen opschrijven. O: En doen ze dat ook?

1: Sommige wel. Maar de meeste eigenlijk niet. Die gebruiken het meer als wat ga ik doen en wat moet ik doen, dat is het eigenlijk meer.

O: Wanneer gebruiken ze de weektaak? Wanneer werkt hij het best? Op wat voor momenten? 1: Begin van de week om te kijken wat ze gaan leren. En tijdens het zelfstandig werken. Want op zich als ik een rekenles ga geven dan weten ze van ik vertel wat ze moeten gaan doen en wat ze gaan leren. Dus het is meer begin van de week, zelfstandig werken en werk afmaken.

O: Ja precies. Want als jij een rekenles hebt gegeven dan gaan ze die daarna allemaal maken? Of kunnen ze dan ook iets anders gaan doen?

1: Nee dan gaan ze het wel maken. We gaan er wel naar streven om meerdere instructies achter elkaar te geven en dat ze dan de tijd krijgen, twee of drie uur, om het zelf te maken. Dat is omdat we natuurlijk richting dat Dalton gaan willen we dat meer. Maar ik doe nog steeds een uur, drie kwartier per les en dan door naar de volgende.

O: En als ze dan klaar zijn gaan ze wel iets van de weektaak doen?

1: Ja of een klaaropdracht en die wil ik wel in de weektaak. En dan staat hier welke opdrachten ze kunnen doen buiten de methode om ook. En dat zijn opdrachten die ik zelf klaar leg, of een schriftje die hebben ze allemaal. En daar staat dan wat ze kunnen doen en hoe.

O: En is dat alleen als de hele weektaak af is of ook als rekenen af is na een rekeninstructie? 1: Ja dat ligt er een beetje aan. Als het de eerste les van de dag met rekenen is dan wel. Maar als het de derde les van de dag is, dan zeg ik wel: zorg dat eerst je andere werk af is en pak dan pas een klaar opdracht. Dus dit is eigenlijk een klaar, klaar opdracht.

O: Ja dus als je klaar bent met de gewone weektaak? 1: Ja.

1: Toevallig hebben we heb twee weken geleden aangepast. Want het was een weektaak van elke dag een a4’tje zeg maar.

O: Oh ja, die heb ik hier bij me denk ik. Even kijken. Oh nee die heb ik toch even niet geprint.

1: Dat was maandag t/m vrijdag en dan de klaar opdrachten. En dat werd zo’n boekje. Dus als ze er toch niet op kijken dan is het zonde. En nu omdat we richting dalton gaan hebben we van welke doelen moeten we nog doen deze week. En dan kunnen ze zelf wel zien van dit kan ik wel doen of dat kan ik wel doen? Het is veel overzichtelijker. Dus wat ik eigenlijk wil is dat het wat bondiger is. Geen boekwerk. Ik vind het belangrijk dat er ook ruimte is voor persoonlijke dingen. Dat hebben we hierop ook wel gedaan, maar dat kan nog meer. O: Door de ruimte hieronder?

1: Door de ruimte hieronder. En ik wil bij elk doel nog van ik kan dit wel en dit niet. En op zich kan het ook wel als je ziet hoe groot die kruisjes zijn.

O: Maar alleen als ze dat zelf willen?

1: Daar zijn we nog meer aan het stoeien. En verder, wat je hier ziet: doelen, succescriteria, wat ze per groep en per vak moeten doen. Dan heb je vierkantje, driehoekje of rondje. O: Dus allemaal op eigen niveau.

1: Oh en, nee, nee dat moet je niet willen. Ik dacht dat het misschien nog handig is dat je opschrijft dat ze weten welk niveau ze hebben. Maar als je dat één keer doet na een toets ofzo dan weten ze dat ook wel weer.

O: Dan weten ze zelf waar ze moeten kijken?

1: Klaar opdrachten kan misschien kleiner. Maar dan hou je dit toch. O: Dan blijven het drie blaadjes?

1: Ja en dit is handig om het inzichtelijk te maken omdat ze dit echt kunnen kruizen. En in het ergste geval. Nou ja nu hebben we het natuurlijk met dalton dat je het voor jezelf kan doen. En in theorie kan dit natuurlijk ook in een bord in de klas. Maar nu is het fijn dat ze zelf kunnen kijken.

O: Ja, oké. Even kijken. Ik heb hier ook weektaken mee van andere scholen. Die zien er anders uit dan die van school X natuurlijk. En kijk er eens naar en vertel, wat spreekt je aan? Dit is eerst kleuters. Dit is wel van school X. Dat zijn verschillende kleuren per dag. En dan zien ze hier welke taken ze moeten doen als ze bijvoorbeeld het sterretje zijn en dan plakken ze mageneten op met op welke dag ze dat willen doen.

1: En dat moeten ze dan voor de hele week al bepalen?

