• No results found

toetsingskaders voor grond en baggerspecie

In document Handreiking Besluit bodemkwaliteit (pagina 50-52)

De normstelling voor het toepassen van grond en baggerspecie en het

verspreiden van baggerspecie is met het Besluit vernieuwd. De nieuwe

normstelling sluit beter aan op de relatie tussen het gebruik en de

kwaliteit van de (water)bodem en op de risico’s die een toepassing met

zich mee kan brengen. Ook kunnen lokale normen worden vastgesteld,

zodat beter rekening kan worden gehouden met de lokale situatie.

Hierbij mag men nuchter omgaan met risico’s, maar mens en milieu

moeten wel voldoende worden beschermd.

5.1 Achtergronden bij de normstelling

Het Besluit maakt onderscheid tussen verschillende toepas- singsmogelijkheden met bijbehorende toetsingskaders. Deze zijn weergegeven in fi guur 5.1. Voorafgaand aan de uitleg over de toetsingskaders, is het handig om kennis te nemen van enkele achtergronden bij de normstelling. Meer informa- tie over de normstelling vindt u in de Nota van Toelichting bij het Besluit en de Bodem+ brochure “Ken uw (water)bodem- kwaliteit”. Hierin wordt onder andere dieper ingegaan op de gemaakte keuzes en criteria voor de risicobeoordeling, zoals de mate van contact met de bodem en bescherming voor doorvergiftiging.

Figuur 5.1 Overzicht van de verschillende toetsingskaders voor grond en baggerspecie

TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN VOOR GROND EN BAGGERSPECIE

TOEPASSEN GROND EN BAGGERSPECIE VERSPREIDEN BAGGERSPECIE

Op de landbodem

In oppervlaktewater In oppervlaktewater In grootschalige toepassing Over aangrenzend perceel

5.1.1 Normen en risico’s

De normstelling in het Besluit is gebaseerd op een risico- benadering. In situaties met een gering risico gelden daarom beperkte regels en minder strenge normen, terwijl in situaties met meer risico’s meer regels en strengere normen gelden. Uitgangspunt in de normstelling is een directe relatie tussen de (chemische) kwaliteit en het gebruik van de bodem. De bodem moet geschikt blijven voor de functie die erop wordt uitgeoefend. In de normstelling zijn de volgende typen risico’s meegenomen:

– de kans op een eff ect op de gezondheid van mensen; – de kans op een eff ect op ecosystemen, zoals eff ecten

op planten en dieren en verstoring van natuurlijke processen in de bodem;

– de kans op verspreiding van verontreinigingen via het grondwater;

– de kans op eff ecten op de landbouwproductie, zoals eff ecten op de opbrengst, de gezondheid van vee en de overschrijding van Warenwetnormen of normen voor veevoer.

5.1.2 De ‘altijd-‘ en ‘nooit-grens’

In de normstelling is gekozen voor een ‘altijd-’ en een ‘nooit- grens’. De ‘altijd-grens’ bestaat uit de Achtergrondwaarden. Deze zijn vastgesteld op basis van de gehalten aan stoff en zoals die voorkomen in de bodem van natuur- en landbouw- gronden in Nederland die niet zijn belast door lokale veront- reinigingsbronnen. Partijen grond en baggerspecie die voldoen aan de Achtergrondwaarden zijn altijd vrij toepas- baar (voor wat betreft de chemische kwaliteit). Het Besluit stelt hieraan geen aanvullende toepassingsvoorwaarden, zoals het vaststellen van de kwaliteit van de ontvangende (water)bodem.

De ‘nooit-grens’ wordt bepaald met behulp van het Sanerings- criterium. Dit is geen vaste norm, maar een methodiek om te bepalen of sprake is van een onaanvaardbaar risico en of met spoed moet worden gesaneerd (op grond van de Wet bodem- bescherming). Grond en baggerspecie boven de grens van het onaanvaardbaar risico mogen nooit worden toegepast.

5.1.3 Maximale Waarden

Tussen de ‘altijd-’ en ‘nooit-grens’ liggen de Maximale Waar- den. Deze waarden geven de bovengrens aan van de kwaliteit die nodig is om de bodem blijvend geschikt te houden voor de functie die de bodem heeft. In het generieke kader zijn voor landbodems Generieke Maximale Waarden vastgesteld als grenzen voor de kwaliteit die hoort bij de functie van de bodem. In het gebiedsspecifi eke kader kan de lokale (water)- bodembeheerder per deelgebied en per stof zelf Lokale Maximale Waarden kiezen (tussen de ‘altijd-‘ en ‘nooit-grens’), waarbij rekening wordt gehouden met de specifi eke ver - ontreinigingsituatie en het daadwerkelijke gebruik van de bodem. Zo kan het gewenste beschermingsniveau nader worden gespecifi ceerd en kan worden gestuurd in de toe - passingsmogelijkheden voor grond en baggerspecie.

5.2 Generiek toetsingskader voor toepassingen op of in de bodem

Het generieke kader is van toepassing op elk gebied waarvoor geen gebiedsspecifi ek beleid is vastgesteld. Uitgangspunt van het generieke kader voor landbodems is dat de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie moet aansluiten bij de functie die de bodem heeft. Ook mag de actuele kwaliteit van de ontvangende bodem niet verslechteren.

Generiek of gebiedsspecifi ek beleid mogelijk

Alleen generiek beleid mogelijk

BODEMFUNCTIES GEBIEDSSPECIFIEK BELEID

BODEMFUNCTIEKLASSEN GENERIEK BELEID 1. Wonen met tuin

2. Plaatsen waar kinderen spelen

3. Groen met natuurwaarden

Wonen

4. Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie

Industrie

5. Moestuinen en volkstuinen

6. Natuur

7. Landbouw

(Kwaliteit toe te passen grond en baggerspecie moet voldoen aan de Achtergrondwaarden)

Figuur 5.2 Bodemfuncties en bodemfunctieklassen

Maarten Noordhuis van gemeente Haarlem: “Meer ruggesteun van de regelgeving”

“Het Besluit bodemkwaliteit biedt veel kansen om voor grond en bagger goed beleid te maken voor de stedelijke omgeving. Voorheen zadelde 50% van het bodemonderzoek in de binnen- stad ons op met ernstige verontreinigingen met lood en zink. Het kostte ons iedere keer veel moeite om uit te leggen dat je daar tóch op kunt wonen. Inhoudelijk blijft het verhaal hetzelfde, maar als we het met de Risicotoolbox één keer goed hebben onderbouwd, krijgen we meer ruggesteun van de regelgeving.”

“Met het Besluit spreken we niet meer over ‘licht veront- reinigde grond’, maar over ‘geschikt voor de functie wonen’. Dat is een vooruitgang. Maar tegelijkertijd heb ik zorgen over de referentie wonen. Er kan een grote bulk grond ontstaan, die niet aan die strengere norm voldoet. Omdat ik die grond ook niet kwijt kan op Haarlemse industrieterreinen, dat zijn schone uitleggebieden, kom ik bij een grondbank terecht. En als die een afzetprobleem krijgt, gooit hij de prijs omhoog. Laten we hopen dat dat niet gebeurt. Het combineren van bodemkwaliteitseisen aan functies is in mijn ogen in ieder geval de goede weg.”

5A

In document Handreiking Besluit bodemkwaliteit (pagina 50-52)