• No results found

touwwinkel, grote kluwens, dik als een mannenarm, als een python, als die slang om Laocoon en z'n jongens

Ik heb een aversie tegen touw, maar die slager Verdoorn moet wel een goeie afnemer

zijn, hi hi. Op de dijk een touwslagerij, weet je wat, ik loop de ringmuur om. Kleine

schaduw, wandel maar mee, wandel maar mee met oom Visseg. Schepen, hemden,

tien hemden; tien hemden zullen nu wel langzamerhand gejongd hebben, zo vaak

denk ik er aan. Hemdshemden, Kindskinderen. Die Ouwe Elske d'r kind vermoord,

zei Ben, zeker in de plee gedonderd, fooitje voor Jansonius, o, maar daar vechten ze

om op 't asland, om dooie kinderen. 't Is anders wat om zo maar ineens door je eigen

moeder... Stank soms tot in de Hamerstraat, met zeewind, 't ligt onder de dijk...

Zeeburg. Ziedaar! Waardig toneel van m'n aanstaande triomfen, alsjeblieft. Dat

verhaal laatst over die afspraak met Marie, toen ik 'r liet opwachten door een gebrekkig

jongetje met een geit, viel tenminste in goede aarde. Vergunning. O, dag juffrouw

Piebema. Hoed afnemen? Och ja, vooruit, ben in 'n goeie stemming, Piebema

suikerziekte, vijf po's per dag, beweert dat Touraine 'm verwaarloost. Nou ja. Waar

was ik gebleven? Laat ons veronderstellen: bij de Gelderse Vallei Bode. Nu komt 't

er op aan, de zaak op 'n elegante, geestige wijze verder te ontwikkelen. Weinig boten

in 't dok. Rrrr. Lossen. Laag water: stenen bloot daar bij 't Noorderke. O jo o, o jo,

o jo o, o jo, vindt in de zee zijn element, o jo o, o jo. Dus plaatste ik een advertentie

in de

G

.

V

.

B

. waar we zeker over de honderd brieven op kregen uit alle streken van

Gelderland pensions optrekjes landgoederen villa's met sanitaire

W

.

C

.'s kleine

kasteeltjes, en zo meer, dat is de juiste toon, dan hebben ze natuurlijk al lang door,

dat 't een mystificatie geweest is. Dan zeggen, dat ik die advertentie toch maar níet

plaatste, en zelf alle brieven schreef en die door boekhandelaars op liet sturen? Ja,

dat is 't beste. Dan de keus, die op een lieve villa in Brummen viel. En dan dadelijk

over Marie, die de hele dag maar bezig was met verstellen en vermaken van

zomerkleren... Juist, en verder loopt 't van een leien dakje. Tyfus uitgebroken, kunnen

u niet ontvangen. De rol van Lehmans nog even repeteren, als ik van Eveking af...

Niet-meer-aan-denken!! In ieder geval ben ik er nu te lui voor. Zee. Twee eilanden

maar, nevelig aan de kim, wat zeilen, een rookpluim, een beetje schuimslag op de

Noorderdijk, en verder blauw-blauw, dubbel blauw. Heerlijke rust, heerlijke wind.

Golfjes achter golfjes, onbenullig streepje strand. Zon op m'n rug,

hoed af, sigaar? Nee, die half rotte stank is zo lekker, een gevaarlijke, half tragische

stank, zilt, fris, en toch rot, van mosselen, of dooie krabben, of zeewier, zilt waait 't

naar me toe, nu weggaan, ver over zee, naar Engeland, dat van hier zo vreemd lijkt,

Noorwegen zo steil, Spanje zo duister rood... En kom je aan: 't eerste wat je ziet zijn

havenhoeren en leeglopers zoals die ene kerel hier met dat magere, steenrode gezicht,

die ze De Nijverheid noemen en die op alle brugleuningen tegelijk hangt en de dames

vuile woorden achternaschreeuwt, ‘bedengel’, of zo. Daar rechts achter me, in de

diepte, over dat water, daar begint de Bargebuurt, je kan er zo opstappen, rooie daken

smeulend in de zon. Daar begint ongeveer fair vrouw Kooistra: best te zeggen van

een dik wijf, ik liep laatst op de Ringmuur, lui, jullie weet wel, daar waar die vrouw

van Lange Rinse ongeveer begint, - en dan een gebaar om haar omvang aan te duiden.

Maar 't zou hier 't paradijs kunnen zijn, zo eenzaam. Op de pier enkel een paar kerels,

heel klein. Geen scharrenstank: westenwind. Dat wapperen. Als ik eens naar beneden

ging. Ja, doen. Been over muurtje, dadelijk al in 't bruin gedroogde zeewier, ritselend

om de voeten. Voorzichtig met die kantige stenen. Oude schoen. Gruis. Platte rode

keilstenen. Kan straks gaan zitten: niets doen, peinzen, nirvana. Ruisen hoor je, zacht,

ijl, kinkhoren vol gebotteld geluid. Lager. Niet uitglijden, schrap, zig zag, eerste

vochtige steen, zeewier vochtig groen, lange biezen, kolfjes als kikkerbuikjes, vroeger

wel kikkers gevangen om ze op te blazen... Hoe was die mop die ik vanmorgen op

de

W

.