O: Ja, maar het zijn dan 1, 2, 3 taken. Dus niet heel veel. Dus nou ja, als je iets ziet wat je goed vindt, zeg het. En denk er maar even over na.

1: Ik denk dat dit voor kleuters wel heel sterk is. Maar het doel staat niet uitgeschreven he? O: Ja volgens mij staat dat hier dan nog bij.

1: Ja ze kunnen het toch niet lezen natuurlijk. O: En ze kunnen het zelf uit een laatje pakken.

1: Ik denk wel dat dit heel goed is voor eigenaarschap omdat ze dan aan het begin van de week al zelf bepalen wat ze gaan doen. En dan buiten die doelen kiezen ze zelf wat ze gaan doen?

O: Ja dan hebben ze gewoon een kiesbord. Maar dat kiezen ze niet vooraf. 1: Ja ik denk dat het wel duidelijk is.

O: Die van groep 3 van de weektaak is dit. Ze doen gewoon de lessen. Maar ze hebben ook elke dag een moment van zelfstandig werken. Aan het begin van de week kleuren ze hier dan met de kleuren van de week wat ze welke dag gaan doen. Ze mogen er twee per dag kiezen en dan moeten ze hier Kleuren als het af is. En dan doen ze achteraf een smiley hoe het ging. 1: Dus dan hier kleuren ze wanneer ze het willen doen?

O: Ja dus maandag willen ze taal doen dus dan kleuren ze dit geel.

1: Oh ja. Ik denk dat het wel handig. Want aan het begin van de week zijn ze echt bezig met wat denken we te doen. Dus dan hebben ze echt die autonomie al en dan zien ze ook of ze het gehaald hebben of niet, en dan kunnen ze ook evalueren. Dus oh ja dat doen ze dan natuurlijk met de smileys. Niet te veel dus dat is helder. Dus ze hebben twee taallessen…

O: Twee reken activiteiten, en dan of twee doe-activiteiten of een creatieve opdracht. 1: Ik denk dat het wel heel duidelijk is. Vooral met die kleuren enz.

O: Ja voor zo jong ook he.

1: Ja ik weet niet hoe ze werken met doelen in groep 3. Want je kan niet zien aan welk doel je werkt. Want ik groep 3 zou dat moeten kunnen. Met iets van geschreven doelen of

pictogrammen. Ja als ze alleen dit hebben dan weten ze niet wat het doel is geweest. Stel ze gaan dit aan het eind van de week met een ouder bespreken, van wat heb je gedaan. Ja, dan weet je niet wat.

O: Ja precies oké duidelijk, ik zoek er een van een andere school. Want de rest lijkt best op die van jou. (1) Deze is van een andere school voor groep 3 tot en met 8 allemaal dezelfde. Ze beschrijven hier de les en het doel erachter. En dan op welke dag wil ik het doen. Op welke dag heb ik het gedaan en dan een smiley.

1: Dus dit lijkt een beetje op het idee van groep 3.

O: Ja eigenlijk wel. Dus de vraag is weer wat spreekt je aan?

1: Ik denk dat het duidelijk is. En dat je ook ruimte hebt voor de doelen. Want hier staan de doelen erbij he. En het is overzichtelijk omdat ze zien of ze het gedaan hebben, wanneer ze het gedaan hebben of het afgekomen is en de evaluatie. Maar hier kunnen ze weinig, vooral oudere kinderen hebben weinig ruimte om te schrijven wat ging er niet goed. Of waarom niet. Dat ze geen ruimte hebben om te schrijven daarvoor. Wel hier dan keuzewerk dus dat is ook handig. Ik denk dat het ook wel heel overzichtelijk is, maar het is net maar wat de kinderen gewend zijn,

O: Ja tuurlijk, het is weer een andere vorm. Daarom laat ik er meerdere zien. 1: Dit spreekt me ook wel aan. De regels.

O: Dat je die erop zet.

1: Aan het begin van het jaar het je natuurlijk de vorming nog. Dus dat kan je de regels er misschien groter nog opzetten. Van joh, hoe hebben we hieraan gewerkt.

O: Waarom zou je dat op een weektaak fijn vinden?

1: Ja, uiteindelijk moeten ze die weektaak toch elke dag gaan gebruiken en dat die regel dan toch direct of indirect wordt meegenomen. En je kan het ook bespreken met ze van joh, ik merk dat je heel vaak aan het praten bent als ik uitleg aan het geven ben. Kijk er nog eens naar. En misschien dat je dat dan ook weer als een soort doel eh kan opstellen.

O: Vooral dat ze het nog een keer en duidelijker zien?

1: Ja, en vooral ook meer een groepsdoel. Dat je die erop zet. Van joh, het is me opgevallen dat ze dit afgelopen week lastig vonden dus dan zet ik dat er even op. Want dat is natuurlijk ook een doel. En dat is dan niet lesinhoudelijk, maar toch.