C

. bedacht? Weet 't niet meer, weet 't niet meer... Hoe vlug gaat de tijd: dat

vanmorgen Bastiaanse bij me was, good Pompey, 't lijkt zo lang geleden; dat ik

vanmiddag naar de commissaris moet, 't lijkt me zo onwezenlijk... Zee... Hier leef

ik pas. Vindt in de zee zijn element. Altijd alleen zijn. Jong en alleen. Zee en alleen;

oog in oog er mee, blauw overal, op en neer, als ademhalen. Geen branding: intiemer,

- en grootser tegelijk. Klein behuisde zee, maar méer zee dan wat daar buiten de

zeegaten bruist. Waarom? Omdat 't afgesloten is door bazalt en drie eilanden, omdat

men er niet meer uit vandaan kan, omdat de tegenstelling met de uitgestorven straten

en stegen van Lahringen meer huivering wekt dan met duinen, fjorden, falaises. Zo

voel ik 't. Laat me ook maar eens wat voelen, ik zal 't nooit weer doen. Zo. Droge

steen uitzoeken, sit down and begin to crack. Ai, krakende

botten, verduiveld. Oom Visseg voor de wijde waterplas: thóu art nature's punchinello,

full of fun as Puck could be, Harlequin might learn of thee. Kleine schelpen daar op

't zand, steken er even boven uit. Reus er in begraven: nagels. Opzijlopende krab,

bultig, gruwelijk symmetrisch, schiet schichtig weg onder 't zeewier, zoekt, graaft

naar de reus om 'm met zijn scharen de nagels te knippen. Of: een kolonel onder 't

zand imposant in 'n half rotte dodemanskist, waarin de krab zoekt, zoekt, zoekt, om

hem de ogen uit te knijpen, gruwelijk, want de ogen komen bovendrijven, worden

oesters, spieden stinkend, knippen lillend, visogen, dreigend rood. Was oom Richard

maar altijd dood geweest... Gek: een-man-die-altijd-dood-is-geweest... Nou, een

marmeren beeld bijvoorbeeld, Laocoon met de slangen en de twee nakende jongetjes:

ook aan zee. Waar zouden Bob en Louis zitten? Ook aan zee. Daar, die afgekapte

Fingalshöhle van lage bazaltblokken: als 't stormt breekt daar 't water op, de reus

woelt, Fingal zelf, Richard Theodoor Fingal Laocoon thoe Water, hoger en hoger

aan 't woelen, dreigend en schuw, hij komt, hij vloekt, hij spuwt bier: een vlerk wit

schuim op de sidderende dijk, hij ranselt met slangen, hij beuk met bazalt, steigerend

verlaat hij zijn graf, daalt weer met 't schuimnet, slaapt dan weer in, met gebroken

marmeren ogen als witte schelpen zoetjes onder de zee. Naast m'n schoen 'n open

mossellijk, verkwijnende pest in de zon, schaal in schilfers, allemaal zee, 't hoort bij

de zee. Allemaal: van mij. Geen eieren te vinden, van meeuwen, futen, aalscholvers,

slangen, papegaaien, apen? In the very ark, no doubt, you went frolicking about,

never keeping in your mind, drowned monkeys left behind, wadden: komt van waden,

plas plas, maar verzuipen kan je er ook in, zou tenminste niet graag van de partij

geweest zijn, toen Benjamins met Holleman en Brouwer naar 't Griend gingen om

eieren te zoeken. Tot op 2 km er van af met 't bootje van Meermans, toen roeibootje,

en toen: stapt u maar uit, heren, hier is 't! Plas plas door de zee met opgeslagen

broekspijpen, schoenen om hun hals, een half uur lang, en op 't Griend gekomen,

konden ze met hun natte broeken voor goed geld eieren kopen bij eentje van de

eilanden, die was hun voor geweest, een zakvol. Merkwaardige zandplaat, imposant.

Steen wat hard, beetje verschuivend, hard, geribbeld als een fakirbedstee, fair vrouw

Kooistra, our nuptial hour draws on, Macbeth does

der sleep! Sleep no more, Visser does murder sleep met een wekker, die nu bij Stolle

tikt, 2 km hier vandaan, tegelijk met mijn hart. Slaap heb ik. Zonnewarmte: helemaal

boven in de hemel, - en toch tussen m'n schouderbladen te voelen. Wie geeft... En:

de kust die zich daar ombuigt, 't leiblauw bazalt dat daar geel wordt, zwavelgeel,

vuilrood, bruin, mauve, harlequin might learn of thee, - en toch hier te zien is, Dus,

als je 't goed nagaat, ben ik tegelijk dáar en híer. Welke filosoof geeft daar nu eens

een verklaring van? Wat helpt het, of je al beweert: wil is voorstelling, of stof is

geest, - laten ze eerst hier eens op de dijk rondkijken, verduiveld! De gekste...

identificaties, heet dat geloof ik, heb je hier. 't Bestaan zelf is trouwens nog 't

allergekste. Dat er iets bestaat. Dat er iets is. Dat 't niet verdwijnt. Misschien omdat

't allemaal aan elkaar vastzit: niemand durft weggaan om de anderen, net als op een

visite. Daar is hier, onder is boven, alles 't zelfde, oog is bazalt, zand is reus, popo

is zee, Lahringen is Stavoren, vrouwtje stortte 't koren, stad stort in, verdwijnt onder

de zee, verandert er wat? In genen dele! Alles gaat z'n gang onder de zee, even

prutserig en klef en kleinsteeds onder de zee, terwijl de klokken laag en overredend

door 't water dreunen,

R

.

K

. en

P

.

G

. en

B

.

Z

.

K

. en

G

.

V

.

D

., de bruinvissen verschrikkend,

en de goudvissen en de zilveren oorijzervissen, en de houtvissen, de kolenvissen, de

gerookte visvissen, allemaal schichtig als de weerlicht wegglippend als

namaakparelmoer uit de winkel van Poort te midden van draaikolken vol wulpse