O: Oké, duidelijk. Ik heb er nog 3. (2) Maar ik zal je even deze laten zien, want die is echt van een daltonschool. Ik zal hem even uitleggen want er staat nu niks ingevuld. Ze hebben het weekrooster. Ze weten wanneer werken we waaraan. Dus ze hebben de instructies en alle lege vakjes zijn zelfstandig werken. Dan krijgen ze elke keer: wanneer krijg ik de instructie, welke les, wat is de opdracht, wat is het doel. Dat doen zij met nummers omdat ze een iPadschool zijn dus dan zie je gelijk online hoe ver je bent met het doel. Dan of ze het af hebben en dan hier of ze het samen of alleen moeten maken en hier vullen ze in ik snap het nog niet. En dat is hetzelfde voor 4 tot en met 8.

1: Ja ik vind het wel veel en erg druk. Maar ja als ze hier weer mee starten in groep 4 of groep 3 dan leren ze daar natuurlijk ook mee werken. Ik vind het wel fijn dat de

verwachtingen duidelijk zijn. Dus van joh, dit gaan we doen, er is instructie of niet en dit leren ze. En ook weer van is het of ja of nee. Dus dat is wel duidelijk. Dus voor je

eigenaarschap is het ook wel heel sterk. Ja ik weet niet. Ik doe dat rooster natuurlijk elke dag op het bord. Maar hierbij kunnen ze natuurlijk wel gelijk aan het begin van de week direct hier zien. Ja dat is natuurlijk wel handig. Ja dat is het een beetje.

O: Ja duidelijk toch. 1: En overig is dan?

O: Ja volgens mij iemand is jarig of we gaan een uitje doen. Wat niet echt duidelijk in het programma past of meer ongeplande dingen.

1: Ik denk wel dat mijn kinderen als ik dit nu zou geven het wel heftig zouden vinden. Ja misschien is het ingevuld als weer anders.

O: Ja maar het blijft dan wel die hele planning.

1: Maar als ze dit kunnen. Het is wel voor studievaardigheden en werken met kolommen en dat is natuurlijk wel goed voor ze.

O: Zou jij dan zeggen dit kan in de bovenbouw wel en in de onderbouw niet? Of zou je zeggen begin in groep 3, 4 en werk dan door daarmee?

1: Ik denk dat het voor groep 3 wel lastig is omdat het zoveel tekst is. Dan zou je het met icoontjes moeten doen. Of kleuren van de dagen. Maar groep 4. Em ja ik sta nu anderhalf jaar voor groep 5 en die zouden dit wel kunnen denk ik. Alleen ja, groep 4. Daar heb ik niet echt zicht op. Daar begin ik deze week pas.

O: Geen probleem dan hebben we dat gezien.

O: En hm wil ook nog eventjes op je vragenlijst ingaan natuurlijk. Ik ga kijken waar je extremen hebt ingevuld en dan gaan we daaropin. Dat is het meest interessant denk ik. Laten we beginnen bij vraag 11: In hoeverre verwacht je dat het werken met een weektaak bijdraagt aan eigenaarschap? Nou jij zegt veel. Waarom denk je dat?

1: Vanaf het begin van de week zien ze wat ze gaan doen en waar ze aan toe zijn. Ze kunnen meteen denken van dat ga ik dan doen, dat ga ik zo doen, dat ga ik doen als ik klaar ben. Dus ze kunnen eigenlijk gelijk alles uitstippelen. En ik denk zeker dat als je zoals ik nog minder doe, dat als je de instructies achter elkaar geeft en ze dan zelf laat werken, dat ze dan altijd terug kunnen vallen op zo’n weektaak. En daarom denk ik dat het heel handig is en daarom vind ik het heel belangrijk dat ze zelf ook ruimte in de weektaak hebben zodat ze er zelf op kunnen reflecteren ook. En het ligt er ook heel erg per kind aan. Kijk ik vind het heel fijn om dingen op papier te hebben en sommige kinderen hebben het in hun hoofd en kunnen het ook. Maar ik denk dat ze altijd terug kunnen vallen op zoiets.

O: Je hebt bij twee dingen gezegd dat het enigszins is, 8: In hoeverre draagt de weektaak eraan bij dat leerlingen feedback leren geven op hun eigen werk? Dat denk jij niet zo. 1: Ik had heb meer ingestoken van wat ik nu in mijn klas doe eigenlijk.

O: Ja, dat is prima.

1: Ik denk dat het heel belangrijk is. Dat je ook met een kind gaat zitten en gaat kijken naar de weektaak en dat doe ik zelf te weinig.

O: En zou dat kunnen verbeterd worden op het format van de weektaak zelf? Of is dat echt leerkrachtafhankelijk?

1: Ja echt leerkrachtafhankelijk. Of dat je in de weektaak opneemt van dan gaan wij even zitten. Of met een groepje kinderen van kijk eens naar de weektaak van hoe is het gegaan en